Uitspraak
1.PROCESVERLOOP
2.FEITEN
3.GESCHIL
4.OVERWEGINGEN
Restitutie omzetbelasting
5.PROCESKOSTENVERGOEDING EN GRIFFIERECHT
6.DE BESLISSING
twee maandenna de verzenddatum hoger beroep instellen bij:
Gerecht in eerste aanleg van Curaçao
In deze zaak heeft het Gerecht in eerste aanleg van Curaçao op 4 oktober 2019 uitspraak gedaan in een geschil tussen [X] B.V. en de Inspecteur der Belastingen. De belanghebbende, een groothandel in farmaceutische producten, verzocht om teruggaaf van omzetbelasting ten bedrage van NAf 7.152.365, welke door de Inspecteur was afgewezen. De afwijzing was gebaseerd op het feit dat de belanghebbende facturen had uitgereikt waarop omzetbelasting was vermeld, en dat zij op grond van artikel 12b van de Landsverordening omzetbelasting 1999 (LOB) deze bedragen verschuldigd was, ongeacht de vrijstelling van omzetbelasting voor bepaalde leveringen.
Tijdens de zitting op 29 augustus 2019 heeft de gemachtigde van de belanghebbende betoogd dat er een mondelinge toezegging was gedaan door de Inspecteur over de teruggaaf. Het Gerecht oordeelde echter dat niet aannemelijk was gemaakt dat een dergelijke toezegging had plaatsgevonden. De Inspecteur had ter zitting verklaard dat hij enkel informatie had opgevraagd en geen toezegging had gedaan. Het beroep op het vertrouwensbeginsel werd dan ook verworpen.
Het Gerecht concludeerde dat de Inspecteur terecht het teruggaafverzoek had afgewezen, omdat de belanghebbende op basis van de uitgereikte facturen omzetbelasting verschuldigd was. De uitspraak eindigde met de beslissing dat het beroep ongegrond werd verklaard, zonder dat er aanleiding was voor een proceskostenvergoeding of griffierecht.