ECLI:NL:OGEAC:2020:118

Gerecht in eerste aanleg van Curaçao

Datum uitspraak
20 maart 2020
Publicatiedatum
18 mei 2020
Zaaknummer
CUR201903372
Instantie
Gerecht in eerste aanleg van Curaçao
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Toestemming voor verkoop van onroerend goed in kort geding met betrekking tot erfgenamen

In deze zaak hebben eisers, een groep van veertien erfgenamen, een verzoek ingediend om toestemming te verkrijgen voor de verkoop van onroerend goed dat deel uitmaakt van de erfenis van de heer [naam 1 erflater], die in 2010 is overleden. De eisers hebben een volmacht aan de notaris afgegeven om de rechten op de opstallen, gelegen op twee percelen huurgrond in Curaçao, te verkopen aan [naam 2], een familielid dat sinds 2017 in de hoofdwoning op een van de percelen woont. De gedaagden, een groep van vier erfgenamen, hebben echter geen toestemming verleend voor deze verkoop en hebben gemotiveerd verweer gevoerd. De procedure begon met een verzoekschrift op 16 september 2019, gevolgd door een mondelinge behandeling op 25 november 2019. De eisers hebben aangevoerd dat zij een gerechtvaardigd belang hebben bij de verkoop, omdat niemand van de erfgenamen in de woning wil wonen en er geen andere koper is aangedragen. De gedaagden hebben echter betwist dat er ooit instemming is geweest voor de verkoop aan [naam 2] en hebben gewezen op onduidelijkheden over de rechten die zouden worden overgedragen en de prijs.

Uitspraak

GERECHT IN EERSTE AANLEG VAN CURAÇAO

Zaaknummer: CUR201903372
Vonnis in kort geding d.d. 20 maart 2020
inzake

1.[eiser sub 1]

2. [eiser sub 2]

3. [eiser sub 3]

4. [eiser sub 4]

5. [eiseres sub 5]

6. [eiseres sub 6]

7. [eiseres sub 7]

8. [eiseres sub 8]

9. [eiseres sub 9]

10. [eiseres sub 10]

11. [eiseres sub 11]

12. [eiseres sub 12]

13. [eiseres sub 13]

14. [eiseres sub 14]

15. [eiseres sub 15]

16. [eiseres sub 16]

17. [eiser sub 17]

18. [eiser sub 18]

wonende in Curaçao of Nederland,
eisers,
gemachtigde: mr. A.S.M. Blonk,
tegen

1.[gedaagde sub 1]

2. [gedaagde sub 2]

3. [gedaagde sub 3]

4. [gedaagde sub 4]

wonende in Curaçao of Nederland,
gedaagden,
gemachtigde: mr. S.P. Osepa.

1.Verloop van de procedure

1.1.
Eisers hebben op 16 september 2019 een verzoekschrift ingediend. Bij e-mail 29 oktober 2019 heeft mr. Blonk namens eisers nadere stukken toegezonden. Bij e-mail van 11 november 2019 heeft mr. Osepa namens gedaagden een akte houdende een voorwaardelijke eis in reconventie alsmede houdende producties toegezonden ten behoeve van de mondelinge behandeling. Vervolgens heeft op 25 november 2019 de mondelinge behandeling plaatsgevonden, waarbij partijen en de gemachtigden zijn verschenen en het woord hebben gevoerd. Mr. Blonk heeft op de zitting nadere stukken ingediend. Mr. Osepa heeft pleitaantekeningen overgelegd. Vervolgens is de zaak aangehouden teneinde partijen in de gelegenheid te stellen onbekende erfgenamen op te sporen en een minnelijke regeling te beproeven. Bij e-mail van 4 februari 2020 hebben eisers verzocht een datum te bepalen voor voortzetting van de behandeling. Bij e-mail van 19 februari 2020 hebben gedaagden een nadere productie aan het gerecht toegezonden. Voorts hebben gedaagden bij brief van 28 februari 2020 de voorwaardelijke eis in reconventie ingetrokken. De behandeling van de zaak is voortgezet op 6 maart 2020. Mr. Osepa heeft pleitaantekeningen overgelegd.
1.2.
Vonnis is bepaald op heden.

