ECLI:NL:OGEAC:2018:230

Gerecht in eerste aanleg van Curaçao

Datum uitspraak
27 augustus 2018
Publicatiedatum
3 september 2018
Zaaknummer
AR 2016/80093- CUR 201601437
Instantie
Gerecht in eerste aanleg van Curaçao
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Bestuurdersaansprakelijkheid en onrechtmatige daad in faillissement van vennootschap

In deze zaak heeft het Gerecht in Eerste Aanleg van Curaçao op 27 augustus 2018 uitspraak gedaan in een geschil tussen een besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid, eiseres, en een gedaagde die een van de statutaire bestuurders van de failliete vennootschap was. De eiseres vorderde schadevergoeding op grond van bestuurdersaansprakelijkheid, nadat de vennootschap op 21 september 2016 in staat van faillissement was verklaard. De curator had in zijn eindverslag aangegeven dat de vorderingen van eiseres niet konden worden geverifieerd door gebrek aan legitieme documentatie, en dat de vorderingen mogelijk voortkwamen uit persoonlijke conflicten tussen de partijen.

De eiseres vorderde een bedrag van in totaal 14.375,65 (NAF, USD en EUR) aan schadevergoeding, maar het Gerecht oordeelde dat eiseres niet had aangetoond dat de vennootschap aansprakelijk was voor deze bedragen. Het Gerecht verwierp de eisvermeerdering van eiseres en concludeerde dat er geen bewijs was dat de vennootschap betalingsplichtig was. Hierdoor kon er geen sprake zijn van bestuurdersaansprakelijkheid van de gedaagde.

Het Gerecht wees de vorderingen van eiseres af en veroordeelde haar in de proceskosten, waarbij het salaris van de gemachtigde van gedaagde werd vastgesteld op NAf 4.000,00. De uitspraak benadrukt het belang van bewijsvoering in zaken van bestuurdersaansprakelijkheid, vooral in het kader van faillissement.

Uitspraak

Vonnis van 27 augustus 2018
Zaaknummer: AR 2016/80093- CUR 201601437
GERECHT IN EERSTE AANLEG VAN CURACAO
Vonnis
inzake:
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
[…] B.V.,
gevestigd te Zaandam, Nederland,
eiseres,
gemachtigde: mr. L.F. Herben,
tegen
[…],
wonende te Grootschermer, Nederland,
gedaagde,
gemachtigde: mr. M.J. Eisden.

1.Het verloop van de procedure

1.1.
Het Gerecht heeft kennisgenomen van de volgende processtukken:
verzoekschrift met producties d.d. 31 augustus 2016,
conclusie van antwoord met producties,
conclusie van repliek tevens akte wijziging van eis met producties,
conclusie van dupliek tevens houdende conclusie van antwoord met betrekking tot wijziging van eis alsmede onbevoegdheid Gerecht met producties,
conclusie van antwoord in de exceptie van onbevoegdheid,
rolbeschikking d.d. 28 augustus 2017,
akte van overlegging stelbrief,
tussenvonnis van 9 april 2018,
akte uitlating producties.
1.2.
Vandaag wordt uitspraak gedaan.

