ECLI:NL:OGEAC:2022:266

Gerecht in eerste aanleg van Curaçao

Datum uitspraak
22 september 2022
Publicatiedatum
26 september 2022
Zaaknummer
CUR202101975 en CUR202101976
Instantie
Gerecht in eerste aanleg van Curaçao
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vernietiging erkenning door verwekker en vervangende toestemming tot erkenning

In deze zaak, behandeld door het Gerecht in eerste aanleg van Curaçao, is op 22 september 2022 uitspraak gedaan in een verzoek tot vernietiging van de erkenning van een minderjarige, geboren op [geboortedatum] 2021, door de vader. De verzoeker, die de biologische vader is, heeft de erkenning door de juridische vader aangevochten, stellende dat de moeder misbruik heeft gemaakt van haar bevoegdheid door toestemming te geven voor de erkenning, terwijl zij wist dat de verzoeker de biologische vader was. De moeder heeft de stelling van de verzoeker betwist en aangevoerd dat de erkenning door de verzoeker de ongestoorde verhouding tussen haar en het kind zou schaden.

De procedure begon met een verzoekschrift dat op 19 juli 2021 werd ingediend. Tijdens de mondelinge behandeling op 20 januari 2022 waren de verzoeker, de moeder en een vertegenwoordiger van de Voogdijraad aanwezig, terwijl de vader niet verscheen. De bijzondere curator heeft op 11 juli 2022 een rapport ingediend, waar de verzoeker en de moeder op hebben gereageerd. Het gerecht heeft geoordeeld dat de verzoeker niet-ontvankelijk is in zijn verzoek tot vernietiging van de erkenning, maar ontvankelijk in zijn verzoek om vervangende toestemming tot erkenning.

Het gerecht heeft vastgesteld dat de erkenner niet de biologische vader is en dat de verzoeker, als verwekker, in bepaalde situaties de erkenning kan aanvechten. De moeder heeft niet voldoende onderbouwd dat de erkenning door de verzoeker schadelijk zou zijn voor het kind. Het gerecht heeft geconcludeerd dat het in het belang van het kind is dat de juridische werkelijkheid in overeenstemming wordt gebracht met de biologische werkelijkheid. De verzoeker heeft recht op erkenning als biologische vader, en het verzoek tot vernietiging van de erkenning en het verzoek om vervangende toestemming zijn toegewezen. De proceskosten zijn gecompenseerd, waarbij iedere partij de eigen kosten draagt.

Uitspraak

GERECHT IN EERSTE AANLEG VAN CURAÇAO

zaaknummers: CUR202101975 en CUR202101976
Beschikking van 22 september 2022
inzake:
[VERZOEKER],
wonende in Curaçao,
verzoeker,
gemachtigde: mr. S.C. Larmonie,
tegen
[VERWEERSTER],
wonende in Curaçao,
verweerster,
hierna: de moeder,
en
[DE VADER],
wonende in Curaçao,
hierna: de vader,
inzake de minderjarige:
[kind], geboren op [geboortedatum] 2021 in Curaçao,
vertegenwoordigd door de voogdijraad als bijzondere curator.

1.Het verloop van de procedure

1.1.
Het verzoekschrift, met producties, is ingediend op 19 juli 2021.
1.2
Bij de mondelinge behandeling, op 20 januari 2022, zijn verschenen de verzoeker, bijgestaan door zijn gemachtigde, de moeder, bijgestaan door haar gemachtigde, en een vertegenwoordiger van de Voogdijraad. De vader is, alhoewel behoorlijk opgeroepen, niet verschenen. Namens de vrouw is een pleitnotitie overgelegd. De voogdijraad is ter zitting tot bijzondere curator over [kind] benoemd.
1.3
De bijzondere curator heeft op 11 juli 2022 een rapport ingediend, waarop de zijdens de verzoeker en de moeder op 25 augustus 2022 is gereageerd.
1.4
De uitspraak is bepaald op heden.
2. De feiten
2.1
De moeder en de verzoeker hebben in 2020 een affectieve relatie met elkaar gehad. De moeder en de vader hebben daarna een affectieve relatie met elkaar gehad.
2.2 [
[kind] is op [geboortedatum] 2021 in Curaçao uit de moeder geboren. Hij is op 13 januari 2021, dus als ongeboren vrucht. erkend door de vader. De moeder en de vader hebben daarbij een naamskeuze gedaan.
2.3
Uit een DNA-test, waarvan de resultaten in juni 2021 bekend werden, is gebleken dat de verzoeker de biologische vader van [kind] is.
2.4
De relatie tussen de moeder en de vader is medio 2021 geëindigd.
2.5
De moeder is van rechtswege belast met het gezag over [kind].

