ECLI:NL:OGEAC:2023:13

Gerecht in eerste aanleg van Curaçao

Datum uitspraak
3 februari 2023
Publicatiedatum
14 februari 2023
Zaaknummer
CUR202204664 en CUR202204665
Instantie
Gerecht in eerste aanleg van Curaçao
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beoordeling van de beëindiging van de rechtsverhouding tussen eiseres en de Sociale Verzekeringsbank op basis van leeftijdscriteria

In deze uitspraak beoordeelt het Gerecht in eerste aanleg van Curaçao het beroep van eiseres tegen de beslissing van de Sociale Verzekeringsbank (SVB) om de rechtsverhouding met eiseres te beëindigen omdat zij per 1 januari 2023 de leeftijd van 65 jaar heeft bereikt. De SVB heeft deze beslissing genomen op basis van een leeftijdscriterium dat is vastgelegd in het Landsbesluit nadere criteria zorgcontracten. Eiseres, die als zelfstandig verloskundige werkt, betwist de rechtmatigheid van deze beslissing en stelt dat deze in strijd is met het verbod op leeftijdsdiscriminatie.

Het Gerecht oordeelt dat de SVB niet bevoegd was om de rechtsverhouding met eiseres te beëindigen op basis van het bereiken van de 65-jarige leeftijd. Er is geen wettelijke grondslag die de SVB deze bevoegdheid verleent. Bovendien is er sprake van verboden leeftijdsdiscriminatie, aangezien de SVB geen objectieve en redelijke rechtvaardiging kan geven voor het hanteren van een leeftijdsgrens. Het Gerecht concludeert dat de bestreden beschikking van de SVB moet worden vernietigd en dat eiseres haar werkzaamheden kan voortzetten.

De uitspraak heeft bredere implicaties voor andere medische beroepsbeoefenaren, aangezien het Gerecht stelt dat de leeftijdsgrens in het Landsbesluit onverbindend is. De SVB moet het griffierecht van eiseres vergoeden en haar proceskosten vergoeden. De uitspraak benadrukt de noodzaak voor de SVB om bij het stellen van leeftijdscriteria voor zorgcontracten een objectieve rechtvaardiging te bieden.

Uitspraak

GERECHT IN EERSTE AANLEG VAN CURAÇAO

Uitspraak

In het geding tussen:

[Eiseres],

wonend in Curaçao,
eiseres,
gemachtigde: E.J. Leito,
en

de Sociale Verzekeringsbank,

verweerster, hierna: de SVB,
gemachtigde: mr. N.S. Dare, werkzaam bij de SVB.

Inleiding

1. In deze uitspraak beoordeelt het Gerecht het beroep van eiseres tegen de beslissing van de SVB om de tussen eiseres en de SVB bestaande rechtsverhouding te beëindigen. Bij beschikking van 22 november 2022 (de bestreden beschikking) heeft de SVB die beslissing genomen, omdat eiseres per 1 januari 2023 de leeftijd van 65 jaar heeft bereikt. Dit beroep van eiseres is geregistreerd onder het nummer CUR202204664.
1.1
Eiseres verzoekt het Gerecht ook om een voorlopige voorzienig te treffen zolang niet op het beroep is beslist. Dit verzoek is geregistreerd onder nummer CUR202204665.
1.2
Eiseres heeft nadere stukken ingediend. De SVB heeft een verweerschrift ingediend.
1.3
Het Gerecht heeft het beroep en het verzoek op 6 januari 2023 op zitting behandeld. Eiseres is met haar gemachtigde naar de zitting gekomen. De SVB heeft zich tijdens de zitting laten vertegenwoordigen door haar gemachtigde.
[naam beleidsmedewerker], beleidsmedewerker bij de SVB, is namens de SVB ook op de zitting aanwezig geweest.
1.4
Aan het einde van de zitting heeft het Gerecht naar aanleiding van de stukken en wat daarover op de zitting is besproken een ordemaatregel getroffen. Het Gerecht heeft de bestreden beschikking geschorst, tot het moment van deze uitspraak. Dit houdt in dat eiseres vanaf het moment van de zitting tot deze uitspraak net als voorheen als medewerkende van de SVB moet kunnen werken.

