ECLI:NL:OGEAC:2021:88

Gerecht in eerste aanleg van Curaçao

Datum uitspraak
14 januari 2021
Publicatiedatum
12 mei 2021
Zaaknummer
CUR201900857
Instantie
Gerecht in eerste aanleg van Curaçao
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Terugvordering van pensioen door de Sociale Verzekeringsbank en de rechtsgeldigheid van de korting op het ouderdomspensioen

In deze zaak heeft eiseres, de Sociale Verzekeringsbank (SVB), beroep ingesteld tegen de beslissing van de SVB om pensioen terug te vorderen. Eiseres ontving sinds 2003 een ouderdomspensioen ingevolge de Landsverordening Algemene Ouderdomsverzekering (LvAOV), maar in oktober 2017 werd een korting van 30,1250% toegepast op haar pensioen. Deze korting werd later verhoogd naar ongeveer 45%. Eiseres heeft bezwaar gemaakt tegen deze korting en de terugvordering van een bedrag van NAf 16.610,50 door de SVB, die stelde dat eiseres redelijkerwijs had moeten begrijpen dat zij te veel pensioen ontving.

De openbare behandeling vond plaats op 16 december 2020, waarbij eiseres werd bijgestaan door haar woordvoerder. Het Gerecht heeft vastgesteld dat de SVB ten onrechte artikel 12 van de LvAOV als grondslag voor de terugvordering heeft gehanteerd, aangezien er geen sprake was van gewijzigde feiten of omstandigheden, maar van een foutieve uitbetaling. Het Gerecht oordeelde dat de SVB niet adequaat had gereageerd op de signalen van eiseres over de juistheid van de pensioenbetaling, waardoor de terugvordering in strijd was met het zorgvuldigheidsbeginsel.

Het beroep van eiseres is gegrond verklaard, het bestreden besluit is vernietigd en de SVB is verplicht om de ingehouden bedragen terug te betalen. De beslissing van het Gerecht is openbaar uitgesproken op 14 januari 2021, en tegen deze uitspraak staat hoger beroep open binnen zes weken na kennisgeving.

Uitspraak

GERECHT IN EERSTE AANLEG VAN CURAÇAO

Uitspraak

in het geding tussen:

[EISERES],

wonend in Curaçao,
eiseres,
en

de Sociale Verzekeringsbank (SVB),

verweerster,
gemachtigde: mr. M. Bonafasia, werkzaam bij de SVB.

Procesverloop

Eiseres heeft op 11 maart 2019 beroep ingesteld tegen de weigering van de SVB te beslissen op haar bezwaar tegen de sinds oktober 2017 toegepaste korting op de maandelijkse betaling van haar pensioen ingevolge de Landsverordening Algemene Ouderdomsverzekering (LvAOV) en tegen de beslissing van de SVB van
29 november 2018 om pensioen van haar terug te vorderen.
De SVB heeft een verweerschrift ingediend.
De openbare behandeling ter zitting van het Gerecht heeft plaatsgevonden op
16 december 2020. Eiseres is verschenen, bijgestaan door de heer mr. [naam 1] als haar woordvoerder. De SVB heeft zich laten vertegenwoordigen door haar gemachtigde.