3.Het verzoek en de verweer

3.1.
De verzoeker verzoekt de erkenning van [kind] te vernietigen en hem vervangende toestemming tot erkenning van [kind] te verlenen.
3.2.
Hij stelt dat er sprake is van misbruik van bevoegdheid door de moeder, aangezien zij de toestemming tot erkenning van [kind] slechts aan de erkenner heeft gegeven wetende dat hij niet de biologische vader is van [kind].
3.3
De bijzondere curator verzoekt in zijn rapport met zoveel woorden de erkenning te vernietigen en vervangende toestemming te verlenen aan de verwekker om [kind] te erkennen. De raad acht dat in het belang van [kind].
3.3.
De moeder voert aan dat de verwekker geen recht toekomt om vernietiging van de erkenning van [kind] te vorderen nu hij niet de juridische vader van [kind] is.
Zij stelt dat zij en de erkenner allebei meenden dat de erkenner de verwekker van [kind] was. Zij betwist dat zij toestemming tot erkenning van [kind] heeft gegeven slechts met het oogmerk de belangen van de verzoeker te schaden.
Zij stelt verder dat een erkenning van [kind] door de verzoeker de ongestoorde verhouding tussen haar en [kind] zal schaden en de sociaal-psychologische en emotionele ontwikkeling van [kind] in het gedrang kan brengen.

4.De beoordeling

ontvankelijkheid
4.1.
De verzoeker behoort als verwekker niet tot de in artikel 1:205 BW limitatief opgesomde personen die vernietiging van de erkenning kunnen verzoeken. Uit de geschiedenis van de totstandkoming van (het Nederlandse equivalent van) art. 1:204 lid 3 BW blijkt echter dat de verwekker in bepaalde situaties met een beroep op misbruik van bevoegdheid een met toestemming van de moeder gedane erkenning door een niet-verwekker kan aantasten, namelijk:
( a) in een situatie waarin hij vervangende toestemming heeft kunnen verzoeken, maar dat heeft nagelaten: indien de toestemming van de moeder is gegeven slechts met het oogmerk de belangen van de verwekker te schaden [1] , en
b) in de situatie waarin hij niet of niet tijdig om vervangende toestemming heeft kunnen vragen: indien de moeder, in aanmerking genomen de onevenredigheid tussen de belangen van de verwekker bij de erkenning en de daartegenover staande belangen van de moeder — telkens in verband met de belangen van het kind — in redelijkheid niet tot het verlenen van toestemming aan de andere man heeft kunnen komen. [2]
4.2
Naar het oordeel van het gerecht is niet voldoende gebleken dat de moeder bij haar toestemming voor erkenning door de vader misbruik van bevoegdheid heeft gemaakt. De verzoeker heeft zijn stellingen terzake onvoldoende met bewijsmateriaal onderbouwd en het gestelde misbruik van bevoegdheid blijkt ook niet voldoende duidelijk uit het rapport van de bijzondere curator.
De verzoeker zal dus niet-ontvankelijk in zijn verzoek om vernietiging van de erkenning worden verklaard. (Hij is echter wel ontvankelijk in zijn verzoek om vervangende toestemming tot erkenning).
4.3
De Hoge Raad heeft in het in voetnoot 1 genoemde arrest geconcludeerd dat de wetgever heeft aanvaard dat in deze situatie alleen het kind de erkenning moet kunnen vernietigen. De bijzondere curator heeft dat in dit geval namens [kind] gedaan. Het verzoek is bovendien gedaan binnen de termijn van art. 1:205 lid 4 BW. [kind] is dus ontvankelijk in zijn verzoek.
vernietiging erkenning / vervangende toestemming erkenning
4.4
Conform artikel 1:205 lid 1 sub a BW kan een verzoek tot vernietiging van een erkenning, op de grond dat de erkenner niet de biologische vader van het kind is, worden ingediend door het kind zelf, tenzij de erkenning tijdens zijn meerderjarigheid heeft plaatsgevonden.
4.5
Vaststaat dat de erkenner niet de biologische vader is. Aan die wettelijke eis is dus voldaan. Beoordeeld moet verder worden of de toewijzing van het verzoek wel in het belang van [kind] is, want dat belang heeft (ook) hierbij de overhand.
4.6
Het gerecht overweegt dat de moeder nog steeds wenst dat de erkenning niet vernietigd wordt. Zij wenst ook niet mee te werken aan een erkenning door de biologische vader.
De vader stemt echter in met de vernietiging van de erkenning. Uit het rapport van de voogdijraad moet worden afgeleid dat hij [kind] heeft erkend in de veronderstelling dat hij zijn verwekker was en dat hij meent dat het in het belang van [kind] is dat de verzoeker als biologische vader de kans krijgt zijn verantwoordelijkheid te nemen. De vader heeft verklaard geen contact met [kind] meer te hebben.
Ook de biologische vader (dus de oorspronkelijke verzoeker) stemt in met vernietiging van de erkenning. Hij is voornemens [kind] zelf te erkennen en wenst dus vervangende toestemming daarvoor, nu de moeder de toestemming weigert.
4.7
Voor de erkenning van [kind] is op grond van art. 1:204 lid 1 sub c BW toestemming van de moeder nodig. Die kan op grond van art. 1:204 lid 3 BW worden vervangen door toestemming van het gerecht, indien – voor zover nog van belang - de erkenning de belangen van de moeder bij een ongestoorde verhouding met het kind of de belangen van het kind niet zou schaden.
Tot uitgangspunt dient daarbij te worden genomen dat zowel het kind als de verwekker er aanspraak op heeft dat hun relatie rechtens wordt erkend als een familierechtelijke rechtsbetrekking. Door de rechter zullen het belang en de aanspraak van de man op erkenning moeten worden afgewogen tegen de belangen van de moeder (het belang bij een ongestoorde verhouding met het kind) en van het kind bij niet-erkenning. Van schade aan de belangen van het kind in de zin van art. 1:204 is slechts sprake indien er ten gevolge van de erkenning voor het kind reële risico's zijn dat het wordt belemmerd in een evenwichtige ontwikkeling. [3]
Het gerecht is met de bijzondere curator van oordeel dat het in belang van [kind] is dat de juridische werkelijkheid in overeenstemming wordt gebracht met de biologische. Hij heeft nu een juridische vader die geen vader meer van hem wil zijn en die bovendien niet meer de partner van zijn moeder is. Hij heeft van de vader niets meer te verwachten. Dit terwijl hij een biologische vader heeft die zijn verantwoordelijkheden als vader wil nemen. Daarvoor is niet noodzakelijk dat hij ook de partner van de moeder is. Het gerecht acht het in het belang van de ontwikkeling en vorming van identiteit van [kind] dat hij ook een familierechtelijke relatie met zijn biologische vader krijgt.
De moeder heeft aangevoerd dat door een erkenning door de verwekker het ongestoorde gezinsleven van haar en het kind in gevaar komt, maar zij heeft dat niet nader onderbouwd. Het gerecht gaat daarom daaraan voorbij.
Voorts is gebleken noch aannemelijk dat een erkenning door de verwekker zal leiden tot reële risico's dat [kind] wordt belemmerd in een evenwichtige ontwikkeling.
4.8
Op grond van het voorgaande zal het verzoek van de bijzondere curator tot vernietiging van de erkenning en van de verzoeker tot vervangende toestemming tot erkenning worden toegewezen. Dat laatste kan op grond van art. 1:206 lid 1 BW pas nadat deze beschikking in kracht van gewijsde is gegaan.
geslachtsnaam
4.9
Ingevolge art. 1:5g lid 1 BW behoudt [kind] bij erkenning door de verzoeker de achternaam van de moeder, tenzij de moeder en de erkenner bij de erkenning gezamenlijk verklaren naamskeuze te doen. Het gerecht heeft in het kader van deze procedure geen bevoegdheid om de geslachtsnaam te bepalen. [4]
kosten van de procedure
4.1
Gelet op het feit dat het hier een procedure van familierechtelijke aard betreft, zal het gerecht de proceskosten compenseren.

