ECLI:NL:OGEAC:2018:192

Gerecht in eerste aanleg van Curaçao

Datum uitspraak
16 mei 2018
Publicatiedatum
30 juli 2018
Zaaknummer
500.00607/17
Instantie
Gerecht in eerste aanleg van Curaçao
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Ontvoering, afpersing en diefstal met geweld in Curaçao

In deze strafzaak, behandeld door het Gerecht in eerste aanleg van Curaçao, stond de verdachte terecht voor meerdere ernstige misdrijven, waaronder ontvoering, afpersing en diefstal met geweld. De zaak kwam voor de rechter op 16 mei 2018, na een openbare terechtzitting op 25 april 2018. De verdachte, geboren in 1990 en thans gedetineerd, werd bijgestaan door zijn raadsvrouw, mr. A. Sulvaran. De officier van justitie, mr. R.A. Koert, eiste een gevangenisstraf van zes jaar, terwijl de verdediging vrijspraak bepleitte voor de tenlastegelegde feiten.

De tenlastelegging omvatte onder andere de opzettelijke vrijheidsberoving van een 76-jarige man op 1 december 2017, waarbij de verdachte samen met medeverdachten het slachtoffer tegen zijn wil in een auto trok. Daarnaast werd de verdachte beschuldigd van diefstal met geweld en afpersing, waarbij hij meerdere keren geld eiste van de eigenaar van een minimarket, onder dreiging van geweld. De rechter oordeelde dat er onvoldoende bewijs was voor de diefstal met geweld, maar achtte de ontvoering en afpersing wel bewezen.

Het Gerecht oordeelde dat de verdachte zich schuldig had gemaakt aan het medeplegen van opzettelijke vrijheidsberoving, afpersing en diefstal, en legde een gevangenisstraf van vier jaar op. Tevens werd de verdachte veroordeeld tot schadevergoeding aan de benadeelde partij, die schade had geleden door de bewezen verklaarde feiten. De uitspraak benadrukte de ernst van de gepleegde feiten en de impact op de slachtoffers, waarbij de verdachte's eerdere veroordelingen voor geweldsdelicten in aanmerking werden genomen.

Uitspraak

Parketnummer: 500.00607/17
Uitspraak: 16 mei 2018 Tegenspraak
Vonnis van dit Gerecht
in de strafzaak tegen de verdachte:
[VERDACHTE],
geboren op [geboortedatum] 1990 in [geboorteplaats],
wonende in [woonplaats], [adres],
thans alhier gedetineerd.

1.Onderzoek van de zaak

Het onderzoek ter openbare terechtzitting heeft plaatsgevonden op 25 april 2018. De verdachte is verschenen, bijgestaan door zijn raadsvrouw, mr. A. Sulvaran, advocaat in Curaçao.
De benadeelde partij [benadeelde] heeft zich ter terechtzitting gevoegd in het strafproces met een vordering tot schadevergoeding.
De officier van justitie, mr. R.A. Koert, heeft ter terechtzitting gevorderd dat het Gerecht het onder de feiten 1-4 ten laste gelegde bewezen zal verklaren en de verdachte daarvoor zal veroordelen tot een gevangenisstraf voor de duur van zes jaren, met aftrek van voorarrest.
Zijn vordering behelst voorts de toewijzing van de vordering van de benadeelde partij.
De raadsvrouw heeft bepleit dat de verdachte zal worden vrijgesproken van het ten laste gelegde.

