ECLI:NL:OGEAC:2023:185

Gerecht in eerste aanleg van Curaçao

Datum uitspraak
5 mei 2023
Publicatiedatum
8 augustus 2023
Zaaknummer
500.00024/20
Instantie
Gerecht in eerste aanleg van Curaçao
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
  • G. Verbeek
  • P. Dingemanse
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Medeplegen van diefstal met geweld, gekwalificeerde doodslag en vuurwapenbezit in het kader van een gewelddadige overval met dodelijke afloop

In deze zaak heeft het Gerecht in eerste aanleg van Curaçao op 5 mei 2023 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen de verdachte, die betrokken was bij een gewelddadige overval op 7 mei 2019. De overval vond plaats in de nachtelijke uren en resulteerde in de dood van een bewoner van een appartementencomplex. De verdachte werd beschuldigd van medeplegen van diefstal met geweld, gekwalificeerde doodslag en vuurwapenbezit. De feiten omvatten een gewelddadige beroving van twee slachtoffers, waarbij de verdachte en zijn mededaders hen onder bedreiging met vuurwapens dwongen tot afgifte van geld en goederen. Tijdens de overval werd een derde slachtoffer, [slachtoffer 3], dodelijk verwond toen hij probeerde zich te verzetten. Het Gerecht oordeelde dat er voldoende bewijs was voor de nauwe en bewuste samenwerking tussen de daders, en dat de verdachte onvoorwaardelijk opzet had op de diefstal en voorwaardelijk opzet op de doodslag. De verdachte werd veroordeeld tot een gevangenisstraf van 8 jaren en 9 maanden, met schadevergoedingen aan de benadeelde partijen. De uitspraak benadrukt de ernst van de gepleegde feiten en de impact op de slachtoffers en de samenleving.

Uitspraak

Parketnummer: 500.00024/20

Uitspraak: 5 mei 2023 Tegenspraak

Vonnis van dit Gerecht

in de strafzaak tegen de verdachte:

[verdachte],

geboren op [geboortedatum] te [geboorteplaats],
wonende in Curaçao, [adres],
thans uit andere hoofde gedetineerd in Curaçao.
Onderzoek van de zaak
Het onderzoek ter openbare terechtzitting heeft plaatsgevonden op 5 februari 2020, 21 februari 2020, 3 juni 2020, 24 februari 2023 en 14 april 2023. Bij de eerste zitting is de verdachte verschenen, bijgestaan door zijn raadsman, mr. J. Prevo, advocaat in Curaçao. Bij de tweede zitting is de verdachte niet, doch zijn raadsman wel verschenen. Bij de derde en vierde zitting alsmede de inhoudelijke behandeling op 14 april 2023 zijn de verdachte en zijn raadsman verschenen.
De benadeelde partijen [benadeelde partij 1], [benadeelde partij 2] en [benadeelde partij 3] hebben zich ter terechtzitting gevoegd in het strafproces met een vordering tot schadevergoeding.
De officier van justitie, mr. C. H. Hato-Willems, heeft ter terechtzitting gevorderd dat het Gerecht het onder 1, 2 primair en 3 ten laste gelegde bewezen zal verklaren en de verdachte daarvoor zal veroordelen tot een gevangenisstraf voor de duur van 11 jaren.
Haar vordering behelst voorts:
  • de toewijzing van de vordering van de benadeelde partij [benadeelde partij 1] tot een bedrag van NAf 8.650,-, de afwijzing van hetgeen overigens is gevorderd en de oplegging van een bij de toewijsbare vordering behorende schadevergoedingsmaatregel;
  • de toewijzing van de vordering van de benadeelde partij [benadeelde partij 2] tot een bedrag van NAf 610,-, de afwijzing van hetgeen overigens is gevorderd en de oplegging van een bij de toewijsbare vordering behorende schadevergoedingsmaatregel;
  • de toewijzing van de vordering van de benadeelde partij [benadeelde partij 3] tot een bedrag van NAf 16.283,73, de afwijzing van hetgeen overigens is gevorderd en de oplegging van een bij de toewijsbare vordering behorende schadevergoedingsmaatregel.
De raadsman heeft bepleit dat de verdachte integraal zal worden vrijgesproken van de ten laste gelegde feiten en dat de vorderingen van de benadeelde partijen worden afgewezen.
Tenlastelegging
Aan de verdachte is – na wijziging van de tenlastelegging ter terechtzitting van 5 februari 2020 – ten laste gelegd dat:

Feit 1:

DIEFSTAL MET GEWELD GEPLEEGD OP 7 MEI 2019

hij op of omstreeks 7 mei 2019, althans in of omstreeks de maand mei 2019 te Curaçao, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen,
· NAf. 350,-, althans een of meerdere geldbedragen en/of,
· een (grijs) gekleurde mobiele telefoon (van het merk Iphone, model 6) en/of,
· een doos inhoudende kleding en/of,
· NAf. 610,-, althans een of meerdere geldbedragen en/of,
· een (zwart) gekleurde mobiele telefoon (van het merk Huawei, model Honor 10), en/of,
· een rijbewijs en/of een SVB pas en/of een identiteitskaart en/of een MCB bank pas,
in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2], in elk geval aan een ander of anderen dan aan hem, verdachte, en/of zijn mededader(s), welke diefstal werd voorafgegaan en/of vergezeld en/of gevolgd van geweld en/of bedreiging met geweld tegen die [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2], gepleegd door hem, verdachte, en/of zijn mededader(s) met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en/of gemakkelijk te maken en/of bij betrapping op heterdaad aan zichzelf en/of zijn mededader(s), hetzij de vlucht mogelijk te maken, hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren,
bestaande dat geweld en/of die bedreiging met geweld uit het opzettelijk,
  • (dreigend) met bedekt(e) en/of gemaskerd(e) gezicht(en) in de richting van die [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2] lopen/rennen en/of,
  • (dreigend) één of meerdere vuurwapens, althans (een) soortgelijk(e) voor bedreiging en/of afdreiging geschikt voorwerp(en) aan die [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2] voorhouden en/of tonen en/of tegen het hoofd, althans het lichaam van die [slachtoffer 2] plaatsen,
  • op agressieve en/of dreigende toon herhaaldelijk die [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2] aanmanen om uit hun auto te stappen en/of,
  • die [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2] aan hun kleding fouilleren en/of,
  • op agressieve en/of dreigende toon herhaaldelijk die [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2] voor geld manen en/of aanmanen om de deur van de woning van die [slachtoffer 1] open te maken en/of,
  • (met kracht) herhaaldelijk met één of meerdere vuurwapens, althans (een) hard(e) voorwerp(en) tegen het hoofd, althans het lichaam van die [slachtoffer 1] slaan,

en/of

hij op of omstreeks 7 mei 2019, althans in of omstreeks de maand mei 2019 te Curaçao, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, met het oogmerk om zichzelf en/of (een) ander(en) wederrechtelijk te bevoordelen door geweld en/of bedreiging met geweld die [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2], heeft gedwongen tot afgifte van,
  • NAf. 350,-, althans een of meerdere geldbedragen en/of,
  • een (grijs) gekleurde mobiele telefoon (van het merk Iphone, model 6) en/of,
  • een doos inhoudende kleding en/of,
  • NAf. 610,-, althans een of meerdere geldbedragen en/of,
  • een (zwart) gekleurde mobiele telefoon (van het merk Huawei, model Honor 10) en/of,
  • een rijbewijs en/of een SVB pas en/of een identiteitskaart en/of een MCB bank pas,
in elk geval (een) goed(eren), geheel of ten dele toebehorende [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2], in elk geval aan anderen of een ander dan aan hem, verdachte en/of zijn mededader(s),
bestaande dat geweld en/of die bedreiging met geweld uit het opzettelijk,
  • (dreigend) met bedekt(e) en/of gemaskerd(e) gezicht(en) in de richting van die [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2] lopen/rennen en/of,
  • (dreigend) één of meerdere vuurwapens, althans (een) soortgelijk(e) voor bedreiging en/of afdreiging geschikt voorwerp(en) aan die [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2] voorhouden en/of tonen en/of tegen het hoofd, althans het lichaam van die [slachtoffer 2] plaatsen,
  • op agressieve en/of dreigende toon herhaaldelijk die [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2] dwingen om uit hun auto te stappen en/of,
  • die [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2] aan hun kleding fouilleren en/of,
  • op agressieve en/of dreigende toon herhaaldelijk die [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2] dwingen om geld aan hun te gevem en/of aanmanen om de deur van de woning van die [slachtoffer 1] open te maken en/of,
  • (met kracht) herhaaldelijk met één of meerdere vuurwapens, althans (een) hard(e) voorwerp(en) tegen het hoofd, althans het lichaam van die [slachtoffer 1] slaan,