Beoordeling door het Gerecht

2. Het Gerecht beoordeelt de beslissing van de SVB om de rechtsverhouding met eiseres te beëindigen. Het Gerecht doet dat aan de hand van de beroepsgronden van eiseres.
3. Het Gerecht komt tot het oordeel dat het beroep gegrond is. De SVB heeft deze beslissing niet mogen nemen. In de eerste plaats is er geen wettelijke bevoegdheid aan de SVB gegeven om om de hiervoor genoemde reden de rechtsverhouding met eiseres te beëindigen. In de tweede plaats is sprake van leeftijdsdiscriminatie zonder dat daarvoor een objectieve rechtvaardiging is. Hierna legt het Gerecht dit oordeel uit en welke gevolgen dit oordeel heeft.
Wat is er feitelijk gebeurd?
4. Het Gerecht gaat bij de beoordeling uit van de volgende feiten en omstandigheden.
4.1
Eiseres is geboren op 5 september 1950 en is op het moment van deze uitspraak 72 jaar. Zij werkt als zelfstandig verloskundige. Zij heeft een praktijk met maximaal 80 tot 100 inschrijvingen. Het grootste deel van haar cliënten is voor ziektekosten verzekerd via de SVB. Een deel van haar cliënten is particulier verzekerd. Ook heeft eiseres cliënten uit Nederland en ongedocumenteerde cliënten.
4.2
Bij Landbesluit van 4 december 1989 is zij toegelaten tot de uitoefening van het beroep van vroedvrouw in de Nederlandse Antillen. Sinds 11 juni 1990 werkt zij als zodanig op Curaçao.
4.3
Eiseres was tot aan de hiervoor vermelde besluitvorming van de SVB medewerkende in de zin van de Regeling Medewerking aan de Sociale Verzekeringen 1960 (de Regeling).
4.4
Per 1 februari 2013 is de Landsverordening basisverzekering ziektekosten (Lv Bvz) ingevoerd. Deze landsverordening is ingevoerd onder meer in het kader van een hervormingstraject in de gezondheidszorg vanwege de financiële situatie van het Land Curaçao.
4.5
Het College financieel toezicht Curaçao en Sint Maarten (Cft) heeft in een memo van 2018 verschillende afspraken opgenomen die zijn gemaakt met de regering van Curaçao om te komen tot duurzame en houdbare overheidsfinanciën. Daarin is onder meer opgenomen dat het Land moet zorgen dat in 2019 de nodige maatregelen worden genomen om een kostenbesparing in de zorg te realiseren.
4.6
In december 2018 is bij Landsbesluit de Taskforce Marktordening en Financiering Zorgsector ingesteld met als taak om aan de regering aanbevelingen te doen over maatregelen die genomen kunnen worden om tot een kostenbesparing te komen. De taskforce heeft op 4 maart 2019 een rapport uitgebracht. Dit rapport vormt de basis van het Landsbesluit nadere criteria zorgcontracten (PB 2019, 28, Lb ncz) dat op 12 juni 2019 is gepubliceerd. Een van de criteria is dat een individuele medisch beroepsbeoefenaar de leeftijd waarop het recht op ouderdomspensioen als bedoeld in de Landsverordening Algemene Ouderdomsverzekering (Lv AOV) ontstaat, nog niet heeft bereikt. De leeftijd waarop het recht op ouderdomspensioen als bedoeld in de Lv AOV ontstaat is 65 jaar.
4.7
Naar aanleiding van een in 2019 gewezen vonnis in kort geding tussen de vereniging medisch specialisten Curaçao en het Land Curaçao is een overgangsregeling ingesteld. In het Landsbesluit houdende algemene maatregelen van 30 december 2019, houdende wijziging van het Lb ncz (PB 2019, 89) is opgenomen dat voor medische beroepsbeoefenaren die op 1 januari 2020 de leeftijd van 65 hebben bereikt of daarna zullen bereiken in beginsel een overgangsperiode geldt van drie jaar (tot 1 januari 2023). In geval van capaciteitstekort is er een mogelijkheid voor ontheffing van de leeftijdsgrens.
Wat is de reden van de beslissing van de SVB?
