ECLI:NL:OGEAC:2021:222

Gerecht in eerste aanleg van Curaçao

Datum uitspraak
26 november 2021
Publicatiedatum
7 december 2021
Zaaknummer
CUR202004185
Instantie
Gerecht in eerste aanleg van Curaçao
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beroep tegen aanslag inkomstenbelasting en correctie kosten door de Inspecteur

In deze zaak heeft het Gerecht in eerste aanleg van Curaçao op 26 november 2021 uitspraak gedaan in een belastinggeschil tussen een belanghebbende, een eenmanszaak, en de Inspecteur der Belastingen. De belanghebbende had bezwaar gemaakt tegen een aanslag inkomstenbelasting voor het jaar 2016, die was opgelegd op basis van een belastbaar inkomen van NAf 103.651. De belanghebbende had in zijn aangifte diverse kostenposten opgevoerd, waaronder utiliteitskosten en kosten voor onderaannemers, die door de Inspecteur niet waren geaccepteerd wegens het ontbreken van bewijsstukken. Tijdens de zitting werd vastgesteld dat de uitspraak op bezwaar niet op de juiste wijze was bekendgemaakt, waardoor de beroepstermijn pas begon te lopen op het moment dat de belanghebbende de uitspraak daadwerkelijk ontving. Het Gerecht oordeelde dat het beroep ontvankelijk was en dat de correcties van de Inspecteur niet terecht waren. De Inspecteur had ter zitting verklaard dat de correcties voor utiliteitskosten en overige algemene kosten moesten vervallen, omdat de bewijsstukken te laat waren opgevraagd. Het Gerecht volgde dit standpunt en verklaarde het beroep gegrond. De aanslag inkomstenbelasting werd verminderd tot een belastbaar inkomen van NAf 36.347. Tevens werd de Inspecteur veroordeeld in de proceskosten van de belanghebbende en moest het betaalde griffierecht worden vergoed.

Uitspraak

Uitspraak van 26 november 2021
BBZ nr. CUR202004185
GERECHT IN EERSTE AANLEG VAN CURAÇAO
UITSPRAAK
op het beroep in de zin van de
Landsverordening op het beroep in belastingzaken van:
[Belanghebbende], wonende te Curaçao,
belanghebbende,
gericht tegen:
DE INSPECTEUR DER BELASTINGEN, zetelend in Curaçao,
de Inspecteur.

1.PROCESVERLOOP

1.1
Aan belanghebbende is op 12 oktober 2018 een aanslag inkomstenbelasting voor het jaar 2016 opgelegd naar een belastbaar inkomen van NAf 103.651, resulterend in een te betalen bedrag van NAf 21.345.
1.2
Belanghebbende heeft op 19 oktober 2018 tegen de aanslag bezwaar gemaakt.
1.3
De Inspecteur heeft bij uitspraak op bezwaar van 10 juli 2020 de aanslag gehandhaafd.
1.4
Belanghebbende heeft op 26 oktober 2020 pro-forma beroep ingesteld. Belanghebbende heeft daarvoor een bedrag aan griffierecht betaald van NAf 50.
1.5
Belanghebbende heeft op 16 december 2020 het beroep nader aangevuld.
1.6
Belanghebbende heeft op 10 september 2021 nadere stukken ingediend.
1.7
De Inspecteur heeft op 21 oktober 2021 een verweerschrift ingediend.
1.8
Belanghebbende heeft, voorafgaand aan de zitting, op 28 oktober 2021 een pleitnota ingediend.
1.9
De zitting heeft plaatsgevonden op 28 oktober 2021 te Willemstad. Namens belanghebbende is verschenen [A]. bac, verbonden aan [X] Lawyers. Namens de Inspecteur is verschenen [B]. De Inspecteur heeft ter zitting een nader stuk overgelegd. Een kopie daarvan is na afloop van de zitting aan belanghebbende gemaild.

2.FEITEN

2.1
Belanghebbende drijft een eenmanszaak onder de naam “[GF]”. Het bedrijf ontplooit de volgende activiteiten: aanleggen, onderhouden en schoonmaken van tuinen en terreinen.
2.2
Belanghebbende heeft voor het jaar 2016 aangifte gedaan naar een belastbaar inkomen van NAf 26.580, bestaande uit winst uit onderneming van NAf 27.848 en persoonlijke verminderingen tot een bedrag van NAf 1.268. Belanghebbende heeft in zijn resultatenrekening de volgende kostenposten opgevoerd: utiliteitskosten (NAf 6.275), kosten onderaannemers (NAf 57.667) en overige algemene kosten (NAf 7.351).
2.3
De Inspecteur heeft bij het opleggen van de aanslag deze kostenposten niet geaccepteerd vanwege het ontbreken van bewijsstukken.
2.4
Belanghebbende heeft in zijn aangifte ter zake van het privé gebruik van de auto van de zaak een bijtelling toegepast van NAf 2.990.
2.5
De Inspecteur heeft bij het opleggen van de aanslag een correctie toegepast van NAf 4.510, zijnde 15% van de cataloguswaarde van NAf 50.000 minus de door belanghebbende toegepaste bijtelling van NAf 2.990.
2.6
De Inspecteur heeft de aanslag vastgesteld naar een belastbaar inkomen van NAf 103.651.

