4.2Een geschrift, te weten een brief van de Centrale Bank van Curaçao en Sint Maarten van 18 februari 2016 aan het openbaar ministerie. (politiedossier zelf genummerd ordner 11, bijlage 02 bij bijlage 13). Deze brief houdt in:
De natuurlijke personen:
[medeverdachte 2]
[medeverdachte 3]
[medeverdachte 1]
[office manager bedrijf 1]
beschikken niet over een ontheffing en/of vergunning van de Bank om als geldtransactiekantoor te werk te gaan.
De hiervoor vermelde bewijsmiddelen zijn – ook in hun onderdelen – telkens gebezigd tot het bewijs van het feit of de feiten, waarop zij blijkens hun inhoud betrekking hebben en, voor zover het een geschrift als bedoeld in artikel 387, eerste lid, aanhef, onder e van het Wetboek van Strafvordering betreft, telkens slechts gebezigd in verband met de inhoud van de andere bewijsmiddelen.
Overwegingen met betrekking tot het bewijs van feit 1
Voor een veroordeling ter zake van witwassen is vereist dat vaststaat dat het
desbetreffende voorwerp – onmiddellijk of middellijk – afkomstig is uit een daaraan voorafgaand, door de verdachte zelf of door anderen gepleegd, voltooid misdrijf, het zogeheten gronddelict.
Voorwerpen
met betrekking totwelke een misdrijf is begaan, zijn niet reeds daardoor
afkomstig uitenig misdrijf.
De officier van justitie heeft in het requisitoir inzichtelijk gemaakt welke misdrijven naar zijn oordeel het gronddelict hebben gevormd, de opbrengst waarvan door de verdachte zou zijn witgewassen.
Dat betreft in hoofdzaak vier (categorieën) gronddelicten, te weten:
a. oplichting/valsheid in geschrift, alsmede overtreding van Venezolaanse toezicht- en deviezenbepalingen, gepleegd door de Venezolanen bij de aanvraag van hun (dollar)contingent bij de Venezolaanse overheid;
b. onbekende misdrijven gepleegd door derden, van wie [ALPHABETHREEKS BEDRIJF 1] het contante geld aantrok waarmee de Venezolanen (ook door de verdachten) werden betaald;
c. opzettelijke overtredingen van Curaçaose strafbepalingen inzake het financiële- en deviezenverkeer, gepleegd door de verdachten zelf;
d. het opmaken en gebruiken van valse facturen en pinbonnen, gepleegd door de verdachten zelf.
Het gerecht overweegt hierover als volgt.
Ad a. Oplichting/valsheid in geschrift, alsmede overtreding van Venezolaanse toezicht- en deviezenbepalingen
Vooropgesteld moet worden dat er geen aanwijzingen zijn dat de op de credit/debit-cards geplaatste dollar-tegoeden of -kredieten in oorsprong afkomstig waren uit enig misdrijf. Het ging om legaal geld, dat door de Venezolaanse overheid tegen een gunstige vaste wisselkoers op de cards was geplaatst.
Voorts biedt het dossier geen bewijs voor de veronderstelling dat de Venezolanen, wier kaarten op Curaçao door de verdachten werden geswipet, reeds bij het aanvragen van hun contingent (cupo) in Venezuela van plan waren die cupo in strijd met de Venezolaanse toezicht- en deviezenbepalingen te besteden, zodat zij deze cupo onder valse voorwendselen van de Venezolaanse overheid zouden hebben verkregen. Op welke wijze en met welke intentie de individuele klanten van [ALPHABETHREEKS BEDRIJF 1] hun cupo’s hebben verkregen is immers niet onderzocht.
Daarnaast is ook niet gebleken dat de verdachten kennis hadden van de wijze waarop en de intentie waarmee de cupo’s door hun klanten waren aangevraagd of van hetgeen er na uitbetaling aan hun klanten met het geld gebeurde. Nu de cupo’s waren uitgegeven door de Venezolaanse overheid hadden de verdachten ook geen reden om aan de legale herkomst van de cupo’s te twijfelen. Te minder gezien het feit dat ook de banken de tegoeden op kaarten van Venezolanen in contante dollars uitbetaalden via hun ATM pinautomaten.