5. De SVB heeft aan de bestreden beschikking ten grondslag gelegd dat eiseres na de hiervoor bedoelde overgangsperiode per 1 januari 2023 de leeftijd van 65 had bereikt. De SVB moet als uitvoeringsorgaan van de Lv BVZ het Landbesluit nadere criteria zorgcontracten handhaven. Daaruit volgt volgens de SVB dat de bestaande rechtsverhouding tussen de SVB en een medisch beroepsbeoefenaar niet kan worden voortgezet als de medisch beroepsbeoefenaar ouder is dan 65 jaar. Volgens de SVB is er voor de beroepsgroep van eiseres geen capaciteitstekort, zodat er geen reden is voor ontheffing van de leeftijdsgrens.
Was de SVB wel bevoegd om deze beslissing te nemen?
6. Het Gerecht moet ambtshalve de vraag beantwoorden of het Lb ncz en de wijziging daarvan de SVB de bevoegdheid geeft om de rechtsverhouding tussen de SVB en eiseres te beëindigen. Het Gerecht is van oordeel dat die vraag met nee moet worden beantwoord. Het Gerecht motiveert dat als volgt.
6.1
Artikel 1, eerste lid, aanhef en onder c, van het Lb ncz bepaalt - voor zover hier van belang - dat als nader criterium voor zorgcontracten als bedoeld in artikel 7.1, vierde lid, van de Lv Bvz wordt vastgesteld dat een individuele medisch beroepsbeoefenaar de leeftijd waarop recht op ouderdomspensioen als bedoeld in de Lv AOV ontstaat, nog niet heeft bereikt.
6.2
Artikel 7.1, eerste lid, van de Lv Bvz bepaalt dat de Uitvoeringsorganisatie voor de uitvoering van deze landsverordening met medische beroepsbeoefenaren en zorginstellingen een zorgcontract sluit. Het vierde lid van dit artikel bepaalt dat bij landsbesluit, houdende algemene maatregelen, nadere criteria worden gesteld waaraan zorgcontracten ten minste moeten voldoen. Deze criteria hebben slechts betrekking op zorgcontracten die na de inwerkingtreding van een zodanig landsbesluit tot stand komen.
6.3
Het Gerecht stelt allereerst vast dat de SVB als Uitvoeringsorganisatie van de Lv Bvz nog geen zorgcontracten heeft gesloten. Ter zitting heeft de SVB toegelicht dat dat proces “pending” is. Artikel 7.1, vierde lid, van de Lv Bvz bepaalt expliciet dat de nadere criteria waaraan zorgcontracten ten minste moeten voldoen alleen kunnen zien op zorgcontracten die na de inwerkingtreding van in dit geval het Lb ncz tot stand komen. Met eiseres heeft de SVB geen zorgcontract gesloten. De SVB kon dus de bestaande rechtsverhouding met eiseres niet beëindigen op grond van dit landsbesluit.
6.4
De relatie tussen de SVB en eiseres wordt beheerst door de Regeling. De Regeling geeft naar het oordeel van het Gerecht ook geen bevoegdheid aan de SVB om de relatie met eiseres als medewerkende de beëindigen vanwege het bereiken van de 65-jarige leeftijd. Ter zitting heeft de SVB desgevraagd die bevoegdheid ook niet kunnen aanwijzen.
6.5
Alleen al omdat de SVB niet bevoegd was het medewerkendenschap van eiseres te beëindigen vanwege het bereiken van de leeftijd waarop het recht op ouderdomspensioen als bedoeld in de Landsverordening Algemene Ouderdomsverzekering (Lv AOV) ontstaat, dient de bestreden beschikking te worden vernietigd. Er is ook nog een andere reden waarom de bestreden beschikking moet worden vernietigd. Die reden voert eiseres aan als beroepsgrond. Het Gerecht zal die beroepsgrond hierna bespreken.
Is sprake van verboden leeftijdsdiscriminatie?
7. Eiseres voert aan dat sprake is van verboden leeftijdsdiscriminatie. Omdat eiseres voor het grootste deel van haar inkomsten afhankelijk is van cliënten die voor zorgkosten verzekerd zijn via de SVB, betekent de beëindiging van haar rechtsverhouding met de SVB in feite dat zij met pensioen moet gaan. Zij wordt daartoe gedwongen vanwege het bereikt hebben van de 65-jarige leeftijd.