2.Tenlastelegging

Aan de verdachte is – na wijziging van de tenlastelegging ter terechtzitting – ten laste gelegd dat:
Feit 1: Vrijheidsberoving
dat hij op of omstreeks 01 december 2017 te Curaçao, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, opzettelijk [slachtoffer] (76 jaar ten tijde van het delict), wederrechtelijk van de vrijheid heeft beroofd en/of beroofd gehouden, immers heeft/ hebben, hij/zij, verdachte, en/of zijn mededader(s)
• die [slachtoffer] (op de openbare weg) aan zijn arm, althans lichaam vastgegrepen/ vastgehouden, terwijl die [slachtoffer] in een tegenovergestelde richting probeerde te begeven, en/of
• die [slachtoffer] (op de openbare weg) aan zijn hand en/of arm, althans lichaam vastgehouden en die [slachtoffer] getrokken/ geduwd in de richting van zijn/hun voertuig, en/of
• een portier van zijn/hun voertuig geopend en die [slachtoffer] (op een wilde manier) in het voertuig geduwd/ gestopt en (vervolgens) de portier dicht gedaan, en/of
• die [slachtoffer] (tegen zijn wil) in zijn/hun voertuig gestopt en/of met hem die [slachtoffer] weggereden;
(artikel 2:249 Wetboek van Strafrecht)
Feit 2: Diefstal met geweld
dat hij op of omstreeks 23 november 2017, althans op een tijdstip in of omstreeks de maand november 2017, te Curaçao, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen
• Nafl 1,770,- in contant geld, althans een in contant geldbedrag,
in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [slachtoffer],
in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn
mededader(s),
welke diefstal werd voorafgegaan en/of vergezeld en/of gevolgd
van geweld en/of bedreiging met geweld tegen [slachtoffer] gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en/of gemakkelijk te maken en/of om bij betrapping op heterdaad aan zichzelf en/of aan zijn mededader(s) hetzij de vlucht mogelijk te maken, hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren,
welk geweld en/of welke bedreiging met geweld bestond(en) uit,
• die [slachtoffer] (op de openbare weg) aan zijn arm, althans lichaam vast te grijpen/ vast te houden, terwijl die [slachtoffer] in een tegenovergestelde richting probeerde te begeven, en/of
• die [slachtoffer] (op de openbare weg) aan zijn hand en/of arm, althans lichaam vast te houden en die [slachtoffer] te trekken/ duwen in de richting van zijn/hun voertuig, en/of
• het openen van een portier van zijn/hun voertuig en die [slachtoffer] (op een wilde manier) in het voertuig te duwen/ stoppen en (vervolgens) de portier dicht te maken, en/of
• die [slachtoffer] (tegen zijn wil) in zijn/hun voertuig te stoppen en/of met die [slachtoffer] weg te rijden;
(art. 2:291 lid 1, 2, 3 Wetboek van Strafrecht)
Feit 3: Afpersing
dat hij op of omstreeks 22 juli 2017, althans in of omstreeks de periode van de maand juli 2017 tot en met november 2017 te Curaçao, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen,
met het oogmerk om zichzelf en/of (een) ander(en) wederrechtelijk te bevoordelen door geweld en/of bedreiging met geweld die [BENADEELDE] en/of [aangever 2], heeft/hebben gedwongen tot afgifte van Nafl 2500,- in contant geld,
in elk geval (een) goed(eren), geheel of ten dele toebehorende aan [BENADEELDE] en/of [aangever 2], in elk geval aan anderen of een ander dan aan hem, verdachte, en/of zijn mededader(s), welk geweld en welke bedreiging met geweld hierin bestond dat hij, verdachte opzettelijk
• die [benadeelde] op een (zeer) (agressieve wijze) heeft bedreigd/gezegd om hem, verdachte op de 22ste van ieder maand Nafl 500,- te geven, anders zou die [benadeelde] problemen krijgen, en/of
• die [benadeelde] op een (agressieve wijze) en/of (bedreigende wijze) heeft
benaderd en/of gezegd dat hij zijn Nafl 500,- kwam ophalen, en/of
• die [benadeelde] (na in ontvangst nemen van Nafl 500,-) heeft gezegd om
zijn mond te houden en/of niemand iets te zeggen, en/of
• de werknemers van de minimarket ([bedrijf 1]) (toebehorend aan die
[benadeelde]) en/of [aangever 2] met de moord en/of het (neer)schieten heeft
bedreigd, (voordat en/of terwijl en/of nadat hij goederen uit de
minimarket (zonder toestemming) heeft weggenomen/ wegnam),
en/of
• die minimarket (meerdere malen in de periode vernoemd) heeft
betreden en die [benadeelde] en/of [aangever 2] op een (agressieve wijze)
heeft gezegd/bedreigd: dat aan hem, verdachte Nafl 500,- of
Nafl 1500,- moest worden afgegeven, anders zou(den) hij/zij
problemen krijgen en/of geschoten worden, en/of
Feit 4: diefstal met geweld
dat hij op of omstreeks 24 augustus 2017, althans in of omstreeks de periode van de maand augustus 2017 tot en met oktober 2017 te Curaçao, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen,
met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen een of meer goederen (met een waarde van ongeveer Nafl 1100, in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [BENADEELDE] en/of [aangever 2], in elk geval aan een ander of anderen dan aan hem, verdachte, en/of zijn mededader(s),
welke diefstal werd voorafgegaan en/of vergezeld en/of gevolgd van geweld en/of bedreiging met geweld tegen die [BENADEELDE] en/of [aangever 2], gepleegd door hem, verdachte, en/of zijn mededader(s) met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en/of gemakkelijk te maken en/of bij betrapping op heterdaad aan zichzelf en/of zijn mededader(s), hetzij de vlucht mogelijk te maken, hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren,
welk geweld en/of welke bedreiging met geweld bestond(en) uit,
• het bedreigen met de dood en/of het (neer)schieten van de werknemers van de minimarket ([bedrijf 1]) (toebehorend aan die [BENADEELDE]) en/of die [aangever 2], voordat en/of terwijl en/of nadat hij een of meer goederen vanuit de minimarket (heeft) weggenomen/wegnam;
(artikel 2:291 lid 1/2/3 jo 2:294 lid 1/3 Wetboek van Strafrecht)
Feit 5: poging tot afpersing
dat hij op of omstreeks 27 december 2017, althans in of omstreeks de periode van december 2017 tot en met januari 2018 te Curaçao, ter
uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, met het oogmerk om zich en/of (een) ander(en) wederrechtelijk te bevoordelen door geweld en/of bedreiging met geweld [benadeelde] en/of [aangever 2] te dwingen tot de afgifte van Nafl 500,- elke 22ste van de maand, in elk geval van enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [benadeelde] en/of [aangever 2], in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededader(s),
met voormeld oogmerk
• die [aangever 2] (meerder malen) vanuit de gevangenis heeft gebeld en naar
[benadeelde] gevraagd, omdat hij geld nodig had om een advocaat te
betalen, en/of
• die [aangever 2] heeft gebeld en gezegd dat als zij/ [aangever 2] hem niet op elke
22ste van de maand betaalt, dan zal hij mensen op die [aangever 2] zetten
en/of zullen zij problemen krijgen,
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
(artikel 2:294 jo 2:291 lid 2/3 jo 1:119 Wetboek van Strafrecht) […]

3.Formele voorvragen

Het Gerecht stelt vast dat de dagvaarding geldig is, dat het bevoegd is tot kennisneming van de zaak, dat het openbaar ministerie ontvankelijk is in zijn vervolging en dat er geen redenen zijn voor schorsing van de vervolging.