3.GESCHIL

3.1
In geschil is of de aanslag naar het juiste bedrag is opgelegd.
3.2
Belanghebbende beantwoordt deze vraag ontkennend en stelt dat de aftrekposten ten onrechte door de Inspecteur zijn gecorrigeerd.
3.3
De Inspecteur stelt dat de correctie ter zake van het privé gebruik van de auto terecht is toegepast en tevens stelt hij de hoogte van de opgevoerde kosten onderaannemers ter discussie.

4.OVERWEGINGEN

Ontvankelijkheid beroep

4.1
Alvorens tot een eventuele inhoudelijke beoordeling van het geschil te kunnen overgaan, dient het Gerecht de ontvankelijkheid van belanghebbendes beroep te beoordelen.
4.2
In artikel 31, lid 1, Algemene landsverordening Landsbelastingen (hierna: ALL) is bepaald dat degene die bezwaar heeft tegen een door de Inspecteur gedane uitspraak, binnen twee maanden na de dagtekening van de uitspraak een beroepschrift kan indienen bij het Gerecht.
4.3
Voornoemde regel lijdt uitzondering als de uitspraak op bezwaar de belanghebbende niet heeft bereikt en dit het gevolg is van een fout van de belastingdienst, zoals een verkeerde adressering die aan de belastingdienst is te wijten. In dat geval vangt de beroepstermijn pas aan op de dag van de ontvangst van de uitspraak door de belanghebbende (vgl. GEA Curaçao, 16 maart 2020, ECLI:NL:OGEAC:2020:48 en GHvJ, 15 mei 2020, ECLI:NL:OGHACMB:2020:131).
4.4
De onderhavige uitspraak op bezwaar is gedagtekend op 10 juli 2020. Het beroepschrift is op 26 oktober 2020 ingediend. Dit beroepschrift is dus buiten de wettelijke termijn van twee maanden ingediend.
4.5
Belanghebbende heeft betoogd dat de uitspraak van de Inspecteur niet op de juiste wijze is bekend gemaakt, zodat de beroepstermijn later is aangevangen. De uitspraak is volgens belanghebbende ten onrechte naar het adres [adres] gezonden. Hij is immers in 2019 verhuisd naar het adres [straatnummer] en hij heeft die adreswijziging ook doorgegeven aan de Belastingdienst. Door deze onjuiste adressering heeft volgens belanghebbende de uitspraak hem eerst op 16 september 2020 bereikt. De Inspecteur heeft deze stelling niet weersproken, zodat het Gerecht deze als vaststaand aanmerkt.
4.6
Dit brengt mee dat de beroepstermijn is aangevangen op de dag van de ontvangst van de uitspraak door belanghebbende. Het beroepschrift van 26 oktober 2020 is dan binnen de termijn van twee maanden ingediend. Het beroep is daarom ontvankelijk.
Aanslag inkomstenbelasting
Correctie privé gebruik auto
4.7
Het Gerecht stelt vast dat belanghebbende opbrengst van onderneming in de zin van artikel 6, lid 1 van de Landsverordening op de inkomstenbelasting 1943 (hierna: LIB) geniet.
4.8
Ingevolge artikel 6, lid 5 LIB worden bij het bepalen van de opbrengst van onderneming de aan het houden van een personenauto verbonden kosten geacht tot een bedrag van ten minste 15 procent van de nieuwwaarde van die auto niet te zijn gemaakt ten behoeve van de onderneming (wettekst 2016).
4.9
De eenmanszaak van belanghebbende heeft een auto met nieuwwaarde NAf 50.000. Derhalve dient belanghebbende een bijtelling ter zake van privé gebruik auto ten bedrage van 15% x NAf 50.000 = NAf 7.500 in aanmerking te nemen. Nu belanghebbende slechts een bijtelling van NAf 2.990 in aanmerking heeft genomen, heeft de Inspecteur terecht een bedrag van NAf 4.510 (NAf 7.500 minus NAf 2.990) gecorrigeerd.
Correctie kosten onderaannemers
4.1
De Inspecteur heeft ter zake van kosten onderaannemers een bedrag van NAf 57.667 gecorrigeerd wegens het ontbreken van de artikel 45 ALL kaarten. Belanghebbende heeft deze artikel 45 ALL kaarten alsnog overgelegd. Uit deze kaarten blijkt dat belanghebbende in 2016 ter zake van niet bij hem in dienst zijnde personen aan drie personen betalingen heeft verricht. Belanghebbende heeft aan persoon met ID-nummer eindigend op 1222 een bedrag van NAf 20.000 (10 maal NAf 2.000) betaald, aan persoon met ID-nummer eindigend op 0217 NAf 11.542,63 betaald en aan een persoon waarvan het ID-nummer niet bekend is NAf 20.866,59 betaald. Belanghebbende heeft aldus een totaal bedrag van NAf 52.409,22 uitbetaald aan onderaannemers. De correctie dient derhalve NAf 5.257 (NAf 57.667 minus NAf 52.409,22) te bedragen.
Correcties utiliteitskosten en overige algemene kosten
4.11
De Inspecteur heeft ter zitting verklaard dat de correcties ter zake van utiliteitskosten (NAf 6.275) en overige algemene kosten (NAf 7.351) dienen te vervallen wegens het te laat opvragen van bewijsstukken aan de zijde van de Belastingdienst. Het Gerecht zal het standpunt van de Inspecteur volgen.
4.12
Gelet op hetgeen hiervoor is overwogen is het beroep gegrond en dient het belastbaar inkomen te worden vastgesteld op NAf 26.580 +/+ NAf 4.510 +/+ NAf 5.257 = NAf 36.347.

