ECLI:NL:OGEAC:2022:313

Gerecht in eerste aanleg van Curaçao

Datum uitspraak
12 oktober 2022
Publicatiedatum
29 november 2022
Zaaknummer
CUR202103339 t/m CUR202103342
Instantie
Gerecht in eerste aanleg van Curaçao
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beroep tegen aanslagen onroerendezaakbelasting (OZB) voor de jaren 2014, 2016 en 2017

In deze zaak gaat het om een beroep van belanghebbende, eigenaar van een onroerende zaak in Curaçao, tegen de voorlopige aanslagen onroerendezaakbelasting (OZB) voor de jaren 2014 tot en met 2017. De belanghebbende heeft bezwaar gemaakt tegen de aanslagen, waarbij de Inspecteur de aanslagen voor 2015 heeft vernietigd omdat deze buiten de termijn zijn opgelegd. De belanghebbende stelt dat de aanslagen voor de jaren 2014, 2016 en 2017 niet correct zijn en verzoekt om teruggaaf van een bedrag van NAf 1.300, dat hij te veel zou hebben betaald. De Inspecteur daarentegen stelt dat de aanslagen juist zijn opgelegd en dat er geen sprake is van dubbele aanslagen, aangezien de voorlopige aanslagen zijn vernietigd.

Het Gerecht in eerste aanleg van Curaçao heeft op 12 oktober 2022 uitspraak gedaan. Het Gerecht oordeelt dat de aanslagen OZB voor de jaren 2014, 2016 en 2017 terecht zijn opgelegd. De belastingrechter is niet bevoegd om te oordelen over de teruggaaf van het door belanghebbende gestelde bedrag aan restitutie. Het beroep tegen het niet tijdig beslissen op bezwaar inzake de aanslagen OZB 2014 en 2015 is niet-ontvankelijk verklaard, terwijl het beroep tegen het niet tijdig beslissen inzake de aanslagen OZB 2016 en 2017 gegrond is verklaard. De Inspecteur is opgedragen het betaalde griffierecht van NAf 50 aan belanghebbende te vergoeden.

Uitspraak

Uitspraak van 12 oktober 2022
BBZ nrs. CUR202103339 t/m CUR202103342
GERECHT IN EERSTE AANLEG VAN CURAÇAO
UITSPRAAK
op het beroep in de zin van de
Landsverordening op het beroep in belastingzaken van:
[Belanghebbende], wonende te Frankrijk,
belanghebbende,
en:
DE INSPECTEUR DER BELASTINGEN, zetelend in Curaçao,
de Inspecteur.

1.PROCESVERLOOP

1.1
Aan belanghebbende is ter zake van de onroerende zaak te [adres], (hierna: de onroerende zaak) op 19 december 2018 een aanslag onroerendezaakbelasting (hierna: OZB) voor het jaar 2014 opgelegd naar een waarde van NAf 340.000 en een te betalen bedrag aan OZB van NAf 1.360.
1.2
De Inspecteur heeft op 16 juni 2020 de aanslag OZB voor het jaar 2014 verminderd naar één naar een waarde van NAf 325.000 en een te betalen bedrag aan OZB van NAf 1.300.
1.3
Aan belanghebbende zijn ter zake van de onroerende zaak op 30 november 2020 aanslagen OZB voor de jaren 2015 tot en met 2017 opgelegd naar een waarde van NAf 325.000 en een te betalen bedrag aan OZB van NAf 1.300 per jaar.
1.4
Belanghebbende heeft op 22 december 2020 tegen bovengenoemde aanslagen bezwaar gemaakt.
1.5
De Inspecteur heeft op 14 oktober 2021 via e-mailbericht aan belanghebbende te kennen gegeven de aanslagen te zullen handhaven.
1.6
Belanghebbende heeft op 20 oktober 2021 beroep ingesteld. Belanghebbende heeft daarvoor een bedrag aan griffierecht betaald van NAf 50.
1.7
De Inspecteur heeft bij uitspraak op bezwaar van 20 december 2021 het bezwaar tegen de aanslag OZB 2014 niet- ontvankelijk verklaard.
1.8
Belanghebbende heeft op 27 juni 2022 via de e-mail een pleitnota aan het Gerecht doen toekomen.
1.9
De Inspecteur heeft op 28 juni 2022 voor de jaren 2014 tot en met 2017 een verweerschrift in de vorm van een pleitnota aan het Gerecht doen toekomen. Samen met de pleitnota heeft de Inspecteur screenprints van verminderingsbeschikkingen voor wat betreft de voorlopige aanslagen OZB over de jaren 2014 tot en met 2017 alsmede de aanslag OZB 2014 en OZB 2015 overgelegd.
1.1
De zitting heeft plaatsgevonden op 28 juni 2022 te Willemstad. Belanghebbende is, met berichtgeving, niet verschenen. Namens de Inspecteur zijn verschenen [A] en [B]. De rechter heeft het onderzoek gesloten.
1.11
Belanghebbende heeft op 29 juni 2022 via de e-mail een reactie op de pleitnota van de Inspecteur naar het Gerecht gestuurd. Het Gerecht heeft hierin geen aanleiding gezien om het onderzoek te heropenen.