8. Deze beroepsgrond slaagt. Het Gerecht motiveert dat als volgt.
8.1
Het leeftijdscriterium dat de SVB ten grondslag heeft gelegd aan de bestreden beschikking is opgenomen in het Lb ncz. Bij het beoordelen van deze beroepsgrond van eiseres is sprake van zogenoemde exceptieve toetsing.
8.2
De bestuursrechter kan in beginsel alleen een beschikking toetsen op rechtmatigheid. Dat volgt uit artikel 7, eerste lid, van de Lar. Algemeen verbindende voorschriften die geen wet in formele zin zijn, kunnen door de rechter worden getoetst op rechtmatigheid. Dat heet in de praktijk exceptieve toetsing. In het bijzonder kan de rechter toetsen of deze algemeen verbindende voorschriften verenigbaar zijn met hogere regelgeving. De rechter mag ook beoordelen of het desbetreffende algemeen verbindende voorschrift een voldoende deugdelijke grondslag biedt voor het in geding zijnde besluit. Daarbij vormen de algemene beginselen van behoorlijk bestuur en de algemene rechtsbeginselen en (ander) ongeschreven recht een belangrijk richtsnoer. Vergelijk de uitspraken van het College van Beroep voor het Bedrijfsleven van 15 maart 2022 (ECLI:NL:CBB:2022:116), de Centrale Raad van Beroep van 1 juli 2019 (ECLI:NL:CRVB:2019:2016) en van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State van 12 februari 2020 (ECLI:NL:RVS:2020:452).
8.3
Het Gerecht overweegt onder verwijzing naar vaste rechtspraak van het Hof (bijvoorbeeld de uitspraak van 23 augustus 2021, ECLI:NL:OGHACMB:2021:278) dat verboden discriminatie als bedoeld in artikel 14 van het EVRM, artikel 1 van het Twaalfde Protocol bij het EVRM, artikel 26 van het IVBPR en artikel 3 van de Staatsregeling van Curaçao zich zou voordoen indien toepassing van artikel 1, eerste lid, aanhef en onder c, van het Lb ncz de SVB ertoe zou nopen gelijke gevallen ongelijk te behandelen zonder dat daarvoor een objectieve en redelijke rechtvaardiging bestaat.
8.3
Naar het oordeel van het Gerecht doet die situatie zich voor. Zoals het Gerecht ook heeft overwogen in de uitspraak van 22 augustus 2022 in het civiele kort geding tussen een aantal huisartsen, de Curaçaose Huisartsenvereniging en het Land Curaçao (ECLI:NL:OGEAC:2022:248), is de toepassing van een verplichte pensioenleeftijd een vorm van leeftijdsdiscriminatie. Weliswaar is eiseres geen werkneemster van de SVB die verplicht met pensioen moet, maar eiseres is wel voor het merendeel van haar inkomsten in haar praktijk afhankelijk SVB-verzekerden. Feitelijk zal zij haar praktijk na het bereiken van de 65-jarige leeftijd niet meer rendabel kunnen uitoefenen.
8.4
Wat in de Nota van Toelichting die ziet op de gestelde leeftijdsgrens staat vermeld, is onvoldoende om te concluderen dat de leeftijdsgrens een passend en noodzakelijk middel is voor de door het Land Curaçao gestelde doelen in de zorg. Er is dus geen objectieve en redelijke rechtvaardiging voor het onderscheid dat door de leeftijdsgrens wordt gemaakt. Het Gerecht motiveert dat als volgt.
8.4.1
Over het stellen van nadere criteria staat in de Nota van Toelichting bij het Lb ncz het volgende:
In onderhavig landsbesluit worden de nadere criteria vastgesteld die de Uitvoeringsorganisatie zal aanhouden bij het onderhandelen van de zorgcontracten, bedoeld in artikel 7.1, eerste lid, van de Landsverordening basisverzekering ziektekosten. Met het invoeren van het systeem van zorgcontracten had de wetgever een systeem voor ogen, dat meer maatwerk vertegenwoordigt gericht op het verbeteren van de zorg aan de patiënt en het bevorderen van doelmatigheid in de zorgsector. Zodoende heeft de Uitvoeringsorganisatie meer meetpunten voor het toetsen van onder meer de kwaliteit en kwantiteit van de zorg. Het stellen van deze criteria is nodig om het proces van de totstandkoming van de zorgcontracten af te ronden. De vastgestelde nadere criteria zijn beperkt. Ze betreffen kaders voor het bevorderen van transparantie in de totstandkoming van de zorgcontracten.
8.4.2
Over het invoeren van een leeftijdsgrens als nader criterium voor zorgcontracten staat in de Nota van Toelichting bij het Lb ncz het volgende:
Het invoeren van een leeftijdsgrens gelijk de leeftijd waarop aanspraak kan worden gemaakt op het algemene ouderdomspensioen, betreft enkel de relatie tussen een individuele medisch beroepsbeoefenaar en de Uitvoeringsorganisatie. Het betreft niet de beroepsbeoefening door de individuele medisch beroepsbeoefenaar. Het invoeren van een leeftijdsgrens voor de individuele medisch beroepsbeoefenaren, bevordert de planning van de Uitvoeringsorganisatie gericht op het waarborgen van voldoende individuele medisch beroepsbeoefenaren op de lange termijn. Gelet op het advies van de Raad van Advies is dit criterium aangepast, zodat ruimte is geschapen voor waarneming en inzending van buitenlandse geneeskundigen. De inzending van buitenlandse geneeskundigen is een van de speerpunten van het beleid van de regering voor het terugdringen van de uitgaven aan medische uitzendingen. Door versoepeling van dit criterium wordt dit speerpunt ondersteunt. Ook is de formulering van het criterium aangepast aan de definitie van zorgaanbieder zoals neergelegd in de Landsverordening basisverzekering ziektekosten.
8.4.3
Het enige wat in de Nota van Toelichting vermeld staat als reden voor het invoeren van een leeftijdsgrens is dat dat de doelmatigheid in de zorgsector zal bevorderen en dat dat meer in het bijzonder de planning van de SVB gericht op het waarborgen van voldoende individuele medisch beroepsbeoefenaren op de lange termijn bevordert. In de Nota van Toelichting is echter op geen enkele wijze onderbouwd hoe de invoering van een leeftijdsgrens bijdraagt aan doelmatigheid van de zorg of het waarborgen van voldoende individuele medisch beroepsbeoefenaren op de lange termijn. Hoe de belangen van de medisch beroepsbeoefenaren daarbij zijn betrokken en afgewogen blijkt evenmin uit de Nota van Toelichting. Wat wel in de Nota van Toelichting staat, is onvoldoende voor het oordeel dat er een objectieve en redelijke rechtvaardiging bestaat voor het vaststellen van een leeftijdsgrens van 65 jaar en evenmin het in het algemeen aanhouden van een leeftijdsgrens. Dat dit een passend en noodzakelijk middel is voor de gestelde doelen blijkt niet uit de Nota van Toelichting.
8.5
Artikel 1, eerste lid, aanhef en onder c, van het Lb ncz houdt gelet op het voorgaande een schending in van het verbod van discriminatie zoals neergelegd in artikel 14 van het EVRM, artikel 1 van het Twaalfde Protocol bij het EVRM, artikel 26 van het IVBPR en artikel 3 van de Staatsregeling van Curaçao. Er is dus sprake van ongeoorloofde leeftijdsdiscriminatie. Dit geldt niet alleen in het geval van eiseres met haar beroep van verloskundige, maar ook voor alle andere medische beroepsbeoefenaren in de zin van het Lb nvz. Artikel 1, eerste lid, aanhef en onder c, van het Lb ncz is daarom onverbindend. De bestreden beschikking kan dus niet op dit artikel van het Lb ncz worden gebaseerd.

