ECLI:NL:OGEAC:2018:196

Gerecht in eerste aanleg van Curaçao

Datum uitspraak
16 mei 2018
Publicatiedatum
30 juli 2018
Zaaknummer
500.00621/17
Instantie
Gerecht in eerste aanleg van Curaçao
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Opzettelijke vrijheidsberoving en diefstal met geweld in Curaçao

In de strafzaak tegen de verdachte, geboren in 1996 en thans gedetineerd, heeft het Gerecht in eerste aanleg van Curaçao op 16 mei 2018 uitspraak gedaan. De zaak betreft opzettelijke vrijheidsberoving en diefstal met geweld. De verdachte werd beschuldigd van het ontvoeren van een 76-jarige man op 1 december 2017, waarbij hij samen met medeverdachten het slachtoffer tegen zijn wil in een voertuig heeft getrokken. De officier van justitie eiste een gevangenisstraf van vier jaar, maar de verdediging pleitte voor vrijspraak van de diefstal met geweld. Het Gerecht oordeelde dat er onvoldoende bewijs was voor de diefstal, maar achtte de vrijheidsberoving wel bewezen. De verdachte had het slachtoffer op brute wijze in de auto getrokken met de bedoeling om hem te beroven van zijn pensioengeld. Het Gerecht overwoog dat de goede bedoelingen van de verdachte niet afdoen aan de wederrechtelijkheid van zijn handelen. De verdachte werd veroordeeld tot een gevangenisstraf van achttien maanden, met aftrek van voorarrest. De uitspraak is gedaan door rechter D. Gruijters, bijgestaan door zittingsgriffier M.D.M. Connor.

Uitspraak

Parketnummer: 500.00621/17
Uitspraak: 16 mei 2018 Tegenspraak
Vonnis van dit Gerecht
in de strafzaak tegen de verdachte:
[VERDACHTE],
geboren op [geboortedatum] 1996 in geboorteplaats],
wonende in [woonplaats], [adres],
thans alhier gedetineerd.

1.Onderzoek van de zaak

Het onderzoek ter openbare terechtzitting heeft plaatsgevonden op 25 april 2018. De verdachte is verschenen, bijgestaan door zijn raadsman, mr. V. Awadhpersad, advocaat in Curaçao.
De officier van justitie, mr. R.A. Koert, heeft ter terechtzitting gevorderd dat het Gerecht het onder feit 1 en feit 2 ten laste gelegde bewezen zal verklaren en de verdachte daarvoor zal veroordelen tot een gevangenisstraf voor de duur van vier jaren, met aftrek van voorarrest.
De raadsman heeft bepleit dat de verdachte zal worden vrijgesproken van het ten laste gelegde.

2.Tenlastelegging

Aan de verdachte is – na wijziging van de tenlastelegging ter terechtzitting – ten laste gelegd dat:
Feit 1: Vrijheidsberoving
dat hij op of omstreeks 01 december 2017 te Curaçao, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, opzettelijk [slachtoffer] (76 jaar ten tijde van het delict), wederrechtelijk van de vrijheid heeft beroofd en/of beroofd gehouden, immers heeft/ hebben, hij/zij, verdachte, en/of zijn mededader(s)
• die [slachtoffer] (op de openbare weg) aan zijn arm, althans lichaam vastgegrepen/ vastgehouden, terwijl die [slachtoffer] in een tegenovergestelde richting probeerde te begeven, en/of
• die [slachtoffer] (op de openbare weg) aan zijn hand en/of arm, althans lichaam vastgehouden en die [slachtoffer] getrokken/ geduwd in de richting van zijn/hun voertuig, en/of
• een portier van zijn/hun voertuig geopend en die [slachtoffer] (op een wilde manier) in het voertuig geduwd/ gestopt en (vervolgens) de portier dicht gedaan, en/of
• die [slachtoffer] (tegen zijn wil) in zijn/hun voertuig gestopt en/of met hem die [slachtoffer] weggereden;
(artikel 2:249 Wetboek van Strafrecht)
Feit 2: Diefstal met geweld
dat hij op of omstreeks 23 november 2017, althans op een tijdstip in of omstreeks de maand november 2017, te Curaçao, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen
• Nafl 1,770,- in contant geld, althans een in contant geldbedrag,
in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [slachtoffer],
in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn
mededader(s),
welke diefstal werd voorafgegaan en/of vergezeld en/of gevolgd
van geweld en/of bedreiging met geweld tegen [slachtoffer] gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en/of gemakkelijk te maken en/of om bij betrapping op heterdaad aan zichzelf en/of aan zijn mededader(s) hetzij de vlucht mogelijk te maken, hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren,
welk geweld en/of welke bedreiging met geweld bestond(en) uit,
• die [slachtoffer] (op de openbare weg) aan zijn arm, althans lichaam vast te grijpen/ vast te houden, terwijl die [slachtoffer] in een tegenovergestelde richting probeerde te begeven, en/of
• die [slachtoffer] (op de openbare weg) aan zijn hand en/of arm, althans lichaam vast te houden en die [slachtoffer] te trekken/ duwen in de richting van zijn/hun voertuig, en/of
• het openen van een portier van zijn/hun voertuig en die [slachtoffer] (op een wilde manier) in het voertuig te duwen/ stoppen en (vervolgens) de portier dicht te maken, en/of
• die [slachtoffer] (tegen zijn wil) in zijn/hun voertuig te stoppen en/of met die [slachtoffer] weg te rijden;
(art. 2:291 lid 1, 2, 3 Wetboek van Strafrecht)