2.De vaststaande feiten

2.1.
Gedaagde is een van de statutaire bestuurders geweest van [de vennootschap], gevestigd te Curaçao (hierna: de vennootschap).
2.2.
Op 21 september 2016 is de vennootschap door dit Gerecht in staat van faillissement verklaard. In het eindverslag van de curator d.d. 10 februari 2017 staat onder andere het volgende:
“Dit faillissement is aangevraagd door twee vennootschappen onder de controle van de in Nederland woonachtige heer V. P., de gewezen levenspartner van een van de directeuren van de failliet, [gedaagde]. Deze vennootschappen, “[eiseres]” en “[vennootschap 2]” pretenderen schuldeisers te zijn van de failliet uit hoofde van verstrekte leningen. De leningen worden door de directie betwist. Bij gebrek aan enige legitieme ondersteunende documentatie van die pretense leningen kan het bestaan daarvan niet worden geverifieerd. Het lijkt er veeleer op dat “[eiseres]”, waarvan V. P. ook UBO is, in haar hoedanigheid van aandeelhouder kapitaal heeft gefourneerd. De ‘lening’ van “[vennootschap 2].” volgt uitsluitend uit haar eigen jaarstukken. Er is geen leningdocument geproduceerd.
Uit onderzoek blijkt dat het faillissement een relationele achtergrond heeft, waarbij V. P. om persoonlijke redenen een veroordeling van [gedaagde] wenst op grond van bestuurdersaansprakelijkheid. Kennelijk speelt op de achtergrond een kwestie omtrent het gezag over een kind van deze partijen. Dit volgt ook uit de door “[eiseres]” tegen [gedaagde] ingestelde bodemzaak met nummer 80093 voor het Gerecht in Curaçao.”

3.De vorderingen en de verweren

3.1.
Eiseres vordert, na eisvermeerdering, gedaagde bij uitvoerbaar bij voorraad te verklaren vonnis als volgt te veroordelen:
“om tegen behoorlijk bewijs van kwijting aan [eiseres] te voldoen het bedrag ad i. 1.754,18 (NAF)., ii 1.500,- ($) en iii. 11.121,47 (€), althans subsidiair een door uw rechtbank in goede justitie te bepalen bedrag, aan schadevergoeding, (…), te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 23 augustus 2016 tot de dag der algehele voldoening, althans subsidiair de wettelijke rente vanaf de dag der dagvaarding tot de dag der algehele voldoening”,
met veroordeling van gedaagde in de proceskosten, de beslagkosten daaronder begrepen.
3.2.
Gedaagde verzoekt het Gerecht om eiseres in haar vordering niet-ontvankelijk te verklaren, dan wel deze af te wijzen, met veroordeling van eiseres in de werkelijke kosten van het geding.
3.3.
Op de argumenten van partijen gaat het Gerecht hierna in, voor zover deze relevant blijken voor de beoordeling van het geschil.