5.PROCESKOSTEN EN GRIFFIERECHT

5.1
Het Gerecht vindt aanleiding de Inspecteur te veroordelen in de proceskosten die belanghebbende redelijkerwijs heeft moeten maken.
5.2
Ingevolge artikel 15, lid 1 van de Landsverordening op het beroep in belastingzaken (LBB) worden de kosten vergoed die de belastingplichtige in verband met de behandeling van het beroep redelijkerwijs heeft moeten maken.
5.3
In artikel 15, lid 2, LBB is bepaald dat de regels over de (hoogte van de) proceskostenvergoeding bij of krachtens landsbesluit worden vastgesteld. Dat is nog niet gebeurd. Het Gerecht zal daarom aansluiten bij het Besluit proceskosten bestuursrecht, PB 2001, no. 127 (vgl. GHvJ 21 juni 2017, ECLI:NL:OGHACMB:2017:54).
5.4
In artikel 1 van dit Besluit zijn de kosten vermeld die voor vergoeding in aanmerking komen, waaronder de kosten van door een derde verleende beroepsmatige bijstand. Deze kosten kunnen worden berekend op NAf 1.400 (1 punt voor het indienen van het beroepschrift, 1 punt voor het verschijnen ter zitting, waarde per punt NAf 700, wegingsfactor 1).
5.5
Verder dient de Inspecteur op grond van artikel 18, lid 5 LBB het betaalde griffierecht van NAf 50 aan belanghebbende te vergoeden.

6.DE BESLISSING

Het Gerecht:
- verklaart het beroep gegrond;
- vernietigt de uitspraak op bezwaar;
- vermindert de aanslag inkomstenbelasting tot een aanslag naar een belastbaar inkomen van NAf 36.347;
- veroordeelt de Inspecteur in de proceskosten van belanghebbende ten bedrage van NAf 1.400; en
- draagt de Inspecteur op het door belanghebbende betaalde griffierecht van NAf 50 te vergoeden.
Deze uitspraak is gegeven door mr. drs. M.M. de Werd, rechter, en uitgesproken op 26 november 2021, in tegenwoordigheid van de griffier mr. S.C.M.J. Bucx.
De griffier, De rechter,
Afschriften zijn per post/ per e-mail op ………………………… aan partijen verzonden.
HOGER BEROEP
Tegen deze uitspraak kunnen beide partijen binnen
twee maandenna de verzenddatum hoger beroep instellen bij:
Het Gemeenschappelijk Hof van Justitie (belastingkamer)
Emancipatie Boulevard Dominico “Don” Martina 18
Willemstad
Curaçao
U wordt verzocht bij het indienen van het beroepschrift het volgende in acht te nemen:
1. Leg bij het beroepschrift een afschrift over van deze uitspraak;
2. Onderteken het beroepschrift en vermeld het volgende:
a. de naam en het adres van de indiener,
b. de dagtekening,
c. waartegen u in beroep komt,
d. waarom u het niet eens bent met deze uitspraak (de gronden van het hoger beroep).
Partijen hebben ook de mogelijkheid het ondertekende beroepschrift per e-mail in te dienen bij de griffie van het Gemeenschappelijk Hof van Justitie:
belastinggriffieCUR@caribjustitia.org.
Voor het instellen van hoger beroep is het volgende bedrag aan griffierecht verschuldigd:
- natuurlijke personen: NAf 200
- personenvennootschappen en rechtspersonen: NAf 500