3.Formele voorvragen

Het Gerecht stelt vast dat de dagvaarding geldig is, dat het bevoegd is tot kennisneming van de zaak, dat het openbaar ministerie ontvankelijk is in zijn vervolging en dat er geen redenen zijn voor schorsing van de vervolging.

4.Bewijsbeslissingen

4A Vrijspraak van feit 2
Het Gerecht is met de raadsman van oordeel dat voor de onder feit 2 tenlastegelegde diefstal met geweld onvoldoende wettig bewijs voorhanden is. Het Gerecht overweegt daartoe als volgt.
Zoals hierna in het kader van feit 1 zal worden overwogen, acht het Gerecht bewezen dat verdachte samen met zijn medeverdachte het slachtoffer [slachtoffer] heeft ontvoerd. De kennelijke bedoeling daarvan was, om [slachtoffer] te beroven van zijn zojuist contant opgenomen pensioengeld. Dat dit ook daadwerkelijk is gebeurd kan echter met onvoldoende zekerheid uit het dossier worden afgeleid. Het proces-verbaal van bevindingen van 1 december 2017 (dossierpagina 201-202) bevat de weergave van enkele uitlatingen die [slachtoffer] tegenover de verbalisanten zou hebben gedaan, waaronder dat ‘men zijn portemonnee had weggenomen’ en dat ‘men al zijn geld had weggenomen, maar dat hij de hoeveelheid niet weet’. Uit het proces-verbaal blijkt voorts dat [slachtoffer] wartaal aan het spreken was. Hij is kort daarop in een psychiatrische kliniek opgenomen en heeft als gevolg van onder meer dementie geen (nadere) verklaring kunnen afleggen. Het Gerecht acht het proces-verbaal, voor zover het de verklaringen van het slachtoffer betreft, onvoldoende betrouwbaar om als bewijs te dienen, nu het gaat om slechts enkele ongetoetste losse opmerkingen van een man die duidelijk in de war was en is. Voor het overige is geen bewijs voor diefstal voorhanden. Aldus resteert een sterk vermoeden dat verdachte [slachtoffer] beroofd heeft, maar moet niettemin vrijspraak volgen.
4B Bewezenverklaring
Het Gerecht acht - op grond van de hierna weergegeven bewijsmiddelen en de nadere bewijsoverwegingen, in onderling verband en samenhang beschouwd - wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het onder 1 ten laste gelegde heeft begaan, met dien verstande:
Feit 1:
dat hij op 1 december 2017 te Curaçao, tezamen en in vereniging met een ander, opzettelijk [slachtoffer] (76 jaar ten tijde van het delict), wederrechtelijk van de vrijheid heeft beroofd, immers heeft, hij, verdachte, en/of zijn mededader
• die [slachtoffer] (op de openbare weg) aan zijn arm, vastgegrepen/ vastgehouden, terwijl die [slachtoffer] in een tegenovergestelde richting probeerde te begeven, en
• die [slachtoffer] (op de openbare weg) aan zijn hand en/of arm, althans lichaam vastgehouden en die [slachtoffer] getrokken in de richting van hun voertuig, en
• een portier van hun voertuig geopend en die [slachtoffer] (op een wilde manier) in het voertuig geduwd en vervolgens de portier dicht gedaan, en
• die [slachtoffer] tegen zijn wil in hun voertuig gestopt en met die [slachtoffer] weggereden;
Het Gerecht acht niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven is bewezen verklaard, zodat hij daarvan zal worden vrijgesproken.
4C Bewijsmiddelen
Het Gerecht grondt zijn overtuiging dat de verdachte het bewezen verklaarde heeft begaan, op de feiten en omstandigheden die in de hierna volgende bewijsmiddelen zijn vervat en redengevend zijn voor de bewezenverklaring. [1]
1. Het proces-verbaal van bevindingen camerabeelden te [bedrijf 1], met als bijlage enkele screenshots, gesloten en getekend door de verbalisanten [verbalisant 1], [verbalisant 2] en [verbalisant 3], hoofdagenten bij het Korps Politie Curaçao, d.d. 4 december 2017, p. 28-37, voor zover inhoudende