De slotsom is dat het plegen van oplichting/valsheid in geschrift bij het aanvragen van de cupo’s in Venezuela, al dan niet in combinatie met de overtreding van Venezolaanse toezicht- en deviezenbepalingen, niet kan gelden als gronddelict, waarvan de verdachten de opbrengst zouden hebben witgewassen.
Daarnaast merkt het gerecht ten overvloede op dat het zeer de vraag is of het in de Venezolaanse deviezenbepalingen neergelegde verbod om deviezen aan te wenden voor andere doeleinden dan die de aanleiding vormden voor de aanvraag daarvan, wel voldoet aan het voor het gronddelict van witwassen geldende vereiste van dubbele strafbaarheid, nu het gerecht geen vergelijkbare Curaçaose strafbepaling bekend is die de verstrekking van deviezen aan burgers slechts toelaat voor bepaalde doeleinden en die straf stelt op het doen van daarvan afwijkende bestedingen.
Ad b. Het innemen van contante gelden met criminele herkomst.
Het gerecht acht evenmin bewezen dat de verdachten in de ten laste gelegde periode aanzienlijke hoeveelheden contant geld met een criminele herkomst voorhanden hebben gehad dan wel dat zij wisten of redelijkerwijs moesten vermoeden dat het contante geld dat zij van [ALPHABETHREEKS BEDRIJF 1] ontvingen om daarmee hun eigen klanten uit te betalen, afkomstig was van criminele derden.
Door verbalisanten is berekend dat in de ten laste gelegde periode een bedrag van 17 tot 38 miljoen USD aan contante uitbetalingen door [ALPHABETHREEKS BEDRIJF 1] niet kan worden verklaard als zijnde afkomstig uit het swipe proces zelf (de zogeheten kasrondjes) en/of uit contante opnamen van de bank, zodat het dus wel moet zijn verkregen van derden en naar alle waarschijnlijkheid een criminele herkomst heeft. De officier van justitie vindt hiervoor onder meer aanwijzingen in het zogeheten Bientu onderzoek en wijst erop dat in dat onderzoek is vastgesteld dat [hoofdverdachte] via de bankrekeningen van [ALPHABETHREEKS BEDRIJF 2] en [ALPHABETHREEKS BEDRIJF 3] in de periode van 1 februari 2007 tot en met 16 januari 2012 afgerond minimaal 2.6 miljoen USD aan contanten in ontvangst heeft genomen van [naam 1] en dat dit “crimineel” geld betrof.
Nog afgezien van het feit dat dit bedrag nog lang niet de herkomst van de totaal berekende som van 17 respectievelijk 38 miljoen USD kan verklaren, blijkt hieruit niet dat de verdachten die voor [ALPHABETHREEKS BEDRIJF 1] werkten (en/of verdachte, als de door een van de verdachten voor de geldstroom gebruikte vehikel, al dan niet via haar directeur) ook wisten of hadden moeten vermoeden dat [ALPHABETHREEKS BEDRIJF 1] hen voorzag van geld met een mogelijk criminele herkomst. Daarvoor bevat ook het dossier in de zaken Troja en Cymbal geen bewijs.
Immers, met uitzondering van de verdachte [office manager bedrijf 1] (hij heeft contante geldbedragen ingenomen van bevriende ondernemers in Curaçao), is niet komen vast te staan dat de verdachten zelf ooit contant geld hebben aangetrokken van derden. Dat zij, als zelfstandig opererende agenten onder de paraplu van [ALPHABETHREEKS BEDRIJF 1], het beheer van de geldstromen hebben overgelaten aan [ALPHABETHREEKS BEDRIJF 1], die geen kasadministratie bijhield, maakt dat zij als financiële dienstverlener weliswaar een risico hebben genomen, maar niet dat zij bewust de aanmerkelijke kans hebben aanvaard dat het (eventuele) contante geld dat zij van [ALPHABETHREEKS BEDRIJF 1] ontvingen, uit misdrijf afkomstig was. Te minder nu dit contante geld, voor zover zij konden waarnemen, werd opgenomen van de bankrekening van [ALPHABETHREEKS BEDRIJF 1], een voor hen onverdachte bron.
