ECLI:NL:OGEAC:2018:207

Gerecht in eerste aanleg van Curaçao

Datum uitspraak
19 februari 2018
Publicatiedatum
1 augustus 2018
Zaaknummer
555.00238/17
Instantie
Gerecht in eerste aanleg van Curaçao
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Diefstal van goederen uit container door verdachte in vereniging met anderen

In deze strafzaak, behandeld door het Gerecht in eerste aanleg van Curaçao, is de verdachte op 12 augustus 2017 beschuldigd van diefstal van meerdere flessen sterke drank en andere goederen uit een container. De openbare terechtzitting vond plaats op 29 januari 2018, waarbij de verdachte werd bijgestaan door zijn raadsman, mr. E.B. Wilsoe. De officier van justitie, mr. I.R.V. Out, eiste een gevangenisstraf van 10 maanden, waarvan 5 maanden voorwaardelijk. De verdediging pleitte voor vrijspraak.

Het Gerecht heeft vastgesteld dat de dagvaarding geldig was en dat het bevoegd was om de zaak te behandelen. De verdachte werd partieel vrijgesproken, omdat de verklaring van een anonieme getuige, een verpleegster, niet als bewijs kon worden gebruikt. Het Gerecht oordeelde dat er onvoldoende wettig bewijs was om te concluderen dat de verdachte en zijn medeverdachte in bewuste en nauwe samenwerking met een onbekende hadden gehandeld bij de diefstal. De verdachte verklaarde dat hij en zijn medeverdachte pas ter plaatse kwamen nadat de container al was geopend.

Uiteindelijk oordeelde het Gerecht dat de verdachte zich schuldig had gemaakt aan diefstal in vereniging, maar dat niet alle tenlastegelegde feiten bewezen konden worden. De verdachte werd veroordeeld tot een gevangenisstraf van 6 maanden, waarvan 3 maanden voorwaardelijk, met een proeftijd van 2 jaar. De benadeelde partij werd niet-ontvankelijk verklaard in zijn vordering tot schadevergoeding, omdat de verdachte was vrijgesproken van betrokkenheid bij de diefstal van de overige goederen. De in beslag genomen goederen werden teruggegeven aan de benadeelde partij, terwijl andere voorwerpen verbeurd werden verklaard.

Uitspraak

GERECHT IN EERSTE AANLEG VAN CURAÇAO

S T R A F V O N N I S
in de zaak tegen de verdachte:
[VERDACHTE],
geboren op [geboortedatum] 1965 te [geboorteplaats],
wonende te [woonplaats], [adres].

1.Onderzoek van de zaak

Het onderzoek ter openbare terechtzitting heeft plaatsgevonden op 29 januari 2018. De verdachte is verschenen, bijgestaan door zijn raadsman, mr. E.B. Wilsoe.
De officier van justitie, mr. I.R.V. Out, heeft ter terechtzitting gevorderd de verdachte ter zake van het feit te veroordelen tot een gevangenisstraf voor de duur van 10 maanden waarvan 5 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van 3 jaren, met aftrek van de tijd in verzekering en voorlopige hechtenis doorgebracht, met opheffing van de schorsing van de voorlopige hechtenis.
De raadsman heeft het woord tot verdediging gevoerd en vrijspraak bepleit.

2.Tenlastelegging

Aan de verdachte is tenlastegelegd dat:
hij op of omstreeks 12 augustus 2017, te Curaçao , tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen meerdere fles(sen) (sterke) drank en/of chocoladerepen en/of sigaren (zie pagina 12 aanvullend proces-verbaal), in elk geval enige goederen, geheel of ten dele toebehorende aan [benadeelde 1]., in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededader(s), waarbij verdachte en/of zijn mededader(s) zich de toegang tot de plaats des misdrijfs heeft/hebben verschaft door middel van braak en/of verbreking.

3.Voorvragen

Het Gerecht heeft vastgesteld dat de dagvaarding geldig is, dat het bevoegd is tot kennisneming van de zaak, dat het openbaar ministerie ontvankelijk is in zijn vervolging en dat er geen redenen zijn voor schorsing van de vervolging.

