ECLI:NL:OGEAC:2021:189

Gerecht in eerste aanleg van Curaçao

Datum uitspraak
12 november 2021
Publicatiedatum
15 november 2021
Zaaknummer
CUR202103623
Instantie
Gerecht in eerste aanleg van Curaçao
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Kort geding
Rechters
  • F.V.L.M. Wannyn
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Executoriaal beslag door CRU op vordering van Isla op een derde kan niet worden gelegd bij Isla zelf

In deze zaak heeft Refineria Isla Curacao B.V. (Isla) een kort geding aangespannen tegen Curaçao Refinery Utilities B.V. (CRU) met betrekking tot een executoriaal beslag dat door CRU is gelegd op gepretendeerde vorderingsrechten van Isla op het Land Curaçao, RdK en Curaçao Utilities Company N.V. (CUC). Het beslag werd gelegd op 14 oktober 2021, met een openbare verkoop gepland op 12 november 2021. Isla betwistte de rechtmatigheid van het beslag en vorderde opheffing ervan, stellende dat het beslag in strijd was met de wet en dat CRU misbruik maakte van zijn bevoegdheid.

De rechter heeft vastgesteld dat CRU over een executoriale titel beschikt, maar dat het gelegde beslag niet rechtsgeldig is. Artikel 474bb van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering biedt geen basis voor het leggen van beslag op vorderingen van de geëxecuteerde op derden. De rechter oordeelde dat de weg van derdenbeslag openstaat, en dat het beslag op de vorderingen van Isla niet kon worden gehandhaafd. De rechter heeft het beslag opgeheven en CRU veroordeeld in de proceskosten van Isla, die tot op heden zijn begroot op NAf 1.950.

De uitspraak benadrukt de noodzaak om de juiste procedures te volgen bij het leggen van beslag en de beperkingen die de wet stelt aan het leggen van beslag op vorderingen van de geëxecuteerde zelf. De beslissing is uitvoerbaar bij voorraad verklaard, wat betekent dat de opheffing van het beslag onmiddellijk van kracht is, ondanks mogelijke hoger beroep procedures.

Uitspraak

GERECHT IN EERSTE AANLEG VAN CURAÇAO

Zaaknummer: CUR202103623
Vonnis in kort geding d.d. 12 november 2021
inzake
de besloten vennootschap
REFINERIA ISLA CURACAO B.V.,
gevestigd in Curaçao,
eiseres,
gemachtigden: mrs. E.J.J. Huizing en N.J.M. Huizing,
tegen
de besloten vennootschap
[CURAÇAO REFINERY UTILITIES] B.V.,
gevestigd in Curaçao,
gedaagde,
gemachtigden: mrs. C. de Bres en E.R. de Vries.
Partijen zullen hierna Isla en CRU worden genoemd.

1.Het procesverloop

1.1.
Isla heeft op 10 november 2021 een verzoekschrift ingediend. Vervolgens heeft op 11 november 2021 de mondelinge behandeling plaatsgevonden. CRU heeft op voorhand een pleitnota en producties toegestuurd. Ter zitting was namens Isla aanwezig […], HR-manager, bijgestaan door mr. E.J.J. Huizing. Namens CRU was aanwezig […], CFO, bijgestaan door mr. E.R. de Vries. De standpunten van partijen zijn mondeling nader toegelicht.
1.2.
Vonnis is bepaald op heden.