als verklaring van de verbalisanten [verbalisant 1], [verbalisant 2] en [verbalisant 3]:
Op vrijdag 1 december 2017 kwam een melding binnen bij de Centrale Meldkamer relaterende dat een oude man door twee mannen in een witte Nissan Versa, ter hoogte van [bedrijf 2], werd ontvoerd. Toen wij bij de [bedrijf 2] waren aangekomen, constateerden wij dat ze daar over camera’s beschikken. De eigenaar liet ons de opgenomen camerabeelden van het gebeurde zien. Tevens verschafte hij vrijwillig voornoemde opname aan ons.
Analyse camerabeelden te [bedrijf 1]
Het opgenomen camerabeeld dat door de eigenaar van [bedrijf 1] aan ons werd verstrekt, betrof een opname van 1 december 2017, tussen 13:59:30 uur en 14:01:55 uur. De camera was gericht aan de voorkant van [bedrijf 1].
Omstreeks 13:59:30 uur kwamen Nn-man 1, Nn-man 2 en Nn-man 3 aanlopen vanuit de richting van [locatie 1]. Aan hun non-verbale signalen kan worden gezien dat Nn-man 3 tegen Nn-man 1 was aan het schelden en hem trachtte vast te houden door hem bij zijn hand beet te pakken. Nn-man 1 wilde dit niet en bleef zijn hand van hem wegtrekken. Nn-man 2 trachtte Nn-man 1 van Nn-man 3 te halen.
Omstreeks 14:00:23 uur kan aan de non-verbale signalen van Nn-man 2 worden gezien dat hij aam Nn-man 1 aan het zeggen was om samen met hem naar een andere plaats te gaan.
Omstreeks 14:00:36 uur stond Nn-man 1 weer op. Nn-man 2 en Nn-man 3 liepen achter hem aan. Omstreeks 14:00:36 uur kwam een witte auto aanrijden op de [weg 1]. De bestuurder, Nn-man 4, stopte de auto en wees op voornoemde drie mannen. Toen Nn-man 1 zag dat Nn-man 4 zijn auto daar stopte, wees hij naar hem, terwijl hij iets aan Nn-man 2 zei. Vervolgens begonnen Nn-man 1 en Nn-man 2 richting de deur van de Supermarket te lopen. Nn-man 2 ging naar binnen. Nn-man 1 wilde ook naar binnen gaan, maar Nn-man 3 nam hem bij de ingang vast bij zijn arm. Het is duidelijk te zien dat Nn-man 1 dit niet wilde.
Nn-man 4 stapte uit de auto en liep direct naar hun toe. Hij begon Nn-man 2 te schelden, terwijl Nn-man 3 Nn-man 1 aan zijn hand vasthield. Hierna nam Nn-man 4 Nn-man 1 ook met kracht vast. Nn-man 3 en Nn-man 4 trokken Nn-man 1 met hun mee richting de auto. Het is duidelijk te zien dat Nn-man 1 buiten zijn wil naar de auto werd getrokken.
Omstreeks 14:01:12 uur bleef Nn-man 4 Nn-man 1 meetrekken richting de auto. Hij deed het achterportier links open, duwde Nn-man 1 op een wilde manier in de auto en deed het portier dicht. Het is duidelijk te zien dat Nn-man 1 niet in de auto wilde stappen. Hierna stapten Nn-man 3 en Nn-man 4 in de auto en reden weg met Nn-man 1 in de auto.
Identificatie Nn-mannen:
Nn-man 1/slachtoffer werd later geïdentificeerd als [slachtoffer].
Nn-man 3/verdachte werd later geïdentificeerd als [verdachte].
Nn-man 4/verdachte werd later geïdentificeerd als [medeverdachte].
2) De
eigen waarneming van de rechter, voor zover inhoudende:
De rechter heeft, net zoals door de verbalisanten gerelateerd, bij het afspelen van de in het dossier gevoegde DVD, op de camerabeelden waargenomen dat het slachtoffer [slachtoffer] kennelijk tegen zijn wil door de verdachte en de medeverdachte [medeverdachte] wordt meegenomen.
3) De
verklaring van de verdachteafgelegd ter terechtzitting van 25 april 2018, voor zover inhoudende:
[medeverdachte] en ik hebben [slachtoffer] in de auto gezet en vervolgens meegenomen.
4D Bewijsoverwegingen
De raadsman heeft bepleit dat de verdachte van het onder feit 1 ten laste gelegde zal worden vrijgesproken. Uit de bewijsmiddelen kan niet worden afgeleid dat [slachtoffer] tegen zijn wil met verdachte is meegegaan.