De eventuele misdrijven waarmee derden het contante geld hebben verdiend, dat zij vervolgens aan [ALPHABETHREEKS BEDRIJF 1] ter beschikking stelden, kunnen dan ook evenmin gelden als gronddelict, waarvan de verdachten de opbrengst zouden hebben witgewassen.
Ad c. Opzettelijke overtredingen van Curaçaose strafbepalingen inzake het financiële- en deviezenverkeer
Zoals hierna bij de bespreking van het bewijs van feit 4 zal blijken, kan van de ten laste gelegde overtredingen van de destijds op Curaçao geldende strafbepalingen inzake het financiële- en deviezenverkeer alleen de opzettelijke overtreding van de Landsverordening toezicht geldtransactiekantoren in de periode van 1 maart 2015 tot 6 juli 2015 bewezen worden.
Dit misdrijf kan gelden als gronddelict, waarvan de verdachten de opbrengst hebben witgewassen.
Ad d. Het opmaken en gebruiken van valse facturen en pinbonnen
Zoals hierna bij de overweging terzake van het medeplegen zal blijken, heeft de verdachte [direkteur verdachte] samen met anderen valse pinbonnen opgemaakt en gebruikt.
In de zaak tegen [direkteur verdachte] is bewezen verklaard dat zij samen met anderen opzettelijk facturen heeft vervalst en deze valse facturen heeft gebruikt.
Deze misdrijven kunnen gelden als misdrijven, waarvan de verdachte de opbrengst heeft witgewassen.
Als opbrengst van de misdrijven onder c. en d. kan dus niet worden beschouwd de gehele omzet, die door [direkteur verdachte] en haar mededaders is gegenereerd.
Immers, het feit dat deze omzet - voor [ALPHABETHREEKS BEDRIJF 1] in de ten laste gelegde periode in totaal ruim 200 miljoen dollar - (gedurende een korte periode) is behaald in het kader van een verboden wijze van bankieren/swipen zonder vergunning, en (gedurende de hele ten laste gelegde periode) is behaald en afgeschermd met behulp van valse facturen en valse pinbonnen, en dat bedrag dus is aan te merken als voorwerp met betrekking waartoe een misdrijf is begaan, betekent nog niet dat daardoor dit gehele geldbedragafkomstigis uit enig misdrijf. De legale herkomst van die gelden verandert immers niet doordat zij voorwerp worden van “swipen”. Dat is af te leiden uit ECLI:NL:HR:2014:3046 betreffende hawala-bankieren, alsook uit ECLI:NL:HR:2018:327 betreffende de export van goud. In die zin is er een parallel te trekken met de ontnemingsrechtspraak van de Hoge Raad, met als strekking dat geldbedragen die voorwerp zijn van het bewezen verklaarde witwassen, niet reeds daardoor ook wederrechtelijk verkregen voordeel vormen (ECLI:NL:HR:2013:BY5217). Als opbrengst van de onder c. en d. genoemde misdrijven kan daarom slechts worden beschouwd hetgeen met die misdrijven is verdiend. Dus ook alleen dat bedrag kan zijn witgewassen.
Over de hoogte van het witgewassen bedrag overweegt het gerecht als volgt.
Uit de bewijsmiddelen volgt dat de verdachte [direkteur verdachte] in de bewezen verklaarde periode een omzet heeft gehad van USD 13.383.802,-, zijnde het bedrag dat in de administratie van [bedrijfsnaam 1] is opgenomen als swipes in Curaçao van de agent met code RA. [direkteur verdachte] heeft erkend dat deze code van haar was en dat al het geld dat zij van [ALPHABETHREEKS BEDRIJF 1] ontving werd overgemaakt naar de bankrekening van de verdachte, waarvan zij de directrice was.
Zoals hierboven al is overwogen, kan alleen hetgeen [direkteur verdachte] met het swipen heeft verdiend, dus haar commissie, worden aangemerkt als witgewassen.
De officier van justitie stelt die commissie op 3% van het geswipete bedrag. Hij baseert dit op de vierde verklaring van [direkteur verdachte], waarin zij zegt dat zij tussen de 2% en 3% procent commissie verdiende.