Overwegingen

1. Het Gerecht gaat uit van de volgende in dit geding van belang zijnde feiten en omstandigheden.
1.1.
De SVB heeft bij besluit van 3 september 2003 aan eiseres met ingang van
1 september 2003 recht op ouderdomspensioen ingevolge de LvAOV (pensioen) toegekend. Daarbij is vastgesteld dat op het bedrag van het pensioen een korting van 30,1250% wordt toegepast in verband met niet verzekerde jaren in de periode van
1 september 1960 tot 18 mei 1976. Het bedrag van het pensioen komt daarmee op NAf 364,- per maand.
1.2.
In oktober 2017 heeft een medewerker van de SVB contact opgenomen met eiseres waarna in een gesprek bij eiseres thuis een medewerker van de SVB heeft uitgelegd dat de SVB bij de betaling van het pensioen ten onrechte geen rekening heeft gehouden met de hiervoor bedoelde korting. Deze korting van 30,1250% wordt vanaf oktober 2017 alsnog toegepast. De korting is vanaf november 2017 opgehoogd naar ongeveer 45%.
1.3.
Op 18 november 2017 en 26 februari 2018 heeft eiseres brieven naar de SVB gestuurd waarin zij haar bezwaren uit over de gang van zaken, op 24 april 2018 gevolgd door een bezwaarschrift tegen het alsnog korten van het pensioen en de kennelijke invordering vanaf november 2017 van het te veel betaalde pensioen.
1.4.
Bij beslissing van 29 november 2018 (bestreden besluit) heeft de SVB besloten het over de periode van november 2012 tot en met oktober 2017 te veel betaalde pensioen tot een bedrag van NAf 16.610,50 van eiseres terug te vorderen. Aan het bestreden besluit heeft de SVB, zakelijk weergegeven, ten grondslag gelegd dat eiseres redelijkerwijs had moeten begrijpen dat zij te veel pensioen ontving en dat zij in strijd met haar inlichtingenverplichting ingevolge artikel 34 van de LvAOV heeft nagelaten de SVB hiervan op de voorgeschreven wijze op de hoogte te stellen.
2. Eiseres heeft op de hierna te bespreken gronden beroep ingesteld.
3. Het Gerecht komt tot de volgende beoordeling.
3.1.
Het beroep tegen het bestreden besluit, voor zover dit ziet op de terugvordering, heeft op grond van artikel 9c, eerste lid, van de Lar mede betrekking op het beroep tegen de weigering om te beslissen op het bezwaarschrift van 24 april 2018. De SVB is al in oktober 2017 begonnen het pensioen van eiseres te korten. Vanaf november 2017 geldt voor een deel van de korting, zo is ter zitting van de zijde van de SVB bevestigd, dat eiseres op die manier afloste op de schuld aan de SVB. Deze schuld is pas bij het bestreden besluit vastgesteld. Reeds vanaf november 2017 heeft eiseres bezwaren geuit tegen de korting, uitmondend in het bezwaarschrift van 24 april 2018.
3.2.1.
Op grond van artikel 12, eerste lid, van de LvAOV, voor zover van belang, wordt het ouderdomspensioen door de SVB herzien, wanneer degene aan wie het is toegekend voor een lager ouderdomspensioen in aanmerking komt. Op grond van het tweede lid gaat de herziening die voortvloeit uit een wijziging van de omstandigheden en die een verhoging van het pensioen tot gevolg heeft, in op de eerste dag van de maand, volgende op die, waarin de wijziging van de
omstandigheden heeft plaats gevonden. Op grond van het derde lid gaat de herziening van het ouderdomspensioen die een verlaging van dit pensioen tot gevolg heeft, behoudens in bij landsbesluit, houdende algemene maatregelen aan te wijzen gevallen, in op de eerste dag van de maand, volgende op die, waarin de dag der dagtekening van de kennisgeving ingevolge artikel 37, eerste lid onder a, is gelegen.
Op grond van artikel 16, voor zover van belang kan, indien het ouderdomspensioen krachtens het bepaalde in artikel 12, derde lid met terugwerkende kracht is herzien, hetgeen aan pensioen te veel of ten onrechte is uitbetaald, geheel of gedeeltelijk worden teruggevorderd, dan wel op het later uit te betalen pensioen in mindering worden gebracht.
Op grond van artikel 18a, tweede lid, is de SVB bevoegd om het ouderdomspensioen van een pensioengerechtigde te verminderen ter ontneming van een ten onrechte verkregen voordeel van de pensioengerechtigde op het gebied van de door de SVB uitgevoerde sociale verzekeringswetten. Op grond van het derde lid kan de vermindering ineens geschieden indien het ten onrechte genoten voordeel niet groter is dan een derde deel van het verstrekte ouderdomspensioen. In alle andere gevallen kan de vermindering niet meer bedragen dan een derde deel van het ouderdomspensioen.
Op grond van artikel 34 is de gepensioneerde verplicht van elke verandering van feiten en omstandigheden die tot intrekking of verlaging van het pensioen aanleiding kan geven, schriftelijk mededeling te doen aan de SVB binnen veertien
dagen nadat genoemde feiten en omstandigheden zich voordoen.
3.2.2
Het in artikel 12, derde lid, van de LvAOV bedoelde landsbesluit is het Landsbesluit, houdende algemene maatregelen, van 26 juli 1960. Op grond van artikel 1, tweede lid, is de SVB, indien herziening van een ouderdomspensioen ten onrechte achterwege is gebleven als gevolg van het niet nakomen van de verplichting, bedoeld in artikel 34 van de LvAOV, bevoegd de herziening te doen ingaan op de eerste dag van de maand, volgende op die, waarin de verandering van feiten of omstandigheden als bedoeld in artikel 34 zich heeft voorgedaan.
