ECLI:NL:OGEAC:2019:342

Gerecht in eerste aanleg van Curaçao

Datum uitspraak
20 december 2019
Publicatiedatum
19 mei 2020
Zaaknummer
CUR201904405
Instantie
Gerecht in eerste aanleg van Curaçao
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Schorsing van de tenuitvoerlegging van een kort geding vonnis in een arbeidsgeschil tussen Crown Automotives B.V. en een gedaagde

In deze zaak heeft Crown Automotives B.V. op 25 november 2019 een verzoekschrift ingediend om de tenuitvoerlegging van een kort geding vonnis van 12 november 2019 te schorsen. Dit vonnis was uitvoerbaar bij voorraad en had betrekking op een arbeidsgeschil tussen Crown en de gedaagde, die inmiddels in Nederland woont. Tijdens de mondelinge behandeling op 9 december 2019 hebben beide partijen hun standpunten toegelicht. Crown vorderde schorsing van de tenuitvoerlegging, omdat zij vreesde voor een onevenredig restitutierisico, nu de gedaagde zijn woning in Curaçao met een huurschuld had achtergelaten.

De rechter heeft in zijn beoordeling de belangen van beide partijen afgewogen. Hij stelde vast dat Crown niet had aangetoond dat het vonnis een kennelijke juridische of feitelijke misslag bevatte. Bovendien was het beslag dat door de verhuurder op de woning van de gedaagde was gelegd inmiddels opgeheven. De rechter oordeelde dat de gedaagde recht had op de betaling van het loon, wat hem in staat zou stellen zijn huurachterstand te voldoen. De vordering van Crown om de tenuitvoerlegging te schorsen werd afgewezen, evenals de vordering om de gedaagde te verbieden uitvoering te geven aan het vonnis.

Crown werd als de in het ongelijk gestelde partij veroordeeld in de proceskosten, die aan de zijde van de gedaagde tot op heden waren begroot op NAf 1.500,00. Het vonnis werd uitgesproken door mr. C.E.M. Nootenboom-Lock op 20 december 2019.

Uitspraak

GERECHT IN EERSTE AANLEG VAN CURAÇAO

Zaaknummer: CUR201904405
Vonnis in kort geding d.d. 20 december 2019
inzake
de besloten vennootschap CROWN AUTOMOTIVES B.V.,
gevestigd in Curaçao,
eiseres,
gemachtigde: mr. A.K. Kleinmoedig,
tegen
[GEDAAGDE],
wonende in Nederland,
gedaagde,
gemachtigde: mr. A.J. de Winter.
Partijen zullen hierna Crown en [gedaagde] worden genoemd.

1.Verloop van de procedure

1.1.
Crown heeft op 25 november 2019 een verzoekschrift ingediend. Vervolgens heeft op 9 december 2019 de mondelinge behandeling plaatsgevonden, waarbij partijen en de gemachtigden zijn verschenen en het woord hebben gevoerd. Van de behandeling zijn aantekeningen gemaakt.
1.2.
Vonnis is bepaald op heden.

2.De feiten

2.1.
Op 12 november 2019 is een vonnis in kort geding gewezen tussen [gedaagde] en Crown. De (loon)vordering van [gedaagde] is grotendeels toegewezen en het vonnis is uitvoerbaar bij voorraad verklaard. Tegelijkertijd is op verzoek van Crown de arbeidsovereenkomst tussen partijen ontbonden met ingang van 12 november 2019.
2.2.
De verhuurder van de woning die [gedaagde] in Curaçao huurde heeft onder Crown conservatoir derdenbeslag gelegd. Mr. Nagelmakers, advocaat van de verhuurder, heeft per e-mail van 6 december aan de heer [naam 1] (general manager van Crown) het volgende bericht:
Onder verwijzing naar mijn e-mail d.d. 27 november jl. (zie bijlage) benadruk ik bij deze dat het beslag onder u gelegd ten laste van [gedaagde] als opgeheven moet worden beschouwd. Het beslag is gelegd namens [naam 2] en door mij opgeheven op 27 november 2019.
2.3.
Op 3 december 2019 heeft Crown een bodemprocedure ingesteld waarin is gevorderd voor recht te verklaren dat de arbeidsovereenkomst rechtsgeldig is beëindigd wegens dringende reden op 20 mei 2019 en dat Crown daarom uit hoofde van de arbeidsovereenkomst vanaf die datum niets meer is verschuldigd aan [gedaagde].
2.4.
Op 4 december 2019 is het kort geding vonnis aan Crown betekend.
2.5. [
gedaagde] woont inmiddels in Nederland.