4.Bewijsbeslissingen

4A Vrijspraak van feit 2
Het Gerecht is met de raadsman van oordeel dat voor de onder feit 2 tenlastegelegde diefstal met geweld onvoldoende wettig bewijs voorhanden is. Het Gerecht overweegt daartoe als volgt.
Zoals hierna in het kader van feit 1 zal worden overwogen, acht het Gerecht bewezen dat verdachte samen met zijn medeverdachte het slachtoffer [slachtoffer] heeft ontvoerd. De kennelijke bedoeling daarvan was, om [slachtoffer] te beroven van zijn zojuist contant opgenomen pensioengeld. Dat dit ook daadwerkelijk is gebeurd kan echter met onvoldoende zekerheid uit het dossier worden afgeleid. Het proces-verbaal van bevindingen van 1 december 2017 (dossierpagina 201-202) bevat de weergave van enkele uitlatingen die [slachtoffer] tegenover de verbalisanten zou hebben gedaan, waaronder dat ‘men zijn portemonnee had weggenomen’ en dat ‘men al zijn geld had weggenomen, maar dat hij de hoeveelheid niet weet’. Uit het proces-verbaal blijkt voorts dat [slachtoffer] wartaal aan het spreken was. Hij is kort daarop in een psychiatrische kliniek opgenomen en heeft als gevolg van onder meer dementie geen (nadere) verklaring kunnen afleggen. Het Gerecht acht het proces-verbaal, voor zover het de verklaringen van het slachtoffer betreft, onvoldoende betrouwbaar om als bewijs te dienen, nu het gaat om slechts enkele ongetoetste losse opmerkingen van een man die duidelijk in de war was en is. Voor het overige is geen bewijs voor diefstal voorhanden. Aldus resteert een sterk vermoeden dat verdachte [slachtoffer] beroofd heeft, maar moet niettemin vrijspraak volgen.
4B Bewezenverklaring
Het Gerecht acht - op grond van de hierna weergegeven bewijsmiddelen en de nadere bewijsoverwegingen, in onderling verband en samenhang beschouwd - wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het onder 1 ten laste gelegde heeft begaan, met dien verstande:
Feit 1:
dat hij op 1 december 2017 te Curaçao, tezamen en in vereniging met een ander, opzettelijk [slachtoffer] (76 jaar ten tijde van het delict), wederrechtelijk van de vrijheid heeft beroofd, immers heeft, hij, verdachte, en/of zijn mededader
• die [slachtoffer] (op de openbare weg) aan zijn arm, vastgegrepen/ vastgehouden, terwijl die [slachtoffer] in een tegenovergestelde richting probeerde te begeven, en
• die [slachtoffer] (op de openbare weg) aan zijn hand en/of arm, althans lichaam vastgehouden en die [slachtoffer] getrokken in de richting van hun voertuig, en
• een portier van hun voertuig geopend en die [slachtoffer] (op een wilde manier) in het voertuig geduwd en vervolgens de portier dicht gedaan, en
• die [slachtoffer] tegen zijn wil in hun voertuig gestopt en met die [slachtoffer] weggereden;
Feit 3:
dat hij omstreeks de periode van de maand juli 2017 tot en met
oktober2017 te Curaçao, met het oogmerk om zichzelf wederrechtelijk te bevoordelen door bedreiging met geweld die [BENADEELDE] en/of [aangever 2], heeft gedwongen tot afgifte van Nafl 2500,- in contant geld, toebehorende aan [BENADEELDE], welke bedreiging met geweld hierin bestond dat hij, verdachte opzettelijk
• die [benadeelde] op een zeer agressieve wijze heeft gezegd om hem, verdachte op de 22ste van ieder maand Nafl 500,- te geven, anders zou die [benadeelde] problemen krijgen, en
• die [benadeelde] op een agressieve wijze en bedreigende wijze heeft
benaderd en gezegd dat hij zijn Nafl 500,- kwam ophalen, en
• die [benadeelde] na in ontvangst nemen van Nafl 500,- heeft gezegd om
zijn mond te houden en niemand iets te zeggen, en
• de werknemers van de minimarket [bedrijf 1] toebehorend aan die [benadeelde] met het schieten heeft bedreigd, terwijl hij goederen uit de minimarket zonder toestemming wegnam), en
• die minimarket meerdere malen in de periode vernoemd heeft betreden en die [benadeelde] of [aangever 2] op een agressieve wijze heeft gezegd/bedreigd: dat aan hem, verdachte Nafl 500,- of Nafl 1500,- moest worden afgegeven, anders zou(den) hij/zij problemen krijgen en/of geschoten worden.
Feit 4:
dat hij in de periode van de maand augustus 2017 tot en met
september2017 te Curaçao, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen goederen met een waarde van ongeveer Nafl 1100, toebehorende aan [BENADEELDE], welke diefstal werd vergezeld van bedreiging met geweld, gepleegd door hem, verdachte, met het oogmerk om die diefstal gemakkelijk te maken, welke bedreiging met geweld bestond uit,
• het bedreigen met het schieten van de werknemers van de minimarket [bedrijf 1] toebehorend aan die [BENADEELDE], terwijl hij goederen vanuit de minimarket wegnam;
Feit 5:
dat hij in de periode van december 2017 tot en met januari 2018 te Curaçao, ter
uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om, met het oogmerk om zich wederrechtelijk te bevoordelen door bedreiging met geweld [benadeelde] en/of [aangever 2] te dwingen tot de afgifte van Nafl 500,- toebehorende aan [benadeelde],
met voormeld oogmerk
• die [aangever 2] meerder
emalen vanuit de gevangenis heeft gebeld en naar [benadeelde] gevraagd, omdat hij geld nodig had om een advocaat te betalen, en
• die [aangever 2] heeft gebeld en gezegd dat als [aangever 2] hem niet op elke 22ste van de maand betaalt, dan zal hij mensen op die [aangever 2] zetten en zullen zij problemen krijgen,
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid.
Het Gerecht acht niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven is bewezen verklaard, zodat hij daarvan zal worden vrijgesproken.
4C Bewijsmiddelen
Het Gerecht grondt zijn overtuiging dat de verdachte het bewezen verklaarde heeft begaan, op de feiten en omstandigheden die in de hierna volgende bewijsmiddelen zijn vervat en redengevend zijn voor de bewezenverklaring. [1]
Daarbij wordt opgemerkt dat ieder bewijsmiddel, ook in zijn onderdelen, slechts wordt gebruikt tot bewijs van dat bewezen verklaarde feit, of die bewezen verklaarde feiten, waarop het blijkens zijn inhoud betrekking heeft.