3.3
De SVB heeft ten onrechte artikel 12 van de LvAOV ten grondslag gelegd aan de terugvordering van het aan eiseres te veel betaalde pensioen. Gelet op de tekst van artikel 12, gelezen in samenhang met artikel 34, ziet dit artikel uitsluitend op de situatie waarin sprake is van gewijzigde feiten of veranderde omstandigheden die van invloed zijn op het recht op pensioen wat een verlaging van het pensioen tot gevolg heeft. In het geval van eiseres is geen sprake van gewijzigde feiten of veranderde omstandigheden als bedoeld in artikel 12, maar van een foutieve uitbetaling van het pensioen. Het recht op pensioen, zoals vastgesteld bij het toekenningsbesluit van 3 september 2003, wijzigt niet.
3.4.
De gemachtigde van de SVB heeft ter zitting te kennen gegeven dat indien de grondslag van het bestreden besluit geen stand zou houden, artikel 18a, tweede lid, van de LvAOV de grondslag is voor de terugvordering. Het Gerecht verstaat deze bepaling aldus dat indien het pensioen anderszins dan in de situatie als bedoeld in de artikelen 12 en 16 onverschuldigd is betaald, de SVB bevoegd is om te veel of ten onrechte uitgekeerd pensioen door middel van verrekening terug te vorderen. Artikel 18a, tweede lid, kan in het geval van eiseres dus inderdaad als grondslag worden gehanteerd voor terugvordering.
3.4.1.
De SVB hanteert bij de uitoefening van haar terugvorderingsbevoegdheid het beleid dat indien blijkt dat de pensioengerechtigde niet kan worden verweten dat de SVB te veel of ten onrechte pensioen heeft uitgekeerd, maar dat sprake was van een omissie van de SVB, het ten onrechte verkregen voordeel niet wordt teruggevorderd.
3.4.2.
Eiseres heeft aangevoerd dat zij destijds, nadat zij pensioen is gaan ontvangen, enkele keren bij de SVB is langs geweest om te vragen of het bedrag dat zij kreeg wel juist was. Zij kreeg telkens te horen dat het pensioenbedrag correct was. De SVB heeft deze stelling van eiseres niet betwist en ook erkend dat de SVB zichzelf het verwijt kan maken niet te hebben gehandeld nadat eiseres zich had gemeld. Echter, de SVB verwijt eiseres dat zij heeft nagelaten steeds opnieuw haar inlichtingenverplichting na te komen, omdat zij redelijkerwijs kon weten dat de SVB een fout maakte bij de uitbetaling van haar pensioen. Om die reden heeft de SVB besloten om het te veel betaalde pensioen niet geheel, maar over een periode van vijf jaar terug te vorderen.
3.4.3.
Volgens vaste rechtspraak van de Centrale Raad van Beroep (bijvoorbeeld de uitspraak van 24 augustus 2010, ECLI:NL:CRVB:2010:BN5014) is de bevoegdheid van het uitkeringsorgaan om onverschuldigd betaalde uitkering terug te vorderen in tijd beperkt indien dit orgaan niet adequaat reageert op signalen waaruit het kan afleiden dat het te veel of ten onrechte uitkering heeft betaald. Een signaal is in dit verband relevante informatie van de betrokkene waaruit het uitkeringsorgaan concreet kan afleiden dat sprake is van een fout op grond waarvan het actie dient te ondernemen. Na een dergelijk signaal heeft het uitkeringsorgaan nog zes maanden om tot deze actie over te gaan. Over de periode gelegen na die zes maanden kan het dan geen gebruik maken van de bevoegdheid tot terugvorderen zonder in strijd te komen met het zorgvuldigheidsbeginsel. Gelet op deze rechtspraak is het standpunt van de SVB dat het aan eiseres was om steeds weer melding te maken bij de SVB dat de betaling van het pensioen niet correct was, zodat het pensioen terecht wordt teruggevorderd, niet juist. Door pas veertien jaar nadat eiseres bij de SVB navraag heeft gedaan over de juistheid van de pensioenbetaling, over te gaan tot terugvordering, handelt de SVB in strijd met het zorgvuldigheidsbeginsel. Het beroep slaagt.
3.5.
Eiseres heeft ter zitting te kennen gegeven dat haar belang bij het beroep ligt bij de terugvordering. De beroepsgronden over de verlaging van het pensioenbedrag vanaf oktober 2017 in overeenstemming met de korting voor niet verzekerde jaren, zoals vastgesteld bij het toekenningsbesluit van 3 september 2003, behoeven dan ook geen bespreking.
4. De slotsom luidt dat het beroep tegen het bestreden besluit gegrond is, zodat dit moet worden vernietigd. Dit betekent dat de SVB aan eiseres de reeds op het pensioen ingehouden bedragen ter aflossing van het terugvorderingsbedrag moet terugbetalen.
5. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

Het Gerecht:
-
verklaarthet beroep tegen het besluit van 29 november 2018
gegrond;
-
vernietigtdit besluit;
-
draagtde SVB
ophet door eiseres betaalde griffierecht van NAf 50,- (zegge: vijftig Nederlands-Antilliaanse guldens) aan eiseres te vergoeden.
Aldus vastgesteld door mrs. W.H. Bel, voorzitter, en L.C. Hoefdraad en J. Sybesma, leden, en in het openbaar uitgesproken op 14 januari 2021, in tegenwoordigheid van de griffier.
Tegen deze uitspraak staat hoger beroep open binnen
zes wekenna kennisgeving van deze uitspraak. Zie hoofdstuk 5 van de Lar.