2.De feiten

2.1.
De heer [naam 1 erflater] is op [overlijdensdatum] 2010 komen te overlijden (erflater). Blijkens de concept verklaring van erfrecht van notaris, mr. A.R. Chatlein (de notaris), heeft erflater geen afstammelingen achtergelaten. Partijen zijn in de concept verklaring van erfrecht allen geduid als erfgenaam van erflater.
2.2.
De erfenis van erflater bevat onder meer de rechten op de opstallen, plaatselijk bekend als [adres] [A] en [B], gesticht op percelen huurgrond, gelegen in het tweede district van Curaçao te Klein Sint Michiel, bekend als Blok B kavel 18 ter grootte van 545 m2 (perceel 1) en Blok B kavel 19 ter grootte van 700 m2 (perceel 2).
2.3.
Brouwer taxaties heeft de marktwaarde van de huurgrond van perceel 1 en perceel 2 met het daarop gebouwde in 2014 getaxeerd op respectievelijk een bedrag van NAf 60.000 en NAf 110.000.
2.4.
De woningen op perceel 1 en 2 zijn sinds 2013 onbewoond.
2.5. [
naam 2] ([naam 2]), familielid van partijen maar geen wettelijk erfgenaam, is met zijn gezin in 2017 in de hoofdwoning op perceel 2 getrokken, met de bedoeling deze op te knappen en met toestemming van de erfgenamen te kopen.
2.6.
Eisers hebben een volmacht aan de notaris afgegeven om voor en namens hen mee te werken aan de overdracht van de rechten op de opstallen plaatselijk bekend als [adres] [A] en [B], gesticht op een perceel huurgrond, gelegen in het tweede district van Curaçao te Klein Sint Michiel, bekend als Blok B kavel [B] ter grootte van 545 m2 (perceel 1), aan [naam 2].
2.7.
Gedaagden hebben geen toestemming verleend voor verkoop van de woning aan [naam 2].

3.Het geschil

3.1.
Eisers vorderen dat het gerecht bij vonnis toestemming verleent om toedeling van de rechten aan [naam 2] bij de notaris te bewerkstelligen en daartoe te bepalen dat het vonnis in de plaats treedt van de benodigde toestemming van gedaagden.
3.2.
Gedaagden voeren gemotiveerd verweer.
3.3.
Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.