Het Gerecht overweegt als volgt. Zoals hiervoor is overwogen kunnen de uitlatingen tegen de politie van [slachtoffer], als onvoldoende betrouwbaar, niet tot bewijs dienen. Dat geldt naar het oordeel van het Gerecht ook voor de verklaringen van de ‘melder’. Deze man, die direct bij het incident betrokken is geweest, heeft zijn identiteit niet kenbaar willen maken. Het is evenmin gelukt om hem als anonieme/bedreigde getuige te horen bij de rechter-commissaris. Gelet op artikel 385 lid 2 Sv. kan zijn verklaring om die reden niet meewerken tot het bewijs, ook niet voor zover die verklaring is weergegeven in de bevinding van een verbalisant.
Ook zonder voornoemde verklaringen biedt het dossier echter voldoende bewijs. Verdachte heeft bekend dat hij en zijn medeverdachte [slachtoffer] hebben meegenomen in hun auto. De camerabeelden van [bedrijf 1] maken duidelijk dat dit tegen de wil van [slachtoffer] gebeurde. Herhaaldelijk is te zien dat [slachtoffer] door verdachte wordt vastgepakt en dat [slachtoffer] zich losrukt. Nadat medeverdachte [medeverdachte] er bij is gekomen trekken zij [slachtoffer] samen naar de auto en doen op een wilde manier het portier dicht. De beschrijving die de verbalisanten geven van wat zij zien op de beelden, komt overeen met de waarneming van het Gerecht. Deze waarneming is niet ter terechtzitting gedaan, doordat het technisch niet mogelijk bleek om de beelden daar af te spelen. Niettemin is de in raadkamer gedane waarneming bruikbaar voor het bewijs, nu de officier van justitie en de raadsman de beelden hebben gezien en zich daarover hebben uitgelaten (vgl. ECLI:NL:HR:2017:2639).
De raadsman heeft aangevoerd dat [slachtoffer] door zijn dementie zijn wil niet kon bepalen, zodat verdachte niet tegen diens wil gehandeld kan hebben.
Dit verweer wordt verworpen. Uit het verzet dat [slachtoffer] blijkens de beelden biedt tegen het meetrekken, volgt dat hij in zoverre zijn wil kon bepalen en kon uiten.
Verdachte heeft ter terechtzitting een alternatief scenario naar voren gebracht. Het is juist dat [slachtoffer] door verdachte, met medeverdachte [medeverdachte], naar hun auto is begeleid. Daarmee hadden zij echter goede bedoelingen, omdat zij [slachtoffer] wilden beschermen tegen een andere man, de ‘melder’, die [slachtoffer] wilde beroven.
Het Gerecht stelt voorop, dat de vermeende goede bedoelingen van verdachte er geenszins aan af doen, dat [slachtoffer], zoals duidelijk uit de beelden blijkt, tegen zijn wil wordt meegenomen.
Voor zover het betoog aldus moet worden begrepen, dat verdachte weliswaar tegen de wil van [slachtoffer], maar desondanks in diens belang heeft gehandeld en dat de vrijheidsberoving daarmee niet wederrechtelijk kan worden geacht, overweegt het Gerecht als volgt. De stelling van verdachte dat de ‘melder’ een bedreiging vormde voor [slachtoffer], waartegen verdachte [slachtoffer] wilde beschermen, vindt geen steun in het dossier en is niet aannemelijk geworden. Te zien is dat [slachtoffer] zich keer op keer losrukt van verdachte, niet van de ‘melder’. Reeds om die reden wordt het verweer verworpen. Maar ook indien van de juistheid van de stelling van verdachte wordt uitgegaan, neemt de goede bedoeling van verdachte de wederrechtelijkheid niet weg. Het had in dat geval op de weg van verdachte gelegen om de hulp van politie in te roepen, of desnoods die van de vele ter plaatse aanwezige personen, teneinde [slachtoffer] te beschermen. Het meeslepen van [slachtoffer] tegen diens kenbare wil merkt het Gerecht daarom als wederrechtelijk aan.