2.FEITEN

2.1
Belanghebbende was vanaf eind 2002 tot en met september 2017 eigenaar van de onroerende zaak.
2.2
Aan belanghebbende zijn voor de jaren 2014 tot en met 2017 voorlopige aanslagen opgelegd ten bedrage van NAf 940 voor de jaren 2014 tot en met 2016. Voor het jaar 2017 is een voorlopige aanslag opgelegd ten bedrage van NAf 1.625. De voorlopige aanslagen voor de jaren 2014 tot en met 2016 zijn door belanghebbende betaald. Voor het jaar 2017 heeft belanghebbende via de bank een bedrag van NAf 1.360 betaald.
2.3
Belanghebbende heeft de onroerende zaak in kwestie overgedragen. Op 27 september 2017 is de transportakte inzake de verkoop gepasseerd. Daarbij is een bedrag van in totaal NAf 6.500 (4x 1.625) ter zake van de aanslagen OZB voor de jaren 2014 tot en met 2017 ingehouden door de notaris. Het volgende is opgenomen in de afrekeningsfactuur van 27 september 2017 van het notariskantoor [X].
‘ACHTERSTALLIGE GRONDBELASTING
Onroerendezaakbelasting 2014/aanslagnummer 029717.
Reeds door u betaald NAf. 940,00.
Aanslag sinds 2014: NAf. 1.625,00
Nog te betalen door u: f 685,00
Onroerendezaakbelasting 2015/aanslagnummer 025481.
Reeds door u betaald NAf. 940,00.
Aanslag sinds 2014: NAf. 1.625,00
Nog te betalen door u: f 685,00
Onroerendezaakbelasting 2016/aanslagnummer 034214.
Reeds door u betaald NAf. 940,00.
Aanslag sinds 2014: NAf. 1.625,00
Nog te betalen door u: f 685,00
Onroerendezaakbelasting 2017/aanslagnummer 023597.
Reeds door u betaald NAf. 1.360,00.
Aanslag sinds 2014: NAf. 1.625,00
Nog te betalen door u:
f 265,00
f 2.320,00’
2.4
Vervolgens zijn de onderhavige aanslagen OZB voor de jaren 2014 tot en met 2017 opgelegd. De aanslagen zijn opgelegd naar een belastbare waarde van NAf 325.000 met een verschuldigd bedrag van NAf 1.300.
2.5.
De aanslagbiljetten voor de jaren 2014 tot en met 2017 vermelden telkens de volgende bedragen:
Aanslagbedrag 1.300,00
Vorige aanslag 0,00
______________
Te betalen 1.300,00
Op de aanslagbiljetten is verder vermeld dat de voorlopige aanslagen worden vernietigd, en dat de Ontvanger het bedrag dat op de voorlopige aanslagen is betaald, zal verrekenen met het bedrag van de definitieve aanslagen.
2.6
Uit de door de Inspecteur bij de pleitnota overgelegde schermprints blijkt dat de voorlopige aanslagen 2014 tot en met 2017 op respectievelijk 19 november 2018 (2014), 5 juni 2019 (2015), 15 november 2019 (2016) en 20 december 2019 (2017) zijn verminderd naar nihil.