[direkteur verdachte] heeft ter terechtzitting verklaard dat haar commissie voor de swipes via [ALPHABETHREEKS BEDRIJF 1] 2% bedroeg. [hoofdverdachte] heeft als getuige ter zitting van 6 augustus 2019, onder de met het openbaar ministerie overeengekomen verplichting om onomwonden openheid van zaken te geven over onder meer de rol van de agenten bij het swipen, onder ede verklaard dat [ALPHABETHREEKS BEDRIJF 1] vanaf 2009 aan de agenten een commissie in rekening bracht van 10% en dat de agenten zelf 12% rekenden, zodat de agenten 2% “pakten”. Het gerecht gaat uit van de juistheid van hetgeen door [direkteur verdachte] is verklaard, en door de getuige [hoofdverdachte] is bevestigd. Dat betekent dat [direkteur verdachte] met het swipen een bedrag van ongeveer USD 267.676,04 heeft verdiend. Dit geld is op de bankrekening van de verdachte gestort.
Dit bedrag is ook witgewassen, nu [direkteur verdachte] heeft verklaard dat zij een deel van het geld dat zij met het swipen heeft verdiend, heeft uitgegeven aan de aankoop van een woning [naam resort] [nr. appartement]E en voor het overige aan van alles en nog wat.
Omdat aannemelijk is dat de op basis van de administratie (dus tot en met 6 juli 2015) berekende commissie op die datum nog niet volledig zal zijn uitgegeven en dus ook niet volledig zal zijn witgewassen, acht het gerecht niet het exact berekende bedrag bewezen, maar
ongeveerdat bedrag.
Overwegingen met betrekking tot het bewijs van feit 4
Aan de verdachte is onder feit 4 cumulatief dan wel alternatief ten laste gelegd dat
zij, in de periode van 1 januari 2010 tot en met 6 juli 2015, als medepleger, al dan niet opzettelijk heeft gehandeld in strijd met een viertal financieel strafrechtelijke bepalingen, neergelegd in:
a.) de Landsverordening toezicht geldtransactiekantoren en/of
b.) de Landsverordening toezicht bank- en kredietwezen 1994 en/of
c.) de Landsverordening Deviezenverkeer en/of
d.) de Regeling deviezenverkeer Curaçao en Sint Maarten.
Het gaat hierbij om misdrijven die elk een andere juridische strekking hebben en met verschillende strafbepalingen worden bedreigd. Het gerecht zal het onder 4 ten laste gelegde daarom opvatten als cumulatief ten laste gelegd en niet, zoals tevens is ten laste gelegd, als alternatieve, elkaar uitsluitende wettelijke bepalingen.
Het gerecht overweegt hierover als volgt.
Ad a. De Landsverordening toezicht geldtransactiekantoren
Deze Landsverordening is op 1 maart 2015 in werking getreden.
Art. 2 lid 1 jo art. 74 van deze Landsverordening stelt strafbaar het in of vanuit Curaçao uitoefenen van het bedrijf van geldtransactiekantoor zonder voorafgaande vergunning van de Centrale Bank. Een geldtransactiekantoor wordt daarin gedefinieerd als:
Een ieder die beroeps- of bedrijfsmatig ten behoeve van of op verzoek van een derde, geldtransacties uitvoert, dan wel beroeps- of bedrijfsmatig werkzaam is bij de totstandkoming daarvan.
Een geldtransactie wordt in de wet gedefinieerd als:
Het in het kader van een geldelijke overmaking ter beschikking krijgen van gelden of geldswaarden, teneinde deze gelden of geldswaarden aan een derde elders betaalbaar te stellen, of te doen stellen, dan wel het betalen of betaalbaar stellen van gelden of geldswaarden nadat deze gelden of geldswaarden ter beschikking zijn gesteld, waarbij deze geldelijke overmaking een op zich zelf staande dienst is.
Gelet op de uit de bewijsmiddelen blijkende werkwijze van het swipen voldoet het uitvoeren van swipes, zoals door de verdachten verricht, naar het oordeel van het gerecht aan de definitie van een bedrijfsmatige geldtransactie als bedoeld in deze
Landsverordening. Bij het swipen krijgen de verdachten immers in het kader van een geldelijke overmaking, door het door het apparaat halen van de credit/debit card, de beschikking over girale gelden van de Venezolaan, om deze vervolgens giraal of contant, onder inhouding van de commissie voor de verdachten, aan de Venezolaan betaalbaar te stellen. Deze overmaking betreft niet een betaling voor de levering van enig goed of enige dienst, maar is een op zichzelf staande dienst.