Ten aanzien van feit 1
1. Het proces-verbaal van bevindingen camerabeelden te [bedrijf 2], met als bijlage enkele screenshots, gesloten en getekend door de verbalisanten [verbalisant 1], [verbalisant 2] en [verbalisant 3], hoofdagenten bij het Korps Politie Curaçao, d.d. 4 december 2017, p. 28-37, voor zover inhoudende
als verklaring van de verbalisanten [verbalisant 1], [verbalisant 2] en [verbalisant 3]:
Op vrijdag 1 december 2017 kwam een melding binnen bij de Centrale Meldkamer relaterende dat een oude man door twee mannen in een witte Nissan Versa, ter hoogte van [bedrijf 3], werd ontvoerd. Toen wij bij de [bedrijf 3] waren aangekomen, constateerden wij dat ze daar over camera’s beschikken. De eigenaar liet ons de opgenomen camerabeelden van het gebeurde zien. Tevens verschafte hij vrijwillig voornoemde opname aan ons.
Analyse camerabeelden te [bedrijf 2]
Het opgenomen camerabeeld dat door de eigenaar van [bedrijf 2] aan ons werd verstrekt, betrof een opname van 1 december 2017, tussen 13:59:30 uur en 14:01:55 uur. De camera was gericht aan de voorkant van [bedrijf 2].
Omstreeks 13:59:30 uur kwamen Nn-man 1, Nn-man 2 en Nn-man 3 aanlopen vanuit de richting van [locatie 1]. Aan hun non-verbale signalen kan worden gezien dat Nn-man 3 tegen Nn-man 1 was aan het schelden en hem trachtte vast te houden door hem bij zijn hand beet te pakken. Nn-man 1 wilde dit niet en bleef zijn hand van hem wegtrekken. Nn-man 2 trachtte Nn-man 1 van Nn-man 3 te halen.
Omstreeks 14:00:23 uur kan aan de non-verbale signalen van Nn-man 2 worden gezien dat hij aam Nn-man 1 aan het zeggen was om samen met hem naar een andere plaats te gaan.
Omstreeks 14:00:36 uur stond Nn-man 1 weer op. Nn-man 2 en Nn-man 3 liepen achter hem aan. Omstreeks 14:00:36 uur kwam een witte auto aanrijden op de [weg 1]. De bestuurder, Nn-man 4, stopte de auto en wees op voornoemde drie mannen. Toen Nn-man 1 zag dat Nn-man 4 zijn auto daar stopte, wees hij naar hem, terwijl hij iets aan Nn-man 2 zei. Vervolgens begonnen Nn-man 1 en Nn-man 2 richting de deur van de Supermarket te lopen. Nn-man 2 ging naar binnen. Nn-man 1 wilde ook naar binnen gaan, maar Nn-man 3 nam hem bij de ingang vast bij zijn arm. Het is duidelijk te zien dat Nn-man 1 dit niet wilde.
Nn-man 4 stapte uit de auto en liep direct naar hun toe. Hij begon Nn-man 2 te schelden, terwijl Nn-man 3 Nn-man 1 aan zijn hand vasthield. Hierna nam Nn-man 4 Nn-man 1 ook met kracht vast. Nn-man 3 en Nn-man 4 trokken Nn-man 1 met hun mee richting de auto. Het is duidelijk te zien dat Nn-man 1 buiten zijn wil naar de auto werd getrokken.
Omstreeks 14:01:12 uur bleef Nn-man 4 Nn-man 1 meetrekken richting de auto. Hij deed het achterportier links open, duwde Nn-man 1 op een wilde manier in de auto en deed het portier dicht. Het is duidelijk te zien dat Nn-man 1 niet in de auto wilde stappen. Hierna stapten Nn-man 3 en Nn-man 4 in de auto en reden weg met Nn-man 1 in de auto.
Identificatie Nn-mannen:
Nn-man 1/slachtoffer werd later geïdentificeerd als [slachtoffer].
Nn-man 3/verdachte werd later geïdentificeerd als [medeverdachte].
Nn-man 4/verdachte werd later geïdentificeerd als [verdachte].
2) De
eigen waarneming van de rechter, voor zover inhoudende:
De rechter heeft, net zoals door de verbalisanten gerelateerd, bij het afspelen van de in het dossier gevoegde DVD, op de camerabeelden waargenomen dat het slachtoffer [slachtoffer] kennelijk tegen zijn wil door de verdachte en de medeverdachte [verdachte] wordt meegenomen.
3) De
verklaring van de verdachteafgelegd ter terechtzitting van 25 april 2018, voor zover inhoudende:
[medeverdachte] en ik hebben [slachtoffer] in de auto gezet en vervolgens meegenomen.
Ten aanzien van feiten 3, 4 en 5
4) Het proces-verbaal van aangifte afpersing, bedreiging en diefstal, gesloten en getekend door de verbalisant [verbalisant 4], hoofdagent bij het Korps Politie Curaçao, d.d. 9 februari 2018, voor zover inhoudende
als verklaring van de aangever [benadeelde]:
In de maand juni en juli van het jaar 2017 werden een aantal overvallen op mijn minimarket gepleegd. Een week later hebben ze een vriend van [verdachte] met een vuurwapen voor de minmarket aangehouden. Een week later kwam [verdachte] naar mijn minimarket. [verdachte] bleef tegen mij zeggen dat ik hem 500 gulden moest geven voor bescherming. Ik was bang voor [verdachte], omdat hij zeer agressief was. Hij zei tegen mij dat als hij het geld niet op de 22ste van ieder maand zou krijgen, ik problemen zou krijgen. In de maand juli 2017, op de 22ste, kwam [verdachte] in mij n minimarket en op een agressieve en bedreigende manier zei hij tegen mij dat hij zijn 500 gulden kwam ophalen. Ik gaf [verdachte] 500 gulden, omdat ik bang was dat hij mijn familie of ik iets zou doen. Nadat ik [verdachte] de 500 gulden had gegeven zei hij tegen mij om mijn mond te houden en om niemand iets te zeggen. Op 7 augustus 2017 was ik naar China gevlogen. Omstreeks 15 augustus 2017 belde mijn zwager [persoon 1] mij op met de mededeling dat een man genaamd [verdachte] opzoek was naar mij en dat deze man had gezegd dat ik iets voor hem zou hebben. Omstreeks 23 of 24 augustus 2017 belde mijn zwager weer op met de mededeling dat [verdachte] elke dag de minimarket in- en uitloopt en artikelen wegneemt zonder voor deze te betalen. Verder zou [verdachte] hen hebben bedreigd. Als zij hem zouden belemmeren bij het wegnemen van de artikelen, zou hij ze neerschieten. Op 27 september 2017 heb ik met [verdachte] gesproken. Ik heb tegen hem gezegd dat hij moest stoppen met het wegnemen van artikelen uit mijn minimarket. [verdachte] zei dat hij zal stoppen als ik hem 500 gulden zou betalen. [verdachte] zei dat hij het geld op de 22ste van ieder maand wilde hebben. Ik had vervolgens tegen mijn broer gezegd om 500 gulden aan [verdachte] te geven. Mijn broer vertelde mij dat, nadat [verdachte] 500 gulden had ontvangen, hij weg was gegaan. Begin van de maand oktober belde mijn broer mij op en vertelde mij dat [verdachte] een bedrag van 1500 gulden voor de komende drie maanden had gevraagd. Ik zei tegen mijn broer om 1000 gulden aan hem te geven. Mijn broer vertelde mij later dat hij aan [verdachte] 1500 gulden had gegeven, omdat [verdachte] hem bleef bellen en bedreigen, dat als hij zijn geld niet zou krijgen mijn broer het zal weten.