(artikel 2:291 lid 1/2/3 jo 2:294 lid1/3 Wetboek van Strafrecht)

Feit 2:

PRIMAIR GEKWALIFICEERDE DOODSLAG

dat hij op of omstreeks 7 mei 2019, althans op een tijdstip in of omstreeks de maand mei 2019 te Curaçao, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, opzettelijk [slachtoffer 3] van het leven heeft beroofd, immers heeft/hebben verdachte en/of zijn mededader(s) met dat opzet met een vuurwapen een of meer schoten schot afgevuurd op die [slachtoffer 3], ten gevolge van welk(e) schot(en) en/of daardoor opgelopen verwondingen die [slachtoffer 3] is overleden, welke voren omschreven doodslag werd gevolgd, vergezeld en/of voorafgegaan van enig strafbaar feit, te weten een (poging tot) diefstal met geweld en/of een afpersing tezamen en in vereniging gepleegd, en welke doodslag werd gepleegd met het oogmerk om de uitvoering van dat feit voor te bereiden en/of gemakkelijk te maken en/of om, bij betrapping op heterdaad, aan zichzelf en/of zijn mededader(s) straffeloosheid en/of het bezit van het wederrechtelijk verkregene te verzekeren;
(artikel 2:260 Wetboek van Strafrecht)
Subsidiair, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht leiden”

POGING DIEFSTAL MET GEWELD DE DOOD TENGEVOLGE HEBBENDE

dat hij op of omstreeks 7 mei 2019, althans in of omstreeks de maand mei 2019 te Curaçao, ter uitvoering van het door hem, verdachte voorgenomen misdrijf om tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening weg te nemen goederen/geld, in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [slachtoffer 3], in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededader(s),
en daarbij die voorgenomen diefstal te doen voorafgaan en/of te doen vergezellen en/of te doen volgen van geweld en/of bedreiging met geweld tegen [slachtoffer 3], te plegen met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en/of gemakkelijk te maken en/of om bij betrapping op heterdaad aan zichzelf en/of aan zijn mededader(s), hetzij de vlucht mogelijk te maken, hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren, met een of meer van zijn mededader(s), althans alleen
  • naar de woning van die [slachtoffer 3] te gaan en/of,
  • (met kracht) met een ijzeren staaf, althans een hard voorwerp heeft/hebben getracht de hekwerk van de woning van die [slachtoffer 3] te forceren,
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid, welke poging tot diefstal werd voorafgegaan van geweld en bedreiging met geweld tegen die [slachtoffer 3], gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en/of gemakkelijk te maken en/of bij betrapping op heterdaad aan zichzelf en/of zijn mededader(s), hetzij de vlucht mogelijk te maken, hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren, welk geweld en welke bedreiging met geweld bestonden uit
  • het op agressieve en/of dreigende toon herhaaldelijk die [slachtoffer 3] aan te manen om stil te blijven ("Ketu, ketu) (“Stil, stil) en/of,
  • (dreigend) een vuurwapen, althans (een) soortgelijk(e) voor bedreiging en/of afdreiging geschikt voorwerp(en) aan die [slachtoffer 3] voorhouden en/of tonen en/of,
  • (vervolgens) het afschieten van een kogel in/op het lichaam van die [slachtoffer 3],
tengevolge van welk bovenomschreven feit die [slachtoffer 3] is overleden;