Dit onder 4 ten eerste ten laste gelegde feit kan daarom bewezen worden verklaard.
Ad b. De Landsverordening toezicht bank- en kredietwezen 1994
Het ten laste gelegde art. 45 lid 1 jo art. 50 van deze Landsverordening stelt strafbaar het zich direct of indirect tot het publiek wenden ter zake van het aantrekken van gelden of het verlenen van kredieten door anderen dan geregistreerde kredietinstellingen. Art. 1, lid 1 onder c. definieert een kredietinstelling als:
een onderneming of instelling, die in belangrijke mate haar bedrijf maakt van het ter beschikking krijgen van gelden, direct of op termijn opvorderbaar, al dan niet in de vorm van spaargelden of tegen uitgifte van een of meer soorten schuldbewijzen, en van het voor eigen rekening verrichten van kredietuitzettingen.
Het gerecht is van oordeel dat het swipen niet kan worden aangemerkt als het aantrekken van publieke gelden in de betekenis van deze Landsverordening, nu de verdachten immers de van de Venezolanen verkregen gelden, onder inhouding van een commissie, vrijwel meteen weer aan hen uitbetaalden, zodat dus niet gezegd kan worden dat hun bedrijf gericht was op het ter beschikking krijgen van gelden en het voor eigen rekening verrichten van kredietuitzettingen.
De verdachte moet daarom van het onder 4 ten tweede ten laste gelegde feit worden vrijgesproken.
Ad c. en d. De Landsverordening Deviezenverkeer en de Regeling Deviezenverkeer Curaçao en Sint Maarten
In art. 10 lid 1, resp. lid 2, jo art. 28 van de Landsverordening Deviezenverkeer en art. 11 lid 1, resp. lid 2, jo art. 81 van de Regeling Deviezenverkeer Curaçao en Sint Maarten is strafbaar gesteld het zonder vergunning van de Centrale Bank verrichten van, resp. meewerken aan betalingsverkeer met het buitenland, behoudens het vrije betalingsverkeer.
Zowel in de Landsverordening als in de Regeling is bepaald dat vrij is het betalingsverkeer met het buitenland bestaande uit betalingen en ontvangsten aan, respectievelijk van niet-ingezetenen, ter zake van het verrichten van diensten. Nu het swipen moet worden aangemerkt als een (geldtransactie)dienst, waarvoor gelden werden ontvangen van, en werden betaald aan, niet ingezetenen, heeft de verdachte niet gehandeld in strijd met de ten laste gelegde bepalingen.
De verdachte moet daarom ook van de onder 4 ten derde en ten vierde ten laste gelegde feiten worden vrijgesproken.
Overwegingen met betrekking tot het medeplegen
De verdachte [direkteur verdachte] heeft bekend dat zij de in de tenlastelegging opgenomen twee facturen heeft vervalst. Tevens heeft zij verklaard dat zij zelf geen administratie bijhield van haar swipe activiteiten. In de administratie van [ALPHABETHREEKS BEDRIJF 1] is een groot aantal valse facturen aangetroffen met daarop haar code. Deze facturen werden gebruikt om het onderlinge betalingsverkeer tussen de verdachte en [ALPHABETHREEKS BEDRIJF 1] te verklaren tegenover derden.
De verdachte [direkteur verdachte] heeft verklaard dat haar swipe omzet onder haar code in de administratie van [ALPHABETHREEKS BEDRIJF 1] werd opgenomen, dat daar facturen van werden opgemaakt en dat aan al die swipetransacties geen daadwerkelijke verkoop ten grondslag lag. Op verzoek van [ALPHABETHREEKS BEDRIJF 1] maakte zij zelf soms ook valse facturen op voor klanten, zo heeft zij verklaard.