3.Het geschil

3.1.
Crown vordert bij vonnis, uitvoerbaar bij voorraad,
de onmiddellijke uitvoerbaarheid van het vonnis in kort geding van 12 november 2019 onder registratienummer CUR201903706 op te schorten totdat in de door Crown ingestelde bodemprocedure tegen [gedaagde] een onherroepelijk vonnis zal zijn gewezen;
[gedaagde] te verbieden om uitvoering te geven aan het vonnis in kort geding van 12 november 2019 onder registratienummer CUR201903706, zulks op straffe van het verbeuren van een dwangsom van NAf 1.000,- per dag of dagdeel dat [gedaagde] daarmee in gebreke is;
[gedaagde] te veroordelen in de kosten van het geding.
3.2.
Crown legt aan de vorderingen ten grondslag dat sprake is van een onevenredig restitutierisico voor Crown. [gedaagde] woont inmiddels in Nederland en heeft zijn woning in Curaçao (kennelijk) met een huurschuld achtergelaten. Mogelijk wordt Crown in het kader van het derdenbeslag verplicht om (feitelijk) de vordering van de verhuurder op [gedaagde] te voldoen. Het is dan maar de vraag of [gedaagde], mocht hij in de bodemprocedure ongelijk krijgen, het ten onrechte betaalde bedrag nog kan en zal terugbetalen. Een belangenafweging dient in het voordeel van Crown uit te vallen.
3.3. [
Gedaagde] voert verweer.
3.4.
Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.