(artikel 2:291 lid 1/2/3 jo 1:119 Wetboek van Strafrecht)

Feit 3:

BEZIT VUURWAPEN

hij op 7 mei 2019, althans op een tijdstip in om omstreeks de maand mei 2019, in Curaçao, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, een of meerdere vuurwapen(s), in de zin van de Vuurwapenverordening 1930, en/of munitie, in de zin van de Vuurwapenverordening 1930, voorhanden heeft gehad;

(artikel 3 jo 11 van de Vuurwapenverordening 1930)

Formele voorvragen

Het Gerecht stelt vast dat de dagvaarding geldig is, dat het bevoegd is tot kennisneming van de zaak, dat het openbaar ministerie ontvankelijk is in zijn vervolging en dat er geen redenen zijn voor schorsing van de vervolging.
Bewezenverklaring
Het Gerecht acht - op grond van de hierna weergegeven bewijsmiddelen en de nadere bewijsoverwegingen, in onderling verband en samenhang beschouwd - wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het onder 1 (zowel het eerste als het tweede alternatief tenlastegelegde feit), 2 primair en 3 ten laste gelegde heeft begaan, met dien verstande dat:

Feit 1:

hij op 7 mei 2019, te Curaçao, tezamen en in vereniging met anderen, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen,
  • een doos inhoudende kleding en,
  • NAf 610,- en,
  • een zwart gekleurde mobiele telefoon (van het merk/model Honor 10) en,
  • een rijbewijs en een SVB pas en een identiteitskaart en een MCB bank pas,
geheel toebehorende aan [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2], welke diefstal werd voorafgegaan en vergezeld van geweld en bedreiging met geweld tegen die [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2], gepleegd door hem, verdachte, en zijn mededaders met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en/of gemakkelijk
erte maken,
bestaande dat geweld en die bedreiging met geweld uit het opzettelijk,
  • dreigend met bedekte gezichten in de richting van die [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] lopen en,
  • dreigend meerdere vuurwapens aan die [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] tonen en tegen het hoofd van die
  • die [slachtoffer 1] aanmanen om uit
  • die [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] aan hun kleding fouilleren en,
  • op agressieve en dreigende toon herhaaldelijk die [slachtoffer 1] voor geld manen en aanmanen om de deur van de woning van die [slachtoffer 1] open te maken en,
  • met kracht herhaaldelijk met één of meerdere vuurwapens, tegen het hoofd van die [slachtoffer 1] slaan,

en

hij op 7 mei 2019 te Curaçao, tezamen en in vereniging met anderen, met het oogmerk om zichzelf en anderen wederrechtelijk te bevoordelen door geweld en bedreiging met geweld die [slachtoffer 1] heeft gedwongen tot afgifte van,
  • NAf 350,- en,
  • een grijs gekleurde mobiele telefoon (van het merk Iphone, model 6),
toebehorende
aan[slachtoffer 1], bestaande dat geweld en die bedreiging met geweld uit het opzettelijk,
  • dreigend met bedekte gezichten in de richting van die [slachtoffer 1] lopen en,
  • dreigend meerdere vuurwapens aan die [slachtoffer 1] tonen en tegen het hoofd van die
  • die [slachtoffer 1] dwingen om uit
  • die [slachtoffer 1] aan
  • op agressieve en dreigende toon herhaaldelijk die [slachtoffer 1] dwingen om geld aan
  • met kracht herhaaldelijk met één of meerdere vuurwapens, tegen het hoofd van die [slachtoffer 1] slaan,