De verklaringen van de administratieve medewerksters [getuige 5], [medewerkster 1 bedrijf 1] en [getuige 6] in onderling verband en samenhang beschouwd met de verklaring van [hoofdverdachte], houden voorts met betrekking tot het opmaken van de valse facturen het volgende in. Alle agenten: [medeverdachte 1], [medeverdachte 2], [medeverdachte 3] en [direkteur verdachte], moesten iedere dag hun swipetransacties doorgeven aan [ALPHABETHREEKS BEDRIJF 1] teneinde deze op te laten nemen in de bedrijfsadministratie van [ALPHABETHREEKS BEDRIJF 1]. Zij gaven daartoe de naam door van de persoon voor wie zij geswipet hadden, het bedrag dat er geswipet was, een kopie van de debet of creditcard, de voucher (de valse pinbon) van de verrichte pintransactie, alsmede de machtiging van de kaarthouder aan [ALPHABETHREEKS BEDRIJF 1] om het gepinde bedrag van diens rekening te innen. Al deze gegevens werden door de medewerksters van [ALPHABETHREEKS BEDRIJF 1] gecontroleerd, verwerkt en in de boekhouding en in Excelbestanden opgenomen, met als doel de onderlinge betalingsverplichtingen tussen [ALPHABETHREEKS BEDRIJF 1] en haar agenten vast te stellen, alsmede om de financiële stromen tussen [ALPHABETHREEKS BEDRIJF 1] en de agenten tegenover derden (lees: de banken en de Belastingdienst) te verklaren. Van al deze werkzaamheden was de verdachte [office manager bedrijf 1] de leidinggevende. Hij legde hierover verantwoording af aan zijn baas en directeur van het bedrijf [hoofdverdachte].
Het invoeren van de door de agenten aangeleverde gegevens had als resultaat dat het door [ALPHABETHREEKS BEDRIJF 1] gebruikte boekhoudsysteem Exact Globe bij het verwerken van deze gegevens automatisch een factuur opmaakte, met een uniek factuurnummer, waarop stond vermeld dat de factuur was opgemaakt ten behoeve van de verkoop van lingerie, hetgeen overeenkwam met de door de agent meegestuurde valse voucher/pinbon waarop stond dat de verkoop had plaatsgevonden bij een bedrijf dat zich bezighield met kledingverkoop.
Deze facturen, tezamen met de valse pinbonnen gaven dus niet weer wat er in werkelijkheid was gebeurd (omdat er geen product werd geleverd, maar geswipet) en waren dus vals. Niettemin bleef de verdachte haar gegevens steeds aanleveren aan [ALPHABETHREEKS BEDRIJF 1], die alles in de bedrijfsadministratie bijhield en de verdachte vervolgens op basis daarvan uitbetaalde.
De verdachte leverde, als het financiële vehikel via wier bankrekening haar directrice [direkteur verdachte] haar omzet en commissie van het swipen ontving, een significante bijdrage aan het ter beschikking krijgen van die commissie en het daarop gevolgde witwassen door haar directrice [direkteur verdachte]. De wetenschap van [direkteur verdachte] over de daarbij gepleegde valsheden en de overtreding van de Landsverordening toezicht geldtransactiekantoren moet ook aan de verdachte worden toegerekend. Gelet op dit alles moet de verdachte ook als medepleger van dat witwassen worden aangemerkt.
Strafbaarheid en kwalificatie van het bewezen verklaarde
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het bewezen verklaarde uitsluiten.
Het bewezen verklaarde wordt als volgt gekwalificeerd:
-
ten aanzien van het onder 1 ten laste gelegde-
medeplegen van: van het plegen van witwassen een gewoonte maken
-
ten aanzien van het onder 2 ten eerste ten laste gelegde-
medeplegen van opzettelijk in strijd handelen met het bepaalde onder artikel 2 eerste lid van de Landsverordening toezicht geldtransactiekantoren.
Strafbaarheid van de verdachte
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte uitsluiten, zodat de verdachte strafbaar is.
De officier van justitie heeft gevorderd dat de verdachte, zal worden veroordeeld tot een geldboete van ANG 100.000,-.
De raadsman heeft om matiging van de gevorderde geldboete verzocht.
Bij de bepaling van de op te leggen straf heeft het gerecht gelet op de aard en de ernst van hetgeen bewezen is verklaard, op de omstandigheden waaronder het is begaan en op de persoon en de draagkracht van de verdachte, zoals van een en ander bij het onderzoek ter terechtzitting is gebleken. Daarbij wordt in het bijzonder het volgende in beschouwing genomen.