4.De beoordeling

Eisvermeerdering
4.1.
Gedaagde maakt bezwaar tegen de eisvermeerdering. Dit bezwaar wordt door het Gerecht verworpen. De rechtsgrond blijft namelijk hetzelfde, te weten bestuurdersaansprakelijkheid. Uit de conclusie van dupliek blijkt verder dat gedaagde zich inhoudelijk weet te verweren tegen de door eiseres (extra) opgevoerde posten die van haar worden gevorderd. De goede procesorde verzet zich daarom niet tegen de eisvermeerdering. Het Gerecht zal dus recht doen op de vermeerderde eis.
Bestuurdersaansprakelijkheid
4.2.
In het verzoekschrift wordt de vordering gebaseerd op onrechtmatige daad, namelijk externe bestuurdersaansprakelijkheid van gedaagde als bestuurder van de vennootschap jegens eiseres als schuldeiser van de vennootschap. In de conclusie van repliek wordt de aansprakelijkheid verder gebaseerd op artikelen 2:9, 2:10, 2:11 en 2:248 BW NL.
Toepasselijk recht
4.3.
Partijen hebben geen expliciete rechtskeuze gedaan. De vennootschap is een vennootschap naar het recht van Curaçao en het gaat om bestuurdersaansprakelijkheid. Op grond van het incorporatiebeginsel zal het Gerecht dus het recht van het Land Curaçao toepassen.
De vorderingen op de vennootschap
4.4.
Gedaagde, tegen de achtergrond van de uitlatingen van de curator in zijn eindverslag, betwist dat de vennootschap aansprakelijk is voor de vorderingen die tegen haar zijn ingesteld. Dat moet het Gerecht eerst onderzoeken. Als de vennootschap niet betalingsplichtig dan kan er geen sprake zijn van bestuurdersaansprakelijkheid.
4.5.
Bij verzoekschrift stelt eiseres dat door haar € 9.767,00 is uitgeleend aan de vennootschap zonder daarvan enig bewijs te presenteren. Kennelijk maken de hierna te vermelden bedragen deel uit van dit bedrag (plus de eisvermeerdering).
4.6.
Bij repliek vordert eiseres NAf. 1.754,18. Als bewijs wordt in het geding gebracht een declaratie van de notaris d.d. 19 maart 2014 betreffende een aandelenoverdracht. Het Gerecht kan niet zien aan wie deze factuur is uitgemaakt. Waarschijnlijk omdat de gegevens van de gefactureerde worden bedekt door het bewijs van een pinbetaling van 25 maart 2014. Daarvan geldt dat het Gerecht niet kan zien van welke bankrekening deze pinbetaling heeft plaatsgevonden. Wel heeft het Gerecht geconstateerd dat die aandelenoverdracht op 19 maart 2014 heeft plaatsgevonden. Uit de notariële akte in artikel 5 blijkt dat de kosten voor deze akte
“voor rekening van de koper”zijn. De koper is [vennootschap 2] en niet de vennootschap. Zonder nadere toelichting, die ontbreekt, moet het Gerecht concluderen dat de vennootschap niet de aansprakelijke partij is voor dit bedrag.
4.7.
Eiseres vordert bij repliek verder USD 1.500,00. Zij legt een kopie over van een (kennelijk) telebanking bankafschrift met een mutatie d.d. 5 juni 2013. Daaruit volgt dat dit bedrag is overgemaakt, kennelijk aan [leverancier], met de omschrijving
“opstaande facturen tot juni”. Zonder toelichting, die ontbreekt, is niet duidelijk voor het Gerecht of dit bedrag door eiseres aan de vennootschap is betaald. Eiseres voldoet dus niet aan haar stelplicht op dit punt. Het Gerecht kan er dus niet van uit gaan dat de vennootschap de aansprakelijke partij voor dit bedrag is.
4.8.
Bij repliek vordert eiseres tot slot € 11.121,47. Daarvoor legt zij 9 van haar bankafschriften over uit 2011, 2012, 2013, 2014, met daarop omcirkelde bedragen. Zonder nadere toelichting, die ontbreekt, is het voor het Gerecht niet duidelijk aan wie en waarom deze bedragen zijn voldaan en wat de vennootschap daarmee te maken heeft. De enkele stelling dat deze bedragen zijn geleend aan de vennootschap is, tegenover de betwisting door gedaagde, niet voldoende. Ook hiervoor geldt dat het Gerecht niet kan oordelen dat de vennootschap daarvoor aansprakelijk was.
4.9.
Het Gerecht komt dus niet toe aan enig oordeel over bestuurdersaansprakelijkheid. De vorderingen van eiseres worden dan ook afgewezen.
De proceskosten
4.10.
Als in het ongelijk gestelde partij wordt eiseres in de proceskosten veroordeeld. Gedaagde vraagt om vergoeding van de reële proceskosten. Dat zou gaan om € 4.840,00. Enige specificatie daarvan wordt echter niet verstrekt. Het Gerecht is het eens met gedaagde dat de vordering, zoals die in deze procedure is gepresenteerd, evident ongegrond is als bedoeld in het arrest Duka/Achmea (HR 6 april 2012, ECLI:NL:HR:2012:BV7828), zeker tegen de achtergrond van de verbroken affectieve relatie tussen gedaagde en de directeur van eiseres. Daarom zal het Gerecht afwijken van het liquidatietarief en een hoger bedrag aan gedaagde toewijzen.

5.De beslissing

Het Gerecht in Eerste Aanleg:
wijst de vorderingen af,
veroordeelt eiseres in de proceskosten, aan de zijde van gedaagde begroot op nihil aan verschotten en op NAf. 4.000,00 aan salaris gemachtigde.
Dit vonnis is gewezen door mr. A.J.J. van Rijen, rechter, en is uitgesproken ter openbare terechtzitting van 27 augustus 2018 in aanwezigheid van de griffier.