ECLI:NL:OGEAC:2022:227

Gerecht in eerste aanleg van Curaçao

Datum uitspraak
11 mei 2022
Publicatiedatum
16 augustus 2022
Zaaknummer
CUR202101609
Instantie
Gerecht in eerste aanleg van Curaçao
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing verzoek arts om inschrijving als medewerkende bij de Sociale Verzekeringsbank

In deze zaak heeft eiser, een arts die na een lange periode in de Verenigde Staten terugkeerde naar Curaçao, verzocht om als medewerkende ingeschreven te worden bij de Sociale Verzekeringsbank (SVB) op basis van de Regeling Medewerkende Sociale Verzekeringen 1960 (ReMe). De SVB heeft dit verzoek afgewezen, wat heeft geleid tot een juridisch geschil. Eiser heeft bezwaar gemaakt tegen deze afwijzing en heeft beroep ingesteld bij het Gerecht in eerste aanleg van Curaçao. De SVB heeft later de afwijzing ingetrokken, maar heeft het verzoek van eiser om andere redenen opnieuw afgewezen.

Tijdens de zitting heeft eiser zijn standpunt toegelicht, waarbij hij aanvoerde dat het overschot aan huisartsen op Curaçao niet aan hem kan worden tegengeworpen en dat het beleid van de SVB om geen nieuwe solopraktijken in te schrijven onredelijk en niet transparant is. De SVB heeft echter gesteld dat er een overschot aan huisartsen is en dat het inschrijven van nieuwe solopraktijken niet in het belang van de zorg is. Het Gerecht heeft geoordeeld dat de beroepsgronden van eiser niet slagen en heeft het beroep ongegrond verklaard. Tevens is bepaald dat de SVB het griffierecht aan eiser dient te vergoeden.

Uitspraak

GERECHT IN EERSTE AANLEG VAN CURAÇAO

Uitspraak

in het geding tussen:

[eiser],

wonend in Curaçao,
eiser,
procederend in persoon,
en

de Sociale Verzekeringsbank,

verweerster, hierna: de SVB,
gemachtigden: mrs. K.A. Martis en N.S. Dare, beiden werkzaam bij de SVB.

Procesverloop

Bij beschikking van 31 maart 2021 heeft de SVB het verzoek van eiser om hem als medewerkende van de SVB op grond van de Regeling Medewerkende Sociale Verzekeringen 1960 (de ReMe) in te schrijven, afgewezen (de Afwijzing).
Hiertegen heeft eiser bezwaar gemaakt bij de SVB en tegelijkertijd heeft hij tegen de Afwijzing beroep ingesteld bij het Gerecht.
Bij beschikking van 2 augustus 2021 heeft de SVB het bezwaar van eiser ongegrond verklaard (de Beschikking op bezwaar).
Eiser heeft beroep ingesteld tegen de Beschikking op bezwaar.
De SVB heeft de Afwijzing bij beschikking van 8 september 2021 ingetrokken en het verzoek van eiser om andere redenen afgewezen (de Bestreden beschikking).
De SVB heeft een verweerschrift ingediend.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 30 maart 2022. Eiser is verschenen, vergezeld door zijn echtgenote. De SVB heeft zich laten vertegenwoordigen door mr. Dare, vergezeld door [accountmanager SVB], accountmanager cure bij de SVB.