3.GESCHIL EN STANDPUNTEN PARTIJEN

3.1
In geschil is of de aanslagen OZB over de jaren 2014, 2016 en 2017 naar de juiste bedragen zijn opgelegd.
3.2
Uit de door de Inspecteur overgelegde schermprint blijkt dat de aanslag OZB voor 2015 is vernietigd. Over dit jaar bestaat er derhalve geen geschil meer.

4.OVERWEGINGEN

4.1
Belanghebbende stelt dat de aanslagen OZB gecorrigeerd moeten worden. Naar het Gerecht begrijpt is het standpunt van belanghebbende dat het bedrag aan OZB dat is betaald op de voorlopige aanslagen OZB moet worden verrekend met het aanslagbedrag. Belanghebbende stelt dat hij in totaal NAf 1.300 te veel aan OZB heeft betaald en verzoekt om teruggaaf van dit bedrag.
4.2
De Inspecteur stelt dat de definitieve aanslagen OZB voor de jaren 2014, 2016 en 2017 juist zijn en dat het op het aanslagbiljet vermelde bedrag aan te betalen OZB juist is. De aanslag voor 2015 is vernietigd, omdat die aanslag buiten de termijn is opgelegd. De voorlopige aanslagen OZB over de jaren 2014 tot en met 2017 zijn vernietigd zodat van dubbele aanslagen geen sprake is.
4.3.1
Het Gerecht stelt voorop dat het e-mailbericht van 14 oktober 2021 van de Inspecteur niet kan gelden als een uitspraak op het door belanghebbende gemaakte bezwaar. Voormeld bericht is een reactie van de Inspecteur op het bericht van belanghebbende van 5 oktober 2021 waarin hij verzoekt om zijn bezwaarschrift in behandeling te nemen. In het e-mailbericht van de Inspecteur is – voor zover van belang - het volgende vermeld:
“Sorry dat wie niet eerder hadden gereageerd maar in antwoord op uw email deel ik u mede dat volgens uw bezwaar zijn de voorlopige aanslagen reeds betaald. De Ontvanger verrekent de betaalde voorlopige aanslagen met de definitieve aanslagen en het verschil dient u te betalen. Rekening houdend met bovenstaande worden de aanslagen gehandhaafd op vastgestelde waarde. (…)”
4.3.2
Niet blijkt dat met de mededeling een einde is gekomen aan de bezwaarfase. De enkele kennisgeving dat de aanslagen worden gehandhaafd brengt niet mee dat uitspraak op bezwaar is gedaan (vgl. HR 11 oktober 2019, ECLI:NL:HR:2019:1574). Het beroep van belanghebbende moet daarom worden aangemerkt als een beroep tegen het niet tijdig beslissen op het ingediende bezwaarschrift.
Beroep niet tijdig beslissen op bezwaar
4.4.1
Het bezwaarschrift tegen de aanslagen is op 22 december 2020 door de Inspecteur ontvangen.
4.4.2
Ingevolge artikel 30, lid 2, Algemene landsverordening Landsbelastingen (ALL) is een uitspraak op een bezwaarschrift niet tijdig gedaan, als de Inspecteur niet binnen negen maanden na ontvangst van het bezwaarschrift, in dit geval dus uiterlijk op 22 september 2021, een uitspraak heeft gedaan.
4.4.3
Ingevolge artikel 31, lid 1, ALL kan binnen twaalf maanden, in dit geval dus uiterlijk op 22 september 2022, beroep worden ingesteld tegen het niet tijdig doen van een uitspraak op een bezwaarschrift.
4.4.4
Belanghebbende heeft op 20 oktober 2021 beroep ingesteld tegen het niet tijdig doen van uitspraak op bezwaar. Dit beroep is mitsdien ontvankelijk.
Beroep niet tijdig beslissen op bezwaar: Aanslag OZB 2014
4.5.1
Hangende de onderhavige beroepsprocedure heeft de Inspecteur op 20 december 2021 alsnog uitspraak op bezwaar gedaan. Ook deze uitspraak is onderwerp van onderhavige procedure. Belanghebbende heeft derhalve geen belang meer bij dit beroep tegen het niet tijdig beslissen op het bezwaar. Dit beroep is mitsdien niet-ontvankelijk. Hierna zal het Gerecht de uitspraak op bezwaar beoordelen.
Ontvankelijkheid bezwaar OZB 2014
4.5.2
Bij uitspraak op bezwaar van 20 december 2021 is het bezwaar niet-ontvankelijk verklaard. In artikel 29, lid 1 ALL is bepaald dat degene die bezwaar heeft tegen een hem opgelegde belastingaanslag, binnen twee maanden na de dagtekening van het aanslagbiljet een gemotiveerd bewaarschrift kan indienen bij de Inspecteur.
4.5.3
Het onderhavige aanslagbiljet is gedagtekend op 19 december 2018. Het bezwaarschrift is op 22 december 2020 ingediend. Dit bezwaarschrift is dus buiten de wettelijke termijn van twee maanden ingediend.