5.Strafbaarheid

5A Kwalificatie en strafbaarheid van het bewezen verklaarde

Feit 1: het medeplegen van opzettelijk iemand opzettelijk van de vrijheid beroven.
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het bewezen verklaarde uitsluiten. Het feit is derhalve strafbaar.
5B Strafbaarheid van de verdachte
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte uitsluiten.
De verdachte is daarom strafbaar voor het hiervoor bewezen verklaarde.

6.Oplegging van straf

Bij de bepaling van de op te leggen straf wordt gelet op de aard en de ernst van hetgeen bewezen is verklaard, op de omstandigheden waaronder het bewezen verklaarde is begaan, op de mate waarin de gedraging aan de verdachte te verwijten en op de persoon van de verdachte, zoals een en ander bij het onderzoek ter terechtzitting naar voren is gekomen. Daarbij wordt rekening gehouden met de ernst van het bewezen verklaarde in verhouding tot andere strafbare feiten, zoals die onder meer tot uitdrukking komt in de hierop gestelde wettelijke strafmaxima en in de straffen die voor soortgelijke feiten worden opgelegd.
Verdachte heeft met zijn mededader een hem, uit zijn wijk bekende, kwetsbare bejaarde man achtervolgd, op brute wijze in hun auto getrokken en meegenomen. De kennelijke bedoeling van deze ontvoering was om de man van diens zojuist geïncasseerde pensioengeld te beroven. Het Gerecht acht het handelen van verdachte zeer laakbaar, nu hij misbruik heeft gemaakt van de geringe weerbaarheid van het slachtoffer.
Slechts een vrijheidsbenemende straf kan recht doen aan de ernst van het feit. In strafverzwarende zin betrekt het Gerecht het feit dat verdachte eerder voor een geweldsdelict tot een onvoorwaardelijke vrijheidsstraf is veroordeeld. Het Gerecht zal de eis van de officier van justitie echter niet volgen, nu het vrij zal spreken van de door de officier bewezen geachte diefstal met geweld.
Alles afwegende komt het Gerecht tot de na te noemen strafoplegging.

7.Toepasselijke wettelijke voorschriften

De op te leggen straf is gegrond op de artikelen 1:123 en 2:249 van het Wetboek van Strafrecht, zoals deze luidden ten tijde van het bewezen verklaarde.
BESLISSING
Het Gerecht:
verklaart niet bewezen dat de verdachte het tenlastegelegde zoals in rubriek 4A omschreven heeft begaan en spreekt verdachte daarvan vrij;
verklaart bewezen dat de verdachte het tenlastegelegde zoals in rubriek 4B omschreven, heeft begaan;
verklaart niet bewezen hetgeen aan de verdachte meer of anders is tenlastegelegd en spreekt verdachte daarvan vrij;
verklaart dat het bewezen verklaarde feit het in rubriek 5B genoemde strafbare feit oplevert;
verklaart de verdachte hiervoor strafbaar;
veroordeelt de verdachte wegens deze feiten tot een
gevangenisstrafvoor de duur van
18 (achttien) maanden;
bepaalt dat de tijd die door de veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en in voorlopige hechtenis is doorgebracht, bij de tenuitvoerlegging van de opgelegde gevangenisstraf in mindering wordt gebracht.
Dit vonnis is gewezen door de rechter mr. D. Gruijters, bijgestaan door mr. M.D.M. Connor, (zittingsgriffier), en op 16 mei 2018 in tegenwoordigheid van de griffier uitgesproken ter openbare terechtzitting van het Gerecht in Curaçao.
uitspraakgriffier:

Voetnoten

1.Hierna wordt, tenzij anders vermeld, telkens verwezen naar ambtsedige - en door de desbetreffende verbalisant(en) in wettelijke vorm opgemaakte - processen-verbaal en overige geschriften, die als bijlagen zijn opgenomen in het eindproces-verbaal van het Korps Politie Curaçao, geregistreerd onder de onderzoeksnaam “Versa”.