Overwegingen

Waar gaat de zaak over
1. Eiser is arts van beroep. Hij is vijfentwintig jaar als huisarts werkzaam geweest in de Verenigde Staten. In 2020 heeft eiser besloten om terug te keren naar zijn land van herkomst, Curaçao, om daar zijn werkzaamheden als huisarts voort te zetten. Eiser wilde zich aanvankelijk in de wijk Rio Canario vestigen.
Eiser heeft diverse aanvragen ingediend bij de SVB om als medewerkende van de SVB op grond van de ReMe ingeschreven te worden, maar heeft daarop geen reactie ontvangen.
Eiser heeft een gesprek met [accountmanager SVB] gehad waarna hij bij brief van 10 februari 2021 de SVB wederom heeft verzocht om hem als medewerkende op grond van de ReMe in te schrijven. Dit verzoek heeft geleid tot de onder “Procesverloop” vermelde beschikkingen.
Eiser heeft uiteindelijk een pand gehuurd in de buurt Tera Kora, Bandabou waar hij nu zijn huisartsenpraktijk uitoefent en patiënten ziet die een particuliere zorgverzekering hebben of die voor hun behandeling willen betalen.
Het beroep tegen de Afwijzing
2. De SVB heeft de Afwijzing bij de bestreden beschikking ingetrokken. Eiser heeft daarom geen belang bij de beoordeling van het beroep tegen de afwijzing. Het Gerecht zal het beroep tegen de Afwijzing niet-ontvankelijk verklaren.
3. Omdat de Afwijzing na het instellen van het beroep is ingetrokken, zal het Gerecht bepalen dat de SVB het griffierecht aan eiser dient te vergoeden.
De Bestreden beschikking
4. Ter zitting heeft de SVB de Beschikking op bezwaar ingetrokken. Dit betekent dat het Gerecht alleen de Bestreden beschikking zal beoordelen.
5. Aan de Bestreden beschikking heeft de SVB ten grondslag gelegd dat het belang van de Landsverordening Basisverzekering ziektekosten niet gediend is door eiser als medewerkende in te schrijven. Op Curaçao is namelijk een overschot aan huisartsen en eiser wil als huisarts een nieuwe solopraktijk beginnen. Volgens de SVB zijn de toegankelijkheid, de continuïteit, de aard van de zorg, de doelmatigheid en de bekostiging van de zorg niet gebaat met het inschrijven van nieuwe solo huisartsenpraktijken.
Het beroep tegen de Bestreden beschikking
Behoefteraming
6. Eiser heeft ter zitting aangevoerd dat het overschot van huisartsen niet aan hem kan worden tegengeworpen. Het is de SVB die heeft verzuimd om in het verleden het huisartsenaanbod te reguleren. Het beleid van de SVB om geen solo huisartsenpraktijken als medewerkende in te schrijven is bovendien niet transparant en is onredelijk.
7. De SVB heeft ter zitting verklaard dat artikel 2 van de ReMe de directeur een discretionaire bevoegdheid geeft om een arts als medewerkende in te schrijven. De SVB heeft het ‘Rapport Capaciteitsplanning Gezondheidszorg Curaçao 2018 – 2019’ (het Rapport) dat door de Curaçaose overheid is vastgesteld als uitgangspunt gebruikt bij de Bestreden beschikking, omdat hierin de zorgbehoefte aan huisartsenzorg is vastgesteld. Een toekenningsbeleid kent de SVB niet, maar alleen in zeer uitzonderlijke gevallen wijkt de SVB af van het Rapport en wordt een solo(huisartsen)praktijk als medewerkende ingeschreven. De SVB wil namelijk nieuwe (huis)artsen stimuleren om praktijken over te nemen of te gaan werken in een ‘Huisartsen Onder Eén Dak’- samenwerkingsstructuur die de kwaliteit van de zorg bevordert.
8. Op grond van de volgende overwegingen slaagt de beroepsgrond van eiser niet.
8.1.
In artikel 2 van de ReMe is onder meer bepaald dat de directeur, indien hem dit gewenst voorkomt, een niet ingeschreven geneeskundige of andere personen die daarvoor in aanmerking komen, kan uitnodigen om in Curaçao medewerking te verlenen aan de uitvoering van de sociale verzekeringen.
8.2.
Artikel 2 van de ReMe is een zogeheten “kan-bepaling”. Dit betekent dat (de directeur van) de SVB beslisruimte heeft bij het uitoefenen van de bevoegdheid om een geneeskundige als medewerkende op grond van deze regeling in te schrijven. De SVB kan dus beleid opstellen aan de hand waarvan bepaald kan worden in welke gevallen een geneeskundige hiervoor wordt uitgenodigd.
8.3.
Het beleid van de SVB is dat er geen nieuwe solopraktijken als medewerkenden worden ingeschreven. Dit beleid is echter niet gepubliceerd. Daarom merkt het Gerecht dit beleid aan als een interne gedragslijn. Dergelijke gedragslijnen toetst de Lar-rechter terughoudend. Dit betekent dat de aanwezigheid en toepassing van deze gedragslijnen als een gegeven wordt beschouwd en slechts wordt getoetst of de gedragslijnen op consistente wijze zijn toegepast.