4.5.4
Een niet-ontvankelijkverklaring van een bezwaar op grond van termijnoverschrijding blijft echter achterwege, indien redelijkerwijs niet kan worden geoordeeld dat de indiener van het bezwaar in verzuim is geweest.
4.5.5
Belanghebbende heeft geen omstandigheden aangevoerd op grond waarvan de termijnoverschrijding verschoonbaar is te achten. Het bezwaar tegen de aanslag OZB voor het jaar 2014 is niet- ontvankelijk. Het beroep is ongegrond.
Beroep niet-tijdig beslissen op bezwaar: Aanslagen OZB 2015, 2016 en 2017
4.6
De Inspecteur heeft hangende deze beroepsprocedure de aanslag OZB voor 2015 vernietigd. Dit brengt mee dat het beroep niet meer tot een voor belanghebbende gunstiger resultaat kan leiden. Daarmee komt het belang aan deze beroepsprocedure te ontvallen (vgl. HR 3 december 2010, ECLI:NL: HR:2010:BO5988; HR 15 januari 2016, ECLI:NL:HR:2016:43). Nu belanghebbende geen belang meer heeft bij een uitspraak op het beroep, dient dit beroep blijkens voornoemde jurisprudentie niet-ontvankelijk te worden verklaard.
4.7
Met betrekking tot de aanslagen OZB 2016 en 2017 heeft de Inspecteur nog immer geen beslissing op het bezwaar genomen. Het beroep tegen het niet tijdig beslissen dient derhalve gegrond te worden verklaard. Het Gerecht ziet evenwel om proces-economische redenen ervan af om de Inspecteur op te dragen alsnog een beslissing te nemen op het bezwaar inzake de aanslagen OZB 2016 en 2017. De op het bezwaar te nemen beslissingen zal tot niets anders kunnen leiden dan tot een ongegrondverklaring. Redengevend daarvoor is het volgende.
Aanslagen OZB 2016 en 2017
4.8
Het Gerecht stelt voorop dat partijen geen geschil hebben over de waarde van de onroerende zaak en het op basis daarvan verschuldigde bedrag aan OZB. Belanghebbende klaagt dat de voorlopige aanslagen niet zijn verrekend met de aanslagen OZB.
4.9
Ingevolge artikel 11, lid 4 van de ALL wordt de voorlopige aanslag verrekend met de aanslag. Uit de vaststaande feiten (2.6) blijkt dat de voorlopige aanslagen over alle jaren zijn verminderd naar nihil. De vermindering houdt verband met de uitspraak van het Gerecht van 21 mei 2018 (ECLI:NL:OGEAC:218:220) waarin is geoordeeld dat het niet mogelijk is om voor de OZB voorlopige aanslagen op te leggen omdat daarvoor geen wettelijke grondslag bestaat. Naar het oordeel van het Gerecht zijn de voorlopige aanslagen gelet op het voorgaande, in de heffingssfeer, terecht niet verrekend met de aanslagen OZB.
Teruggaaf te veel betaalde NAf 1.300
4.1
Belanghebbende voert aan dat aan hem een bedrag van NAf 1.300 (4x NAf 325 (1.625-1.300)) gerestitueerd dient te worden. Tevens klaagt belanghebbende erover dat uit een door hem opgevraagde debiteurenoverzicht van 25 april 2022 blijkt dat voor de jaren 2015, 2016 en 2017 nog steeds drie keer het bedrag van NAf 1.300 aan OZB openstaat. Het Gerecht overweegt hierover als volgt.
4.11
De belastingrechter is bevoegd om over de juistheid van opgelegde aanslagen te oordelen. Hiervoor is geoordeeld dat de aanslagen terecht en tot de juiste bedragen zijn opgelegd. Over de teruggaaf van het door belanghebbende gestelde bedrag aan restitutie is de belastingrechter niet bevoegd te oordelen.
4.12
Op de zitting heeft de Inspecteur over de verwerking van de betalingen en de teruggaaf te kennen gegeven dat het te restitueren bedrag (voor een deel) verrekend is met andere openstaande aanslagen. Van de verrekening heeft hij een overzicht overgelegd. Tevens heeft hij gezegd te zien dat bij de afrekening bij de notaris een bedrag van NAf 2.320 aan belasting is ingehouden van belanghebbende, maar niet te kunnen zien dat dat bedrag ook daadwerkelijk is afgedragen aan de Ontvanger. De Inspecteur is in afwachting van een antwoord van de notaris hierover en heeft toegezegd dat zodra hierover duidelijkheid is, verrekening zal kunnen plaatsvinden. Het Gerecht merkt op dat belanghebbende over (onjuiste) verrekeningen zich dient te wenden tot de civiele rechter (vgl. GEA Curaçao 31 augustus 2020, ECLI:NL:OGEAA:2020:368 en GEA Curaçao: 12 november 2020, ECLI:NL:OGEAC:2020:255).