5) Het proces-verbaal van aangifte afpersing, bedreiging en diefstal, gesloten en getekend door de verbalisant [verbalisant 4], hoofdagent bij het Korps Politie Curaçao, d.d. 9 februari 2018, voor zover inhoudende
als verklaring van de aangever [aangever 1]:
Mijn broer is op 7 augustus 2017 naar China gereisd. Twee weken daarna kwam [verdachte] naar mij toe en vroeg naar mijn broer. Twee weken nadat [verdachte] naar mij toe was gekomen en naar mijn broer had gevraagd was hij weer in de minimarket gekomen. Hij liep de minimarket binnen en pakte een aantal artikelen, waaronder etenswaren, sterke dranken en autowasmiddelen. Vervolgens liep hij daarmee naar de kassa. Bij de kassa werd het bedrag voor de artikelen opgeteld en aan [verdachte] doorgegeven. [verdachte] zei tegen mij om het bedrag op rekening van mijn broer te zetten. Vervolgens liep hij de minimarket uit zonder te betalen. Hierna kwam [verdachte] iedere dag artikelen uit de minimarket pakken en zonder te betalen loopt hij de minimarket weer uit. Als [verdachte] de minimarket binnenkomt, worden de medewerkers en ik bedreigd voordat hij de artikelen pakt en weggaat zonder te betalen. Hij zegt dat wij niets moeten doen, want anders zou hij ons vermoorden of schieten. [verdachte] is zeer agressief. Wij lieten hem zijn gang gaan, omdat wij ons in ons leven bedreigd voelden. Zo ging het de hele maand augustus door. Hij kwam de minimarket binnenlopen, bedreigde ons en schold ons uit en nam artikelen mee zonder te betalen. In de maand augustus 2017, nadat mijn broer was vertrokken zou [verdachte] ongeveer 500 gulden aan artikelen hebben gepakt en meegenomen zonder te betalen. In de maand september 2017 begon [verdachte] meer artikelen vanuit de minimarket te pakken zonder te betalen. Het totale bedrag van de artikelen was in deze maand ongeveer 600 gulden. Omstreeks 27 september 2017 heb ik [verdachte] gezien en belde mijn broer op, zodat hij met [verdachte] kon praten. Toen ik verder ging met praten met mijn broer gaf hij mij de opdracht om ieder maand, op de 22ste, 500 gulden aan [verdachte] te geven. Op 3 en 4 oktober 2017 kwam [verdachte] naar mij toe en zei dat hij 1500 gulden nodig had. Ik had tegen hem gezegd dat ik mijn broer daarover zal bellen. Toen ik mijn broer had gebeld, zei hij tegen mij dat ik 1000 gulden aan [verdachte] moest betalen. Toen belde ik [verdachte] op zijn telefoonnummer [telefoonnummer 5] en deelde hem mede dat mijn broer had gezegd om hem 1000 gulden te betalen. Toen kwam [verdachte] naar de minimarket en ik gaf hem 1000 gulden. Hij zei dat hij nog 500 gulden wilde hebben. Ik had tegen [verdachte] gezegd dat ik niets meer had. [verdachte] bleef mij bellen en bedreigde mij dat als hij zijn geld niet krijg ik het zal weten. Op een gegeven moment besloot ik zonder dat mijn broer het wist hem nog 500 gulden te geven.
6) Het proces-verbaal van aangifte afpersing, bedreiging en diefstal, gesloten en getekend door de verbalisant [verbalisant 4], hoofdagent bij het Korps Politie Curaçao, d.d. 9 februari 2018, voor zover inhoudende als verklaring van
de aangever [aangever 1]:
In de maand december 2017 werd ik door [verdachte] vanuit de gevangenis gebeld met het nummer [telefoonnummer 1]. Hij zei tegen mij dat hij mijn broer nodig had, omdat hij geld nodig had voor een advocaat. Op 26 of 27 december belde [verdachte] mij op en vroeg wederom naar mijn broer. Nadat ik zijn nummer had geblokkeerd, belde [verdachte] mij op met een ander nummer. Hij zei tegen mij dat als ik hem op de 22ste niet betaal, hij mensen op mij zal zetten. Ik voelde mij hierdoor zeer bedreigd. Ik zei tegen [verdachte] dat ik mijn broer niet kan bereiken. Vervolgens zei [verdachte] dat als wij op de 22ste niet betalen, wij problemen zullen krijgen.
7) Het proces-verbaal van verhoor verdachte [verdachte], gesloten en getekend door de verbalisant [verbalisant 4], hoofdagent bij het Korps Politie Curaçao, d.d. 8 maart 2018, voor zover inhoudende als
verklaring van de verbalisant [verbalisant 4]:
De verdachte [verdachte] werd geconfronteerd met het feit dat uit onderzoek werd vastgesteld dat hij een van de personen is die gebruikmaakte van het nummer [telefoonnummer 1]. Aan de verdachte werd voorts medegedeeld dat het nummer [telefoonnummer 1] werd opgenomen, afgeluisterd en verwerkt.
Hieronder worden relevante gesprekken die tussen 21 december 2017 en 6 januari 2018 van het nummer [telefoonnummer 1] werden opgenomen, afgeluisterd en verwerkt, weergegeven.
Uitgaand gesprek van 21-12-2017, omstreeks 19.07.31, tussen [verdachte] ([telefoonnummer 1]) en NN man (Chinees [telefoonnummer 3]).
[verdachte]: belt uit naar het nummer [telefoonnummer 3].
[verdachte]: lacht en vraagt wat voor spel is er en of NN man met de man voor hem had gesproken.
NN man: zegt van nee nee en zegt dat hij [benadeelde] niet had gevonden en dat hij niet weet waar [benadeelde] is gegaan, dat hij op stap is gegaan.
[verdachte]: zegt hoe kan het zijn dat NN man [benadeelde] niet heeft gevonden broer.
NN man: zegt dat [benadeelde] niet thuis is en dat hij ver is gaan stappen.
[verdachte]: zegt ver op stap is gegaan.
NN man: zegt ja.
[verdachte]: zegt van ja man en zegt, dat NN man een manier moet zoeken om de man uit te halen voor hem, omdat hij dat ding nodig heeft om zijn advocaat mee te betalen broer.
Uitgaand gesprek van 23-12-2017, omstreeks 14.51.24 uur, tussen [verdachte] ([telefoonnummer 1]) en NN man (Chinees [telefoonnummer 3]).