4.De beoordeling

4.1.
In dit kort geding gaat het om de vraag of de tenuitvoerlegging van het kort geding vonnis moet worden geschorst. Eiseres doet (indirect) een beroep op analoge toepassing van artikel 272 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering (Rv). Onder verwijzing naar Hoge Raad 20 maart 2015, ECLI:NL:HR:2015:688 en Hoge Raad 30 mei 2008, ECLI:NL:HR:2008:BC5012, met daarin maatstaven voor de beoordeling stelt het Gerecht bij de beoordeling van deze vordering het volgende voorop.
i. i) Eiseres moet belang hebben bij de door haar gevorderde schorsing van de tenuitvoerlegging van het vonnis.
ii) Bij de beoordeling van een vordering tot schorsing van de tenuitvoerlegging van een vonnis moeten de belangen van partijen worden afgewogen in het licht van de omstandigheden van het geval. Daarbij moet worden nagegaan of op grond van die omstandigheden het belang van de veroordeelde bij behoud van de bestaande toestand tot op het hoger beroep is beslist, zwaarder weegt dan het belang van zijn wederpartij bij (voortzetting van) de tenuitvoerlegging van het vonnis.
iii) Bij deze belangenafweging moet worden uitgegaan van de bestreden beslissing en van de daaraan ten grondslag liggende vaststellingen en oordelen, en blijft de kans van slagen van het hoger beroep/de bodemprocedure in beginsel buiten beschouwing.
iv) Indien het Gerecht een gemotiveerde beslissing heeft gegeven over de uitvoerbaarverklaring bij voorraad, zal de eiseres die wijziging van deze beslissing wenst, aan haar vordering ten grondslag moeten leggen een kennelijke juridische of feitelijke misslag in de bestreden uitspraak dan wel feiten en omstandigheden die bij die beslissing niet in aanmerking konden worden genomen doordat zij zich eerst na de uitspraak hebben voorgedaan, en die kunnen rechtvaardigen dat van die eerdere beslissing wordt afgeweken.
v) Indien het Gerecht geen gemotiveerde beslissing heeft gegeven op de vordering tot uitvoerbaarverklaring bij voorraad, geldt de hiervoor onder (iv) vermelde eis niet.
4.2.
Bij de beoordeling van de vordering geldt dus dat moet worden uitgegaan van de bestreden beslissing en de daaraan ten grondslag liggende vaststellingen en oordelen, terwijl de kans van slagen van de inmiddels geëntameerde bodemprocedure in beginsel buiten beschouwing blijft. Het vonnis in kort geding is uitvoerbaar bij voorraad verklaard en daaraan is als zodanig geen motivering gegeven. Tegelijkertijd geldt bij een geldvordering in kort geding dat de vordering niet alleen voldoende aannemelijk moet zijn, maar ook dat de rechter in de afweging van de belangen van partijen mede zal moeten betrekken de vraag naar - kort gezegd - het risico van onmogelijkheid van terugbetaling, welk risico kan bijdragen tot weigering van de voorziening. Met impliciete inachtneming van dat beoordelingskader is in kort geding de vordering van [gedaagde] toegewezen en uitvoerbaar bij voorraad verklaard.
4.3.
Door Crown is niet gesteld dat de bestreden uitspraak een kennelijke juridische of feitelijke misslag bevat. Naar het oordeel van het Gerecht heeft Crown evenmin feiten en omstandigheden naar voren gebracht die bij die beslissing niet in aanmerking konden worden genomen doordat zij zich eerst na de uitspraak hebben voorgedaan, en die kunnen rechtvaardigen dat van die eerdere beslissing wordt afgeweken. Dat na de behandeling in kort geding ten laste van [gedaagde] onder Crown derdenbeslag is gelegd door de (voormalig) verhuurder van [gedaagde] rechtvaardigt niet dat van de beslissing wordt afgeweken. Allereerst is het beslag inmiddels door de beslaglegger opgeheven. Het gegeven dat [gedaagde], doordat hij een aantal maanden geen loon heeft ontvangen, een huurschuld heeft opgelopen bij de verhuurder is daarnaast niet zodanig onvoorzienbaar dat om die reden moet worden geoordeeld dat, als de kort geding rechter daarvan kennis had, een andere beslissing zou zijn genomen. Bovendien is daarmee juist het belang voor [gedaagde] om tot tenuitvoerlegging van het vonnis over te (kunnen) gaan gegeven. Als de toegewezen loonvordering wordt betaald stelt dat [gedaagde] in de gelegenheid om de achterstallige huur alsnog te voldoen.
4.4.
Crown heeft verder nog naar voren gebracht dat [gedaagde] inmiddels naar Nederland is verhuisd en dat hij om die reden voor Crown onvindbaar is. Dit maakt het restitutierisico volgens Crown onaanvaardbaar. Ook daarin volgt het Gerecht Crown niet. Dit argument heeft opnieuw betrekking op het restitutierisico dat, zoals hiervoor is overwogen, (impliciet) onderdeel is geweest van de beoordeling in kort geding. Los daarvan is op geen enkele manier gebleken dat [gedaagde] voor Crown onvindbaar is. Namens [gedaagde] is onbetwist naar voren gebracht dat hij in Nederland staat ingeschreven en op die wijze is te traceren.
4.5.
Het voorgaande brengt met zich dat geen grond bestaat om de onmiddellijke uitvoerbaarheid van het kort geding vonnis van 12 november 2019 te schorsen. Ook de vordering onder ii. -een verbod om uitvoering te geven aan het vonnis- is niet toewijsbaar. Voor deze vordering gelden de criteria van artikel 438 Rv. Op grond van deze bepaling kan de vordering pas kan worden toegewezen als de rechter van oordeel is dat de executant, mede gelet op de belangen aan de zijde van de geëxecuteerde, geen in redelijkheid te respecteren belang heeft bij de gebruikmaking van zijn bevoegdheid om in afwachting van de uitslag van de bodemprocedure tot tenuitvoerlegging over te gaan. Dat zal het geval kunnen zijn als het te executeren vonnis klaarblijkelijk op een juridische of feitelijke misslag berust, of indien de executie op grond van na dit vonnis voorgevallen of aan het licht gekomen feiten klaarblijkelijk aan de zijde van de geëxecuteerde een noodtoestand zal doen ontstaan waardoor een onverwijlde ten uitvoerlegging niet kan worden aanvaard.
4.6.
Zoals hiervoor is overwogen is gesteld noch gebleken dat sprake is van een juridische of feitelijke misslag. Een belangenafweging leidt niet tot een ander oordeel. Voldoende duidelijk is dat [gedaagde] de betaling van het bedrag nodig heeft om -onder meer- de huurvordering te voldoen. Dat belang moet zwaarder wegen dan het restitutierisico van Crown. Niet gebleken is dat onmiddellijke tenuitvoerlegging leidt tot een noodtoestand aan de zijde van Crown.
4.7.
Crown zal als de in het ongelijk te stellen partij in de proceskosten worden veroordeeld. Deze kosten worden aan de zijde van [gedaagde] tot op heden begroot op NAf 1.500,00 aan salaris gemachtigde.

5.De beslissing

Het Gerecht:
rechtdoende in kort geding:
5.1.
wijst de vorderingen af;
5.2.
veroordeelt Crown in de proceskosten, aan de zijde van de [gedaagde] tot op heden begroot op NAf 1.500,00;
5.3.
verklaart het vonnis voor wat betreft de proceskosten uitvoerbaar bij voorraad.
Dit vonnis is gewezen door mr. C.E.M. Nootenboom-Lock, rechter, en op 20 december 2019 uitgesproken ter openbare terechtzitting in aanwezigheid van de griffier.