5.De beslissing

Het gerecht:
5.1.
verklaart de man niet-ontvankelijk in zijn verzoek tot vernietiging van de erkenning,
5.2.
vernietigt de erkenning d.d. 13 januari 2021 door [vader], geboren op [geboortedatum] 1998, van het kind [kind], geboren op [geboortedatum] 2021 in Curaçao,
5.3.
verleent [verzoeker], geboren op [geboortedatum] 1993 op Curaçao vervangende toestemming om - nadat deze beschikking in kracht van gewijsde is gegaan - de minderjarige [kind], geboren op [geboortedatum] 2021 in Curaçao, te erkennen,
5.4.
draagt de griffier op niet eerder dan drie maanden na de dag van de uitspraak van deze beschikking en indien daartegen geen hoger beroep is ingesteld, een afschrift van deze beschikking te zenden aan de ambtenaar van de burgerlijke stand,
5.5.
compenseert de proceskosten aldus dat iedere partij de eigen kosten draagt.
Deze beschikking is gegeven door mr. F.J.F. Gerard, rechter, en op 22 september 2022 in het openbaar uitgesproken, in aanwezigheid van de griffier.

Voetnoten

1.Vgl. HR 12 november 2004, NJ 2005/248, ECLI:NL:HR:2004:AQ7386
2.Vgl. HR 6 november 2015, NJ 2016/218, ECLI:NL:HR:2015:3244.
3.HR 16 februari 2001, ECLI:NL:PHR:2001:AB0032
4.Die bevoegdheid heeft het gerecht wel in een geschil over de naamskeuze ex art. 1:5b BW.