Het gaat om een zeer omvangrijke fraudezaak, waarbij op ingenieuze en goed georganiseerde wijze een vorm van financiële dienstverlening op poten is gezet
– het swipen tegen betaling - waarbij op grote schaal valsheid in geschrift is gepleegd. De opbrengsten van die operatie zijn veiliggesteld en witgewassen. In krap vijf jaar tijd is in totaal ruim 200 miljoen dollar omgezet en is een winst behaald van enkele tientallen miljoenen dollars. Een dergelijke grootschalige fraude schaadt de integriteit van het financiële verkeer en kan een ondermijnende werking hebben op de samenleving.
De bankrekening van de verdachte werd jarenlang door haar directeur en medeverdachte in deze strafzaak gebruikt om haar omzet en commissie, afkomstig van het swipen via [ALPHABETHREEKS BEDRIJF 1], te ontvangen. De verdachte heeft zich daarmee als medepleger schuldig gemaakt aan het witwassen van die commissie van ongeveer
USD 267.676,04. Nu de verdachte een rechtspersoon betreft is een geldboete in beginsel een passende bestraffing.
Voor de strafoplegging in de onderhavige zaak is van belang dat het gerecht niet bewezen acht dat de gehele omzet van [direkteur verdachte], in dit geval dus USD 13.383.802,-, is witgewassen. Nu de desbetreffende geldbedragen door de Venezolaanse overheid op de credit/debit cards van de klanten waren geplaatst, mochten de verdachten er immers vanuit gaan dat het legaal geld betrof. Het openbaar ministerie heeft het tegendeel niet kunnen aantonen.
Ook kan niet worden bewezen dat de verdachten wisten of moesten vermoeden dat [ALPHABETHREEKS BEDRIJF 1] contant geld innam van mogelijk criminele derden, nu, voor zover zij dat konden waarnemen, die contanten door [ALPHABETHREEKS BEDRIJF 1] werden opgenomen bij de bank.
Verder weegt het gerecht mee dat het financieel-economisch strafrecht op Curaçao tot 1 maart 2015 het handelen van de verdachten niet strafbaar stelde.
Wel hebben de verdachten, onder wie [direkteur verdachte], het swipen administratief verantwoord door het opmaken en gebruiken van valse facturen en valse pinbonnen, waarvan sommige op naam van de verdachte, waarop stond dat het ging om kledingaankopen, terwijl er in werkelijkheid geldbedragen waren geswipet tegen betaling van een commissie. Daarom zijn de daarmee gegenereerde verdiensten, dus ongeveer USD 267.676,04, aan te merken als van misdrijf afkomstig en moet het uitgeven van die verdiensten als witwassen worden gekwalificeerd.
Het gerecht heeft echter ook rekening te houden met het feit dat het swipen in Curaçao een algemeen aanvaard verschijnsel was, dat in alle openheid gebeurde. Zo heeft de getuige [getuige 1], werkzaam als general manager bij de [naam bank 2] Bank ([LOGO BANK 2]), ter zitting verklaard dat veel Venezolanen naar Curaçao kwamen om hier hun debit cards te swipen tegen Amerikaanse dollars. In het begin ging dit gewoon via de ATM automaten maar omdat de rijen steeds langer werden, wendde men zich tot de ondernemers op Curaçao. “We waren er bij de bank mee bekend dat er bij [ALPHABETHREEKS BEDRIJF 1] werd geswipet door Venezolanen. We wisten immers dat de Venezolanen in groten getale naar Curaçao kwamen om dollars op te nemen,” aldus deze getuige.
Ook de accountant [getuige 2], die de jaarrekeningen van [ALPHABETHREEKS BEDRIJF 1] opmaakte, heeft verklaard dat hij wist dat een van de bedrijfsactiviteiten het swipen was. Hij had geen enkele reden om daarover ongerust te zijn, omdat het merendeel van de betalingen van de swipe transacties verliep via de banken, die onder toezicht stonden van de Centrale Bank, zo stelt hij. [getuige 2] las in de jaarrapporten van de Centrale Bank in 2008 en 2009 dat het mede aan het dollartoerisme uit Venezuela te danken was dat het goed ging met de economie in Curaçao. Ook gaf de Centrale Bank geen waarschuwing af dat swipen tegen contant geld illegaal was, aldus deze getuige.