2.De feiten

2.1.
Isla is een 100% dochtervennootschap van de Venezolaanse rechtspersoon Isla S.A. (hierna: Isla S.A.) die weer 100% dochter is van de Venezolaanse vennootschap Petroleos de Venezuela S.A. (hierna: PDVSA). Isla was tot januari 2020 operator van de raffinaderij op Curaçao, die door PDVSA en Isla S.A. was geleased onder een contract met de naamloze vennootschap Refineria di Korsou N.V. (hierna: RdK).
2.2.
CRU is een 100% dochtervennootschap van RdK. Het Land Curaçao is aandeelhouder van RdK. Vanaf 1 januari 2020 is CRU in opdracht van RdK nauw betrokken bij het beheer en de exploitatie van de raffinaderij, meer in het bijzonder bij het beheer van de tot de raffinaderij behorende opslagfaciliteiten voor (olie)producten.
2.3.
Isla heeft na het staken van de exploitatie van de raffinaderij nog gebruikt gemaakt van de opslagtanks van de raffinaderij.
2.4.
Bij kort geding vonnis van 10 december 2020 is Isla, uitvoerbaar bij voorraad, (onder meer) veroordeeld om – bij wijze van voorschot – aan CRU ter zake verschuldigde opslagvergoeding een bedrag van NAf 11.000.000 te betalen, te vermeerderen met NAf 99.000 per dag vanaf 16 augustus 2020 tot aan de dag waarop de producten van Isla uit de opslag van CRU zouden zijn verwijderd. Tegen dit vonnis is geen hoger beroep ingesteld.
2.5.
Het kort geding vonnis is op 15 december 2020 aan Isla betekend met bevel tot betaling.
2.6.
Op 8 oktober 2021 is het vonnis wederom aan Isla betekend, met bevel om binnen twee dagen over te gaan tot betaling van NAf 40.898.000, zijnde het pro resto bedrag voor de opslag van aardolieproducten.
2.7.
Bij deurwaardersexploot van 14 oktober 2021 heeft CRU onder Isla executoriaal beslag gelegd op “
vorderingsrechten die geacht worden zich te bevinden onder geëxecuteerde”, zijnde gepretendeerde vorderingsrechten van Isla op het Land Curaçao en RdK uit hoofde van de Lease Agreement, zoals omschreven in een arbitrageverzoek van 30 december 2020, en op RdK en de naamloze vennootschap Curaçao Utilities Company N.V. (hierna: CUC) uit hoofde van een Utilities Service Agreement en een Fuel Supply Agreement, zoals omschreven in een arbitrageverzoek van 30 april 2020. Daarbij werd de openbare verkoop van de in executoriaal beslag genomen vorderingsrechten vastgesteld op 12 november om 10:30 uur. Het proces-verbaal van deze beslaglegging is op 14 oktober 2021 bij exploot aan Isla betekend.
2.8.
Op 5 november 2021 is de openbare verkoop van de beslagen vorderingsrechten op 12 november 2021 om 10:30 uur gepubliceerd en zijn de veilingvoorwaarden ter inzage gelegd.
2.9.
Bij e-mail van 8 november 2021 heeft Isla CRU verzocht de executie te staken. Daarop heeft CRU medegedeeld de veiling niet vrijwillig te zullen staken of aanhouden.

3.Het geschil

3.1.
Isla vordert bij wijze van voorlopige voorziening, voor zover mogelijk uitvoerbaar bij voorraad:
(i) “primair, het onderhavige executoriale beslag op te heffen;
(ii) subsidiair, de voorgenomen executie te staken dan wel gestaakt te houden voor een door U E.a. in goede justitie te bepalen periode;
(iii) CRU te veroordelen in de kosten van deze procedure.”
3.2.
Isla legt aan haar vordering het volgende ten grondslag. Het gelegde beslag is onrechtmatig omdat het is gelegd in strijd met de voor beslag op vorderingen voorgeschreven wijze van executie en omdat de executie onder de omstandigheden van het geval misbruik van bevoegdheid voor CRU oplevert. Isla heeft belang bij opheffing van het executoriale beslag. De beslagen vorderingen lenen zich naar hun aard niet voor beslag en uitwinning. CRU heeft geen redelijkerwijs te respecteren belang bij voortzetting van de veiling. Zij gebruikt het executierecht voor een ander doel dan waarvoor het is bedoeld, namelijk om RdK uit te schakelen als wederpartij van het Land Curaçao, RdK en CRU in de aanhangige (arbitrage)procedures. Omdat in de aanhangige bodemprocedure van CRU tegen Isla tegenvorderingen zijn ingesteld, staat nog niet vast of CRU per saldo wel iets te vorderen heeft van Isla.
3.3.
CRU concludeert tot afwijzing en heeft daartoe onder meer het volgende aangevoerd. CRU heeft een executoriale titel tegen Isla. Isla betaalt niet vrijwillig. Buiten de vordering zijn er geen bekende activa waarop CRU zich kan verhalen. Een derdenbeslag onder de debiteuren van de gepretendeerde vorderingen is zinloos omdat deze zijn betwist en waarschijnlijk nooit zullen worden beoordeeld in een arbitrageprocedure omdat Isla die procedures niet kan bekostigen. Dit nog afgezien van de vraag of Isla het einde van een procedure zou halen in verband met de mogelijkheid van het aanvragen van het faillissement door een van de vele crediteuren. Voor CRU is de veiling van de vorderingen de enige optie om iets betaald te krijgen uit hoofde van het vonnis. De procedure van artikel 474bb Rv stond open omdat de vorderingen niet liquide zijn.
3.4.
Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover voor de beoordeling van belang, nader ingegaan.