5.PROCESKOSTEN EN GRIFFIERECHT

5.1
Het Gerecht ziet geen aanleiding voor een vergoeding van de proceskosten, nu niet is gebleken van kosten die voor vergoeding in aanmerking komen. Het Gerecht merkt op dat van door een derde beroepsmatig verleende bijstand niet is gebleken.
5.2
Wel dient de Inspecteur op grond van artikel 18, lid 5 LBB het betaalde griffierecht van NAf 50 aan belanghebbende te vergoeden.

6.DE BESLISSING

Het Gerecht:
  • verklaart het beroep tegen het niet-tijdig beslissen inzake de aanslagen OZB 2014 en 2015 niet-ontvankelijk;
  • verklaart het beroep tegen het niet tijdig beslissen inzake de aanslagen OZB 2016 en 2017 gegrond;
  • verklaart het beroep inzake de aanslag OZB 2014 ongegrond;
  • verklaart het bezwaar tegen de aanslagen OZB 2016 en OZB 2017 ongegrond;
  • draagt de Inspecteur op de door belanghebbende betaalde griffierechten van in totaal NAf 50 te vergoeden.
Deze uitspraak is gegeven door mr. D.J. Jansen, rechter, en uitgesproken op 12 oktober 2022, in tegenwoordigheid van de griffier M.M.M. Faro MSc.
De griffier, De rechter,
Afschriften zijn per post/ per e-mail op ………………………… aan partijen verzonden.
HOGER BEROEP
Tegen deze uitspraak kunnen beide partijen binnen
twee maandenna de verzenddatum hoger beroep instellen bij:
Het Gemeenschappelijk Hof van Justitie (belastingkamer)
Emancipatie Boulevard Dominico “Don” Martina 18
Willemstad
Curaçao
U wordt verzocht bij het indienen van het beroepschrift het volgende in acht te nemen:
1. Leg bij het beroepschrift een afschrift over van deze uitspraak;
2. Onderteken het beroepschrift en vermeld het volgende:
a. de naam en het adres van de indiener,
b. de dagtekening,
c. waartegen u in beroep komt,
d. waarom u het niet eens bent met deze uitspraak (de gronden van het hoger beroep).
Partijen hebben ook de mogelijkheid het ondertekende beroepschrift per e-mail in te dienen bij de griffie van het Gemeenschappelijk Hof van Justitie:
belastinggriffie@caribjustitia.org.
Voor het instellen van hoger beroep is het volgende bedrag aan griffierecht verschuldigd:
- natuurlijke personen: NAf 200
- personenvennootschappen en rechtspersonen: NAf 500