8.4.
De SVB heeft ter zitting verklaard, dat de bestreden beschikking gebaseerd is op het Rapport en de interne gedragslijn dat er geen nieuwe solopraktijken als medewerkende worden ingeschreven. Uit de bestreden beschikking blijkt dat dit ook past bij het meerjarenbeleid van de Curaçaosche Huisartsen Vereniging (CHV) zoals neergelegd in het Visiedocument 2015-2025 van de CHV. Tegen deze achtergrond heeft eiser zijn stelling dat de interne gedragslijn om geen nieuwe solopraktijken als medewerkende in te schrijven onredelijk is, onvoldoende onderbouwd. Eiser heeft ook geen gronden aangevoerd waaruit zou blijken dat die interne gedragslijn niet op consistente wijze wordt toegepast.
Vertrouwensbeginsel
9. Eiser heeft verder aangevoerd dat er sprake is van een schending van het vertrouwensbeginsel. Volgens eiser heeft [accountmanager SVB] tijdens een gesprek in januari 2021 aan hem - in het bijzijn van zijn echtgenote - verklaard dat als eiser zich in Bandabou vestigt, hij als medewerkende zal worden ingeschreven. Volgens eiser moet een uitlating van een accountmanager van de SVB zoals [accountmanager SVB] ‘gewicht’ hebben, nu hij namens de SVB met cliënten communiceert.
10. [ accountmanager SVB] heeft ter zitting – kort samengevat – verklaard dat hij tegen eiser heeft gezegd dat de SVB geen medewerkenden meer toe laat en al helemaal geen solopraktijken. Wat eiser wil, zou mogelijk kunnen zijn als hij zich in Bandabou vestigt.
11. Op grond van de volgende overwegingen slaagt ook deze beroepsgrond niet.
11.1.
Op grond van vaste jurisprudentie van de Raad van State, bijvoorbeeld de uitspraak van 29 mei 2019, ECLI:NL:RVS:2019:1778, dient een stappenplan gehanteerd te worden bij de bespreking van een beroep op het vertrouwensbeginsel. De eerste stap is de juridische kwalificatie van de uitlating en of gedraging waarop de betrokkene zich beroept, namelijk de vraag of die uitlating en of gedraging kan worden gekwalificeerd als een toezegging. Bij de tweede stap moet de vraag worden beantwoord of die toezegging aan het bevoegde bestuursorgaan kan worden toegerekend. Indien beide vragen bevestigend worden beantwoord, en er dus een geslaagd beroep op het vertrouwensbeginsel kan worden gedaan, volgt de derde stap. In het kader van die derde stap zal de vraag moeten worden beantwoord of het gewekte vertrouwen moet worden nagekomen en, zo ja, wat de betekenis daarvan is voor de uitoefening van de betreffende bevoegdheid.
11.2.
Voor zover er al sprake zou zijn van een toezegging, kan die naar het oordeel van het Gerecht niet toegerekend worden aan (de directeur van) de SVB. Eiser is – zoals hij ter zitting heeft verklaard – in januari 2021 naar de SVB gegaan om
[accountmanager 2 SVB] te spreken, die ook accountmanager bij de SVB is. In plaats van [accountmanager 2 SVB] heeft [accountmanager SVB] eiser te woord gestaan. Gezien deze omstandigheid kon eiser er niet van uitgaan dat [accountmanager SVB], die op dat moment alleen zijn collega verving, bevoegd zou zijn om een toezegging met betrekking tot zijn aanvraag te doen. Bovendien heeft eiser de aanvragen genoemd in overweging 1, waaronder ook de aanvraag die tot de Bestreden beschikking heeft geleid, aan de directeur van de SVB gericht. Hieruit blijkt dat eiser dus wist dat uitsluitend de directeur van de SVB beslissingsbevoegd is en niet [accountmanager SVB]. Nu er gezien deze omstandigheden geen sprake is van een aan (de directeur van) de SVB toerekenbare toezegging, komt het Gerecht ook niet toe aan de derde stap.
12. De beroepsgronden van eiser slagen niet. Het beroep tegen de Bestreden beschikking is ongegrond.

Beslissing

Het Gerecht:
  • verklaarthet beroep tegen de beschikking van 31 maart 2021
    niet-ontvankelijk;
  • verklaarthet beroep tegen de beschikking van 8 september 2021
    ongegrond;
  • bepaaltdat de SVB het door eiser betaalde griffierecht van NAf 50,- aan hem dient te vergoeden.
Aldus vastgesteld door mrs. S. Lanshage, voorzitter, J. Sybesma en M.A. Evertsz, leden, en in het openbaar uitgesproken op 11 mei 2022, in tegenwoordigheid van
mr. S.N. Aswani, griffier.
Tegen deze uitspraak staat hoger beroep open binnen zes weken na kennisgeving hiervan. Zie hoofdstuk 5 van de Lar.