4.De beoordeling

4.1.
De veiling waarop de vorderingsrechten van Isla door CRU executoriaal zullen worden verkocht is gepland op heden om 10:30 uur. Ter zitting is door CRU te kennen gegeven dat zich één gegadigde voor de veiling heeft gemeld, te weten (haar moeder) RdK.
4.2.
Dat CRU met het vonnis van 10 december 2020 over een executoriale titel tegen Isla beschikt staat vast. Omdat Isla niet vrijwillig tot betaling is overgegaan heeft CRU onder Isla executoriaal beslag gelegd op – door Isla gepretendeerde – vorderingsrechten op het Land Curaçao, RdK en CUC. Het betreft geen derdenbeslag, maar een beslag onder de schuldenaar zelf. Tussen partijen is in geschil of het gelegde executoriale beslag rechtsgeldig is.
4.3.
Artikel 474bb Rv bepaalt dat rechten waarvan de executie niet elders is geregeld, en niet opeisbare rechten waarop beslag onder derden mogelijk is, kunnen worden geëxecuteerd, tenzij uit de wet of de aard van het recht anders volgt. Isla heeft er terecht op gewezen dat beslaglegging op vorderingen van de geëxecuteerde op derden elders in de wet is geregeld, te weten in artikel 475 Rv e.v. Artikel 474bb Rv mist dan ook toepassing. De omstandigheid dat in het onderhavige geval de vorderingen door de derden worden betwist maakt dat niet anders. Indien de derde niet verklaart, niet afdraagt en/of niet verklaart naar de zin van de beslaglegger, staat immers de beslaglegger de weg open van de verklaringsprocedure en de betwistingsprocedure van artikel 477a Rv.
4.4.
Bij het voorgaande merkt het gerecht op dat de verwijzing door CRU naar HR 10 december 2010 (ECLI:NL:HR:2010:BO6879,
Chipsol) haar niet kan baten. Anders dan CRU stelt, is in dit arrest niet geoordeeld dat executoriaal beslag op een schuldvordering op een derde gelegd kan worden onder de geëxecuteerde zelf. In de zaak van het Gerechtshof Arnhem waarnaar CRU verwijst (ECLI:NL:GHARN:2012:BX8883,
Promocean) ging het niet om beslag op een vordering op een derde, maar om een eigenbeslag. Voor een eigenbeslag kent de wet (anders dan bij een derdenbeslag) geen regeling van de wijze van executie, zodat daarbij artikel 474bb Rv wél in beeld komt.
4.5.
De conclusie is dat het beslag niet rechtsgeldig is gelegd. De primair gevorderde opheffing van het beslag is dan ook toewijsbaar. Aan de subsidiaire vordering wordt niet toegekomen.
4.6.
CRU zal als de in het ongelijk te stellen partij in de proceskosten worden veroordeeld. Deze kosten worden aan de zijde van Isla tot op heden begroot op NAf 450 aan griffierechten en NAf 1.500 aan gemachtigdensalaris.

5.De beslissing

Het Gerecht:
rechtdoende in kort geding:
5.1.
heft op het door CRU op 14 oktober 2021 ten laste van Isla gelegde executoriale beslag op de gepretendeerde vorderingsrechten van Isla op het Land Curaçao, RdK en CUC;
5.2.
veroordeelt CRU in de proceskosten, aan de zijde van de Isla tot op heden begroot op NAf 1.950;
5.3.
verklaart dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad.
Dit vonnis is gewezen door mr. F.V.L.M. Wannyn, rechter, en op 12 november 2021 om 10.00 uur in het openbaar uitgesproken in aanwezigheid van de griffier.