Ten slotte heeft [getuige 4] als getuige ter zitting verklaard dat swipen destijds een wijd verbreid fenomeen was op Curaçao, waaraan hij als eigenaar van een van de grootste supermarkten ook meedeed. “Business was booming” en de economie draaide op volle toeren dankzij het swipen. De [LOGO BANK 2] ontving van elke transactie 3%. Het was een publiek geheim; de supermarkten, WTC, de restaurants, allemaal deden ze er aan mee, aldus deze getuige.
In een tijdens de zitting door de raadsman overgelegd artikel uit de New York Times van 13 maart 2008 wordt in alle openheid melding gemaakt van de grote aantallen Venezolanen die naar Curaçao kwamen om hier hun geld in te wisselen tegen dollars om zo aan de strenge deviezenbepalingen van hun eigen land te ontkomen.
Tenslotte heeft het gerecht kennisgenomen van het feit dat de hoofdverdachte [hoofdverdachte] al in 2012 door de FIOD is gehoord en toen heeft verklaard over het swipen en heeft aangeboden om zijn administratie aan het openbaar ministerie over te leggen. Het gerecht merkt op dat dit toen niet heeft geleid tot enige kenbare actie aan de kant van het openbaar ministerie en dat het nog tot 2015 heeft geduurd, voordat de vervolging tegen de verdachten aanving.
Hoewel dus niet gezegd kan worden dat sprake was van een bestuurlijk dan wel strafrechtelijk gedoogbeleid, heeft de passieve opstelling van de autoriteiten ten aanzien van het openlijk en op grote schaal plaatsvindende swipen er feitelijk wel toe geleid dat het swipen in Curaçao jarenlang ongemoeid is gelaten en, mede vanwege de voordelen die het voor het eiland opleverde, ongeremd heeft kunnen groeien. Dit heeft een sterk matigende invloed op de strafmaat, in die zin dat het gerecht daardoor een geheel voorwaardelijke geldboete passend acht.
Omdat een geheel voorwaardelijke straf zal worden opgelegd, zal geen vermindering worden toegepast wegens de overschrijding van de redelijke termijn.
Al het voorgaande leidt ertoe dat het gerecht zal volstaan met de oplegging van een geheel voorwaardelijke geldboete van na te noemen duur.
Toepasselijke wettelijke voorschriften
De op te leggen straffen zijn gegrond op de artikelen 1:1 lid 2, 1:19, 1:20, 1:21, 1:127, 1:54, 1:55, 1:123, 1:136, en 2:405 van het Wetboek van Strafrecht en de artikelen 2 en 74 van de Landsverordening toezicht geldtransactiekantoren.
verklaart de officier van justitie niet-ontvankelijk in de vervolging van de verdachte voor zover dit betreft de onder 2 ten eerste, ten tweede, ten derde en ten vierde ten laste gelegde niet opzettelijke overtredingen, begaan in de periode tot en met 6 juli 2012.
spreekt de verdachte vrij van de overige onder 2 ten tweede, ten derde en ten vierde ten laste gelegde feiten;
verklaart wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het onder 1 en – voor zover nog aan de orde – onder 2 ten eerste ten laste gelegde heeft begaan;
verklaart niet bewezen hetgeen aan de verdachte onder 1 en onder 2 ten eerste meer of anders ten laste is gelegd en spreekt haar daarvan vrij;
verklaart het bewezenverklaarde strafbaar, kwalificeert dit als hiervoor omschreven en verklaard de verdachte daarvoor strafbaar;
veroordeelt de verdachte tot een
geldboetevan
ANG 25.000,- (vijfentwintigduizend) gulden;
bepaalt dat de geldboete niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten omdat de veroordeelde zich vóór het einde van de proeftijd aan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt;
stelt de proeftijd vast op
2 (twee) jaren.
Dit vonnis is gewezen door de rechter mr. drs. S.M. van Lieshout, bijgestaan door mr. F. Kruiswijk, zittingsgriffier, en op 27 september 2019 in tegenwoordigheid van de griffier mr. M. Witteman uitgesproken ter openbare terechtzitting van het gerecht in Curaçao.