Uitspraak
GERECHT IN EERSTE AANLEG VAN CURAÇAO
gemachtigde: mr. D.M. Wildeman.
1.Het verdere procesverloop
- de beschikking van 17 december 2020 van dit gerecht en daarin genoemde processtukken;
- het voorlopige rapport van de Voogdijraad van 7 april 2021, ingediend op 8 april 2021;
- de akten uitlating op het voorlopige rapport van 27 mei 2021 zijdens partijen;
- het definitieve rapport van de Voogdijraad van 23 september 2021, ingediend op 30 september 2021;
- de akten uitlating over het definitieve rapport van de Voogdijraad van 14 oktober 2021 zijdens partijen;
- de mondelinge behandeling op 27 januari 2022, waar de vader bijgestaan door zijn gemachtigde is verschenen en de moeder – per video verbinding – bijgestaan door haar gemachtigde – in persoon – zijn verschenen, en waar een vertegenwoordiger van de Voogdijraad aanwezig was.
2.De verdere beoordeling
perpetuatio fori-beginsel uitzonderingen. Een aantal daarvan zijn opgenomen in het Verdrag inzake de bevoegdheid, het toepasselijke recht, de erkenning, de tenuitvoerlegging en de samenwerking op het gebied van ouderlijke verantwoordelijkheid en maatregelen ter bescherming van kinderen (’s-Gravenhage, 19 oktober 1996) (hierna: Haags Kinderbeschermingsverdrag 1996), dat sinds 1 mei 2011 medegelding heeft voor Curaçao. Artikel 5 lid 2 van dat verdrag bepaalt het volgende:
Onverminderd het bepaalde in artikel 7, zijn in geval van verplaatsing van de gewone verblijfplaats van het kind naar een andere Verdragsluitende Staat de autoriteiten van de Staat van de nieuwe gewone verblijfplaats bevoegd. Deze regeling geldt krachtens artikel 3 onder b ook voor gezagsrechten, mede omvattende de omgangsrechten. De beperking van artikel 7 speelt in deze zaak geen rol nu deze beperking betrekking heeft op het geval van ongeoorloofde overbrenging. Nu de moeder het eenhoofdig gezag over het kind heeft, was zij bevoegd te verhuizen en is van ongeoorloofde overbrenging geen sprake geweest (vergelijk Gemeenschappelijk Hof van Justitie 21 augustus 2018, ECLI:NL:OGHACMB: 2018:167).
3.De beslissing
(de minderjarige),geboren op …… in Curaçao;
- dat vader en (de minderjarige) twee keer per week (video)belcontact zullen hebben; een keer door de week en een keer in het weekend, door partijen in onderling overleg te bepalen, en qua duur van het contact moment opbouwend naar gelang (de minderjarige) ouder wordt;
- dat op het moment dat (de moeder en) (de minderjarige) in Curaçao zal verblijven of vader in Nederland zal verblijven, partijen in onderling overleg dienen te zorgen dat er omgang is tussen vader en (de minderjarige);