4.Bewijsbeslissingen

4A. Vrijspraak
Het Gerecht zal verdachte partieel vrijspreken.
In het dossier bevindt zich een proces-verbaal met daarin opgenomen een getuigenverklaring van een persoon, van wie de identiteit niet blijkt, te weten een verpleegster [1] . Dit proces-verbaal vormt een belangrijke schakel in de door de officier van justitie voorgestelde bewijsconstructie. Naar het oordeel van het Gerecht kan wat de verpleegster heeft verklaard echter niet meewerken tot het bewijs, gezien het bepaalde in artikel 385, tweede lid Wetboek van Strafvordering (Sv). De getuige is niet conform artikel 261 Sv verhoord, zodat haar verklaring, ook al is die opgenomen in een proces-verbaal van bevindingen, niet voor het bewijs gebruikt kan worden. Dit geldt ook voor hetgeen geverbaliseerd is in het ‘loop-pv’ [2] omtrent de informatie die de meldkamer heeft doorgegeven, nu die informatie kennelijk van de verpleegster afkomstig was.
Uit het (overige) dossier volgt dat betreffende container is opengebroken en dat daaruit een groot aantal goederen is weggenomen. Daarvan is een doos met twaalf flessen ter plaatse aangetroffen door de politie. De overige goederen zijn vermoedelijk door een onbekende meegenomen in een auto. Er is naar het oordeel van het Gerecht onvoldoende wettig bewijs om te concluderen dat verdachte en zijn medeverdachte [medeverdachte] in bewuste en nauwe samenwerking met genoemde onbekende hebben gehandeld bij de diefstal, dan wel bij het openbreken van de container. De stelling van verdachten dat zij pas ter plaatse kwamen toen de container al was geopend, wordt niet weerlegd door de beschikbare bewijsmiddelen en kan niet als onaannemelijk terzijde worden gesteld.
4B. Bewijsoverweging
De raadsman van verdachte heeft betoogd dat hetgeen is tenlastegelegd niet wettig en overtuigend bewezen kan worden. De tenlastelegging betreft het wegnemen van goederen, terwijl de bewijsmiddelen alleen aanduiden op het aantreffen van verdachte ter plaatse. Op het moment van de aanhouding van verdachte was er geen sprake van wegnemen van goederen. Immers is de doos met sterke drank die daar werd aangetroffen door de politie in beslag genomen. De verdachte dient te worden vrijgesproken.
Het Gerecht overweegt als volgt. Verdachte heeft verklaard dat hij, samen met medeverdachte [medeverdachte], ’s nachts van “Junk” een tip kreeg dat er een container openstond. Zij zijn toen samen naar de container gegaan. Korte tijd later treft de politie beide verdachten aan, terwijl die zich proberen te verstoppen achter of onder de container. De een heeft handschoenen aan, de ander een masker op. Buiten de container wordt een daaruit weggenomen doos aangetroffen.
Deze feiten in samenhang beziend concludeert het Gerecht dat de verdachten naar de container toe zijn gegaan om te stelen en dat zij de betreffende doos uit de container hebben gehaald. Dit levert een voltooide diefstal in vereniging op.
4C. Bewijsmiddelen
De overtuiging dat de verdachte het bewezen verklaarde feit heeft begaan, is gegrond op de inhoud van de wettige bewijsmiddelen, houdende daartoe redengevende feiten en omstandigheden. Het vonnis zal in die gevallen waarin de wet dit vereist, worden aangevuld met een later bij dit vonnis te voegen bijlage met daarin de inhoud dan wel de opgave van de bewijsmiddelen.
4D. Bewezenverklaring
Het Gerecht heeft uit het onderzoek op de terechtzitting door de inhoud van wettige bewijsmiddelen de overtuiging bekomen dat de verdachte het tenlastegelegde heeft begaan, met dien verstande dat het bewezen acht dat:
hij op
of omstreeks12 augustus 2017, te Curaçao , tezamen en in vereniging met een ander
of anderen, althans alleen,met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen meerdere fles
(sen
) (sterke
)drank
en/of chocoladerepen en/of sigaren (zie pagina 12 aanvullend proces-verbaal), in elk geval enige goederen, geheel of ten deletoebehorende aan [benadeelde 1].,
in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededader(s), waarbij verdachte en/of zijn mededader(s) zich de toegang tot de plaats des misdrijfs heeft/hebben verschaft door middel van braak en/of verbreking.
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd, zoals doorgestreept in de tekst, is niet bewezen, zodat de verdachte hiervan zal worden vrijgesproken.

5.Kwalificatie, strafbaarheid van het feit en van de verdachte

Het bewezenverklaarde levert op:
diefstal door twee verenigde personen.
Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het bewezenverklaarde uitsluit. Het feit is derhalve strafbaar.
Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte opheft of uitsluit. De verdachte is dus strafbaar.

6.Strafmotivering

Gelet op de aard en de ernst van het bewezen en strafbaar verklaarde, op de omstandigheden waaronder de verdachte zich daaraan schuldig heeft gemaakt en op de persoon van de verdachte, zoals van één en ander uit het onderzoek ter terechtzitting is gebleken, acht het Gerecht na te noemen beslissing passend. Daarbij wordt in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan diefstal uit een container. Hij heeft dit feit samen met een ander gepleegd. Ladingdiefstal is een ernstig feit, dat schade en onrust veroorzaakt. Het Gerecht heeft acht geslagen op de strafkaart van verdachte. Hij is in het verleden meermalen voor soortgelijke feiten tot gevangenisstraffen veroordeeld. Het Gerecht merkt verdachte aan als recidivist: zijn laatste veroordeling dateert weliswaar van langer dan 5 jaar geleden, maar verdachte is de afgelopen vijf jaren vrijwel voortdurend gedetineerd geweest (vgl. artikel 1:117 Sr, laatste volzin).
Alles afwegende kan niet worden volstaan met een andere of lichtere straf dan gevangenisstraf van na te melden duur. Deze is lager dan de eis, omdat het Gerecht tot een beperktere bewezenverklaring komt dan de officier van justitie heeft gevorderd. Het Gerecht zal een deel van deze straf voorwaardelijk opleggen teneinde verdachte in te scherpen zich gedurende de proeftijd niet weer aan misdrijf schuldig te maken.
Het Gerecht ziet in de veroordeling geen aanleiding om de belangenafweging, die de rechter-commissaris in het kader van de schorsing van de voorlopige hechtenis heeft gemaakt, thans anders te beoordelen. De vordering tot opheffing van die schorsing wordt daarom afgewezen.