[verdachte]; belt uit naar [telefoonnummer 4].
[verdachte]: vraagt aan NN man of hij de man in China had gevonden.
NN man: zegt nee.
[verdachte]: zegt hoezo nee broer.
[verdachte]; zegt ja, zeg tegen hem dat, ja en dat NN man een manier moet zoeken om de man te vinden en zeg tegen hem dat hij de advocaat moet betalen enzovoorts broer.
NN man: zegt dat hij het twee keer zou hebben gestuurd en dat hij hem niet beantwoord.
[verdachte]: zegt van ja anders zullen de dingen omkeren heb je het begrepen.
Uitgaand gesprek van 02-01-2018, omstreeks 16.46.00 uur, tussen [verdachte] ([telefoonnummer 1]) en NN man ([telefoonnummer 2]).
[verdachte]: zegt dat NN man naar de Chinese man voor hem moet uitkijken, omdat ze iets achterstallig voor hem hebben.
[verdachte]: zegt tegen NN man of hij het zich kan herinneren dat hij tegen NN man zou hebben gezegd dat hij GAS op ze zal zetten ieder maand 500.
Uitgaand gesprek van 06-01-2018, omstreeks 16.40.59 uur, tussen [verdachte] ([telefoonnummer 1]) en NN man ([telefoonnummer 2]).
[verdachte]: zegt dat NN man langs de man voor hem moet gaan dat hij onder druk had gezet.
[verdachte]; zegt dat NN man langs de man moet gaan en hem gewoon moet zeggen dat de man het geld de 22ste klaar moet hebben staan.
NN man: zegt ja figo.
[verdachte]: zegt dat ze ieder maand 500 gulden moeten geven op de 22ste.
8) De
verklaring van de verdachteafgelegd ter terechtzitting van 25 april 2018, voor zover inhoudende:
Het klopt dat ik de Chinese mannen geld heb gevraagd. De Chinese mannen moeten mij elke maand 500 gulden betalen.
4D Bewijsoverwegingen
Feit 1
De raadsvrouw heeft bepleit dat de verdachte van het onder feit 1 ten laste gelegde zal worden vrijgesproken. Uit de bewijsmiddelen kan niet worden afgeleid dat [slachtoffer] tegen zijn wil met verdachte is meegegaan.
Het Gerecht overweegt als volgt. Zoals hiervoor is overwogen kunnen de uitlatingen tegen de politie van [slachtoffer], als onvoldoende betrouwbaar, niet tot bewijs dienen. Dat geldt naar het oordeel van het Gerecht ook voor de verklaringen van de ‘melder’. Deze man, die direct bij het incident betrokken is geweest, heeft zijn identiteit niet kenbaar willen maken. Het is evenmin gelukt om hem als anonieme/bedreigde getuige te horen bij de rechter-commissaris. Gelet op artikel 385 lid 2 Sv. kan zijn verklaring om die reden niet meewerken tot het bewijs, ook niet voor zover die verklaring is weergegeven in de bevinding van een verbalisant.
Ook zonder voornoemde verklaringen biedt het dossier echter voldoende bewijs. Verdachte heeft bekend dat hij en zijn medeverdachte [slachtoffer] hebben meegenomen in hun auto. De camerabeelden van [bedrijf 2] maken duidelijk dat dit tegen de wil van [slachtoffer] gebeurde. Herhaaldelijk is te zien dat [slachtoffer] door medeverdachte [medeverdachte] wordt vastgepakt en dat [slachtoffer] zich losrukt. Nadat verdachte er bij is gekomen trekken zij [slachtoffer] samen naar de auto en doen op een wilde manier het portier dicht. De beschrijving die de verbalisanten geven van wat zij zien op de beelden, komt overeen met de waarneming van het Gerecht. Deze waarneming is niet ter terechtzitting gedaan, doordat het technisch niet mogelijk bleek om de beelden daar af te spelen. Niettemin is de in raadkamer gedane waarneming bruikbaar voor het bewijs, nu de officier van justitie en de raadsman de beelden hebben gezien en zich daarover hebben uitgelaten (vgl. ECLI:NL:HR:2017:2639).
Verdachte heeft ter terechtzitting een alternatief scenario naar voren gebracht. Het is juist dat [slachtoffer] door verdachte, met medeverdachte [verdachte], naar hun auto is begeleid. Daarmee hadden zij echter goede bedoelingen, omdat zij [slachtoffer] wilden beschermen tegen een andere man, de ‘melder’, die [slachtoffer] wilde beroven.
Het Gerecht stelt voorop, dat de vermeende goede bedoelingen van verdachte er geenszins aan af doen, dat [slachtoffer], zoals duidelijk uit de beelden blijkt, tegen zijn wil wordt meegenomen.
Voor zover het betoog aldus moet worden begrepen, dat verdachte weliswaar tegen de wil van [slachtoffer], maar desondanks in diens belang heeft gehandeld en dat de vrijheidsberoving daarmee niet wederrechtelijk kan worden geacht, overweegt het Gerecht als volgt. De stelling van verdachte dat de ‘melder’ een bedreiging vormde voor [slachtoffer], waartegen verdachte [slachtoffer] wilde beschermen, vindt geen steun in het dossier en is niet aannemelijk geworden. Te zien is dat [slachtoffer] zich keer op keer losrukt van medeverdachte [medeverdachte], niet van de ‘melder’. Reeds om die reden wordt het verweer verworpen. Maar ook indien van de juistheid van de stelling van verdachte wordt uitgegaan, neemt de goede bedoeling van verdachte de wederrechtelijkheid niet weg. Het had in dat geval op de weg van verdachte gelegen om de hulp van politie in te roepen, of desnoods die van de vele ter plaatse aanwezige personen, teneinde [slachtoffer] te beschermen. Het meeslepen van [slachtoffer] tegen diens kenbare wil merkt het Gerecht daarom als wederrechtelijk aan.
Feit 3 en 4
Verdachte heeft bevestigd dat hij herhaaldelijk geld heeft gevraagd van aangevers [benadeelde] en [aangever 2]. Hij ontkent echter dat hij zich daarbij dreigend heeft opgesteld. Hij stelt een informeel dienstverband met [benadeelde] te hebben. Hij zit iedere avond buiten de supermarkt om een vorm van beveiliging te verzorgen. Daarvoor is de supermarkt hem maandelijks NAf. 500 verschuldigd. Hij vroeg dus enkel om zijn loon, aldus verdachte.
Het Gerecht volgt verdachte niet in zijn verklaring. De aangiftes, waaruit volgt dat verdachte door dreiging en intimidatie meermalen geld heeft afgeperst en goederen heeft weggenomen, ondersteunen elkaar over en weer. Daarnaast vinden de aangiftes steun in tapgesprekken tussen verdachte en [aangever 2]. Voor het bestaan van een informeel dienstverband zijn in het dossier geen aanknopingspunten te vinden.