Conclusie en gevolgen

9. Het beroep is gegrond. De bestreden beschikking is immers gebaseerd op artikel 1, eerste lid, aanhef en onder c, van het Lb ncz en die bepaling is onverbindend. Daar komt bij dat de SVB, ook al zou dit artikel van Lb ncz niet onverbindend zijn, niet bevoegd was om op grond van dit artikel de bestaande rechtsverhouding met eiseres te beëindigen. Er is ook geen andere wettelijke grondslag daarvoor. De bestreden beschikking moet worden vernietigd. Wat eiseres verder in beroep aanvoert, bespreekt het Gerecht niet in deze uitspraak. Die punten zijn namelijk naar het oordeel van het Gerecht van ondergeschikt belang aan wat hiervoor is besproken.
10. Het Gerecht beslist met deze uitspraak op het beroep van eiseres. Daarom is er geen reden meer om een voorlopige voorziening te treffen zoals door eiseres verzocht. Het Gerecht zal dat verzoek dan ook afwijzen.
11. Deze uitspraak heeft tot gevolg dat de SVB in het geval van eiseres maar ook in alle andere gevallen artikel 1, eerste lid, aanhef en onder c, van het Lb ncz niet kan toepassen. Eiseres blijft dus medewerkende in de zin van de Regeling. Indien de regering van Curaçao wil vasthouden aan een leeftijdsgrens als criterium voor het afsluiten van zorgcontracten, dan kan dat alleen als daarvoor een objectieve en redelijke rechtvaardiging wordt gegeven. En dan nog kan de SVB die leeftijdsgrens alleen toepassen bij nog af te sluiten zorgcontracten.
12. Omdat het beroep gegrond is, moet de SVB het griffierecht van NAf 50,- aan eiseres vergoeden en krijgt eiseres ook een vergoeding voor haar proceskosten. Deze vergoeding bedraagt NAf 1.400,- omdat de gemachtigde van eiseres een beroepschrift heeft ingediend en aan de zitting heeft deelgenomen (1 punt voor het beroepschrift, 1 punt voor de zitting, waarde per punt NAf 700,-). Verder zijn er geen kosten gemaakt die vergoed kunnen worden.

Beslissing

Het Gerecht:
in de zaak met nummer CUR202204664:
  • verklaarthet beroep
    gegrond;
  • vernietigtde bestreden beschikking;
  • veroordeeltde SVB in de proceskosten van eiseres tot een bedrag van
    NAf 1.400,-;
  • bepaaltdat de SVB het door eiseres betaalde griffierecht van NAf 50,- aan haar vergoedt;
in de zaak met nummer CUR202204665:
-
wijst afhet verzoek om voorlopige voorziening.
Aldus vastgesteld door mrs. S. Lanshage, voorzitter, P. Klik en M.A. Evertsz, leden, en in het openbaar uitgesproken op 3 februari 2023, in tegenwoordigheid van
P. Pereira do Tanque, griffier.
Tegen deze uitspraak staat hoger beroep open binnen zes weken na kennisgeving hiervan. Zie hoofdstuk 5 van de Lar.