4.De beoordeling

4.1.
De gemachtigde van eisers heeft ter zitting toegelicht dat de vordering van eisers er toe strekt vervangende toestemming te verkrijgen om de woning te verkopen en over te dragen aan [naam 2] zonder dat daarvoor nog de medewerking van gedaagden nodig is. Eisers zijn als deelgenoot bevoegd om op grond van artikel 3:174 BW een machtiging daartoe te vragen. Een dergelijke machtiging kan ook bij wijze van voorlopige voorziening in kort geding worden gegeven (HR 21 juni 2002, ECLI:NL:HR:2002:AE4380).
4.2.
Voor toewijzing van een verzoek ex artikel 3:174 BW is vereist dat er sprake is van gewichtige redenen aan de zijde van eisers. Daarbij geldt mede als uitgangspunt dat niemand gedwongen kan worden in een feitelijke onverdeeldheid van de beperkte gemeenschap van een woning te blijven.
4.3.
Eisers hebben aangevoerd dat zij vanwege de volgende redenen een gerechtvaardigd belang hebben bij de verkoop van de woning. Zij wensen niet langer in een onverdeelde boedel te blijven, nu geen van de erfgenamen in de woning wil wonen. Er is geen andere koper aangedragen. [naam 2] is in overleg met alle betrokkenen in de woning getrokken. Hij woont er al drie jaren en heeft de woning opgeknapt. [naam 2] is bereid de woning te kopen voor een bedrag van NAf 95.000, zoals vastgesteld door een taxateur in 2015. Eisers hebben daarmee ingestemd en aan de notaris toestemming verleend de rechten aan [naam 2] toe te delen. Gedaagden hebben eerder ook mondeling ingestemd met de verkoop aan [naam 2]. Het is onduidelijk waarom zij daar nu niet meer aan mee willen werken.
4.4.
Gedaagden hebben hiertegenover gesteld dat zij nooit hebben ingestemd met een verkoop aan [naam 2], omdat er nog veel onduidelijk is. Zo is niet duidelijk of het de bedoeling is of [naam 2] de opstallen op beide percelen koopt. In de schriftelijke volmacht van eisers aan de notaris wordt er melding van gemaakt dat de rechten op de opstallen op de percelen [adres] [A] en [B] aan [naam 2] worden toebedeeld, maar voor wat betreft de huurgrond wordt vervolgens enkel verwezen naar Blok B kavel 18 ter grootte van 545 m2 (perceel 1). Er wordt geen melding gemaakt van Blok B kavel 19 ter grootte van 700 m2 (perceel 2). Het taxatierapport dat door eisers op zitting is getoond ter onderbouwing van de verkoopprijs, is gedaagden niet bekend. De waardebepaling beperkt zich voorts ook tot één perceel, terwijl het om twee percelen gaat. Over de prijs is met gedaagden nooit overeenstemming bereikt. Gelet op de taxaties die door gedaagden zijn ingebracht is het door [naam 2] geboden bedrag ook te laag. Tot slot hebben gedaagden er op gewezen dat er zich recentelijk twee (bij de familie bekende) personen hebben gemeld die stellen de biologische kinderen van erflater te zijn en die ter vaststelling daarvan een verzoek tot een gerechtelijke vaststelling vaderschap bij het gerecht hebben ingediend. In het geval in rechte komt vast te staan dat deze twee personen de biologische kinderen van erflater zijn, zijn eisers en gedaagden geen erfgenamen (meer). Om die reden hebben gedaagden er naar de huidige stand van zaken geen belang bij om mee te werken aan de verkoop van de woning. Indien mocht blijken dat eisers en gedaagden wel erfgenamen zijn, is het voorts nog maar de vraag of alle erfgenamen in de procedure zijn betrokken nu er enkel een concept verklaring van erfrecht voorhanden is.
4.5.
Het gerecht komt tot de conclusie dat de door eisers gestelde en door gedaagden niet betwiste omstandigheden, een gewichtige reden in de zin van artikel 3:174 BW opleveren. Het verlenen van een machtiging stuit echter af op de onduidelijkheden met betrekking tot hetgeen eisers te gelde willen maken en daarmee dus met de feitelijke uitvoering van de overdracht waarvoor eisers machtiging verzoeken. Immers, niet duidelijk is welke rechten er precies aan [naam 2] zouden moeten worden overgedragen, alsmede waarvoor eisers aan de notaris volmacht hebben verleend en waar de verkoopprijs op is gebaseerd. Om die reden ligt de vordering van eisers naar huidige stand van zaken voor afwijzing gereed. Of partijen de (enige) erfgenamen van erflater zijn kan, gelet daarop, thans in het midden blijven.
4.6.
Eisers zullen als de in het ongelijk te stellen partij in de proceskosten worden veroordeeld. Deze kosten worden aan de zijde van gedaagden tot op heden begroot op NAf 1.500 aan salaris gemachtigde.

5.De beslissing

Het Gerecht:
rechtdoende in kort geding:
5.1.
wijst de vordering af;
5.2.
veroordeelt eisers in de proceskosten, aan de zijde van de gedaagden tot op heden begroot op NAf 1.500;
5.3.
verklaart de proceskostenveroordeling uitvoerbaar bij voorraad.
Dit vonnis is gewezen door mr. S.M. Christiaan, rechter, en op 20 maart 2020 uitgesproken ter openbare terechtzitting in aanwezigheid van de griffier.