5.Strafbaarheid

5A Kwalificatie en strafbaarheid van het bewezen verklaarde

Feit 1: het medeplegen van opzettelijk iemand opzettelijk van de vrijheid beroven.
Feit 3 afpersing, meermalen gepleegd.
Feit 4 diefstal, vergezeld van bedreiging met geweld tegen personen, gepleegd met het oogmerk om die diefstal gemakkelijk te maken, meermalen gepleegd.
Feit 5 poging tot afpersing.
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het bewezen verklaarde uitsluiten. Het feit is derhalve strafbaar.
5B Strafbaarheid van de verdachte
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte uitsluiten.
De verdachte is daarom strafbaar voor het hiervoor bewezen verklaarde.

6.Oplegging van straf

Bij de bepaling van de op te leggen straf wordt gelet op de aard en de ernst van hetgeen bewezen is verklaard, op de omstandigheden waaronder het bewezen verklaarde is begaan, op de mate waarin de gedraging aan de verdachte te verwijten en op de persoon van de verdachte, zoals een en ander bij het onderzoek ter terechtzitting naar voren is gekomen. Daarbij wordt rekening gehouden met de ernst van het bewezen verklaarde in verhouding tot andere strafbare feiten, zoals die onder meer tot uitdrukking komt in de hierop gestelde wettelijke strafmaxima en in de straffen die voor soortgelijke feiten worden opgelegd.
Verdachte heeft met zijn mededader een hem, uit zijn wijk bekende, kwetsbare bejaarde man achtervolgd, op brute wijze in hun auto getrokken en meegenomen. De kennelijke bedoeling van deze ontvoering was om de man van diens zojuist geïncasseerde pensioengeld te beroven. Het Gerecht acht het handelen van verdachte zeer laakbaar, nu hij misbruik heeft gemaakt van de geringe weerbaarheid van het slachtoffer.
Daarnaast heeft verdachte de eigenaar van een supermarkt en diens broer afgeperst en, dreigend met geweld, goederen uit de supermarkt gestolen. Ook dit zijn ernstige feiten die, naast materiele schade, angst teweegbrengen bij de slachtoffers.
Slechts een vrijheidsbenemende straf kan recht doen aan de ernst van het feit. In strafverzwarende zin betrekt het Gerecht het feit dat verdachte eerder voor een geweldsdelict tot een onvoorwaardelijke vrijheidsstraf is veroordeeld. Het Gerecht zal de eis van de officier van justitie echter niet volgen, nu het vrij zal spreken van het door de officier bewezen geachte feit 2, diefstal met geweld.
Alles afwegende komt het Gerecht tot de na te noemen strafoplegging.