7.Vordering benadeelde partij en schadevergoedingsmaatregel

De benadeelde partij [benadeelde 1]. heeft een vordering tot schadevergoeding van US$ 4.000 ingediend tegen de verdachte wegens materiële schade die hij als gevolg van het ten laste gelegde feit zou hebben geleden. Het betreft de inkoopwaarde van alle -volgens de aangifte - uit de container ontvreemde goederen, vermeerderd met een opslag voor kosten.
Het Gerecht gaat ervan uit dat de goederen, waarvan is bewezenverklaard dat verdachte die ontvreemd heeft, nog onder beslag liggen. Het betreft een twaalftal flessen Ketel. Van deze flessen zal de teruggave aan de benadeelde worden gelast, zodat de benadeelde in zoverre geen schade heeft geleden.
Met betrekking tot de overige schade overweegt het Gerecht als volgt. In beginsel is toewijzing mogelijk van een vordering tot vergoeding van schade met betrekking tot goederen die niet in de bewezenverklaring genoemd zijn (vgl. ECLI:NL:HR:2017:2637). In het onderhavige geval is verdachte echter expliciet vrijgesproken van betrokkenheid bij de diefstal van de overige goederen. Dat staat in de weg aan toewijzing van de vordering.
Het Gerecht zal daarom de benadeelde partij niet-ontvankelijk verklaren in zijn vordering.

8.Beslag

8.1
Verbeurdverklaring
De in beslag genomen zwarte muts, waarvan ter terechtzitting is gebleken dat met behulp daarvan het feit is begaan, zal verbeurd worden verklaard.
8.2
Overige beslissingen omtrent in beslag genomen en niet teruggegeven voorwerpen
Van de in beslag genomen witte doos inhoudende 12 flessen Vodka van het merk Ketel One zal de teruggave worden gelast aan de rechthebbende, [benadeelde 1].

9.Toepasselijke wettelijke voorschriften

De op te leggen straf is gegrond op de artikelen 1:19, 1:20, 1:21, 1:67, 1:68, 2:289 van het Wetboek van Strafrecht.

10.Beslissing

Het Gerecht:
verklaart niet bewezen dat de verdachte het tenlastegelegde zoals in rubriek
4Aomschreven heeft begaan en spreekt verdachte daarvan vrij;
verklaart bewezen dat de verdachte het tenlastegelegde zoals in rubriek
4Domschreven, heeft begaan;
verklaart niet bewezen hetgeen aan de verdachte meer of anders is tenlastegelegd en spreekt verdachte daarvan vrij;
verklaart dat het bewezen verklaarde feit het in rubriek
5genoemde strafbare feit oplevert;
verklaart de verdachte hiervoor strafbaar;
veroordeelt de verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van
6 (zes) maanden,met bevel dat van deze straf een gedeelte, groot
3 (drie) maanden,
nietten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten op grond dat verdachte voor het einde van de op 2 jaren bepaalde proeftijd zich aan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt;
bepaalt dat de tijd die verdachte vóór de tenuitvoerlegging van dit vonnis in verzekering en voorlopige hechtenis heeft doorgebracht, bij de tenuitvoerlegging van het onvoorwaardelijk deel van de opgelegde gevangenisstraf in mindering wordt gebracht, voor zover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht;
verklaart de benadeelde partij [benadeelde 1]. niet-ontvankelijk in de vordering;
gelast de teruggave aan [benadeelde 1]. van:
 1 witte doos inhoudende 12 flessen Vodka van het merk Ketel One.
verklaart verbeurd de in rubriek 8.1 genoemde voorwerpen;
wijst af de vordering tot opheffing van de schorsing van de voorlopige hechtenis.
Dit vonnis is gewezen door de rechter mr. D. Gruijters en uitgesproken ter openbare terechtzitting van het Gerecht op 19 februari 2018, in tegenwoordigheid van de griffier.

Voetnoten

1.Proces-verbaal van bevindingen d.d. 4 september 2017, “ Aanvullend Aanbieding proces-verbaal” , p. 15-16.
2.Proces-verbaal van relaas d.d.13 augustus 2017, p. 2.