7.Schadevergoeding

De benadeelde partij [benadeelde] heeft zich in het strafproces gevoegd met een vordering tot schadevergoeding. Deze bedraagt NAf 3.600,00 bestaande uit weggenomen geld en goederen, te vermeerderen met rente en kosten.
De verdediging heeft de vordering betwist.
Uit het onderzoek ter terechtzitting is het Gerecht genoegzaam gebleken dat de benadeelde partij als gevolg van verdachtes onder de feiten 3 en 4 bewezen verklaarde handelen rechtstreeks schade heeft geleden tot het gevorderde bedrag, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf (het einde van) de pleegdatum.
De verdachte is tot vergoeding van die schade gehouden, zodat de vordering tot dat bedrag toewijsbaar is.
Het Gerecht ziet aanleiding daarbij een schadevergoedingsmaatregel als bedoeld in artikel 1:78 van het Wetboek van Strafrecht aan de verdachte op te leggen. Het Gerecht stelt vast dat de verdachte jegens het slachtoffer [benadeelde] naar burgerlijk recht aansprakelijk is voor de schade die door het onder 3 en 4 bewezen verklaarde is toegebracht. Uit het onderzoek ter terechtzitting is het Gerecht genoegzaam gebleken dat het slachtoffer als gevolg daarvan rechtstreeks schade heeft geleden tot een bedrag van NAf. 3.600,00.Voor het geval volledige betaling of volledig verhaal van het verschuldigde bedrag niet volgt, zal vervangende hechtenis van na te melden duur worden opgelegd.
De proceskosten van de benadeelde partij zullen ten laste van de verdachte worden gebracht. Tot op heden zijn die proceskosten begroot op een bedrag van nihil.

8.Toepasselijke wettelijke voorschriften

De op te leggen straf is gegrond op de artikelen 1:78, 1:119, 1:123, 1:136, 2:249, 2:291 en 2:294 van het Wetboek van Strafrecht, zoals deze luidden ten tijde van het bewezen verklaarde.
BESLISSING
Het Gerecht:
verklaart niet bewezen dat de verdachte het tenlastegelegde zoals in rubriek 4A omschreven heeft begaan en spreekt verdachte daarvan vrij;
verklaart bewezen dat de verdachte het tenlastegelegde zoals in rubriek 4B omschreven, heeft begaan;
verklaart niet bewezen hetgeen aan de verdachte meer of anders is tenlastegelegd en spreekt verdachte daarvan vrij;
verklaart dat de bewezen verklaarde feiten de in rubriek 5B genoemde strafbare feiten opleveren;
verklaart de verdachte hiervoor strafbaar;
veroordeelt de verdachte wegens deze feiten tot een
gevangenisstrafvoor de duur van
4 (vier) jaren;
bepaalt dat de tijd die door de veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en in voorlopige hechtenis is doorgebracht, bij de tenuitvoerlegging van de opgelegde gevangenisstraf in mindering wordt gebracht;
wijst de vordering tot vergoeding van de door de benadeelde partij [benadeelde] geleden schade toe tot een bedrag van
NAf 3.600,00 (zegge: drie duizend zes honderd gulden),vermeerderd met de wettelijke rente over NAf. 2.500 vanaf 1 november 2017 en over NAf. 1.100 vanaf 1 oktober 2017, tot aan de dag van de voldoening, en veroordeelt de verdachte om dit bedrag tegen een behoorlijk bewijs van kwijting te betalen aan de benadeelde partij;
veroordeelt de verdachte in de kosten door de benadeelde partij [benadeelde] gemaakt, tot op heden begroot op nihil, en in de kosten ten behoeve van de tenuitvoerlegging alsnog te maken;
legt de verdachte als schadevergoedingsmaatregel ten behoeve van de benadeelde partij [benadeelde] de verplichting op tot betaling aan het Land van een bedrag van
NAf 3.600,00 (zegge: drie duizend zes honderd gulden), bij gebreke van betaling of verhaal te vervangen door zesenveertig
(46) dagenhechtenis, met dien verstande dat toepassing van de vervangende hechtenis de betalingsverplichting niet opheft;
bepaalt dat betalingen aan de benadeelde partij in mindering strekken op de verplichting tot betaling aan het Land en dat betalingen aan het Land in mindering strekken op de verplichting tot betaling aan de benadeelde partij.
Dit vonnis is gewezen door de rechter mr. D. Gruijters, bijgestaan door
mr. M.D.M. Connor, (zittingsgriffier), en op 16 mei 2018 in tegenwoordigheid van de griffier uitgesproken ter openbare terechtzitting van het Gerecht in Curaçao.
uitspraakgriffier:

Voetnoten

1.Hierna wordt, tenzij anders vermeld, telkens verwezen naar ambtsedige - en door de desbetreffende verbalisant(en) in wettelijke vorm opgemaakte - processen-verbaal en overige geschriften, die als bijlagen zijn opgenomen in het eindproces-verbaal van het Korps Politie Curaçao, geregistreerd onder de onderzoeksnaam “Versa”.