Feit 2 (primair):

hij op 7 mei 2019 te Curaçao, tezamen en in vereniging met anderen, opzettelijk [slachtoffer 3] van het leven heeft beroofd, immers hebben verdachte en zijn mededaders met dat opzet met een vuurwapen een schot afgevuurd op die [slachtoffer 3], ten gevolge van welk schot en daardoor opgelopen verwondingen die [slachtoffer 3] is overleden, welke voren omschreven doodslag werd vergezeld en voorafgegaan van enig strafbaar feit, te weten een (poging tot) diefstal met geweld en/of een (
poging tot)afpersing tezamen en in vereniging gepleegd, en welke doodslag werd gepleegd met het oogmerk om de uitvoering van dat feit gemakkelijk
erte maken en om, bij betrapping op heterdaad, aan zichzelf en zijn mededaders het bezit van het wederrechtelijk verkregene te verzekeren;

Feit 3:

hij in de maand mei 2019, in Curaçao, tezamen en in vereniging met anderen, meerdere vuurwapens, in de zin van de Vuurwapenverordening 1930, en munitie, in de zin van de Vuurwapenverordening 1930, voorhanden heeft gehad.
Het Gerecht acht niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders ten laste is gelegd dan hierboven bewezen is verklaard, zodat hij daarvan zal worden vrijgesproken.
De in de tenlastelegging voorkomende taal- en/of schrijffouten of omissies zijn verbeterd; omwille van de leesbaarheid zijn ook wijzigingen aangebracht in de bewezenverklaring (
cursief). De verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging.
Bewijsmiddelen
Het Gerecht grondt zijn overtuiging dat de verdachte het bewezen verklaarde heeft begaan, op de feiten en omstandigheden die in de hierna volgende bewijsmiddelen zijn vervat en redengevend zijn voor de bewezenverklaring. [1]
Daarbij wordt opgemerkt dat ieder bewijsmiddel, ook in zijn onderdelen, slechts wordt gebruikt tot bewijs van dat bewezen verklaarde feit, of die bewezen verklaarde feiten, waarop het blijkens zijn inhoud betrekking heeft en, voor zover het een geschrift als bedoeld in artikel 387, eerste lid, aanhef, onder e Sv betreft, telkens slechts wordt gebezigd in verband met de inhoud van de andere bewijsmiddelen.
Voorts wordt opgemerkt dat in de bewijsmiddelen geen (expliciete) landsaanduiding is opgenomen, maar dat algemeen bekend is dat de in die bewijsmiddelen wel opgenomen plaatsen zijn gelegen in Curaçao.
1. Op 7 mei 2019 omstreeks 04.10 uur werden de verbalisanten [verbalisanten] door de centrale meldkamer naar aanleiding van een melding van een beroving waarbij een slachtoffer een schotwond had opgelopen, gedirigeerd naar [adres slachtoffers 1 en 3]. Zij hebben het volgende -voor zover van belang en zakelijk weergegeven- gerelateerd: [2]
“Aangekomen op [adres slachtoffers 1 en 3] omstreeks 04.15 uur, werden wij te woord gestaan door een vrouw, genaamd [buurvrouw slachtoffers 1 en 3], wonende te [adres slachtoffers 1 en 3]. Bedoelde vrouw zei dat ze een harde knal hoorde, komende uit de richting van haar achterbuurman. Direct na deze knal zag zij hoe vier gemaskerde mannen in de richting van de poort wegrenden. Zij ging naar deze buurman, genaamd [slachtoffer 1]. Hier zag ze dat ze niet naar binnen kon, daar het traliewerk op slot was. Wel zag ze dat haar buurman [slachtoffer 3] in een grote plas bloed lag en verder geen teken van leven gaf.
Wij liepen naar appartement 7d. Daar zagen we dat de houten buitendeur open stond en dat het traliewerk aan de binnenkant gesloten was. Wij zagen dat het traliewerk gedeformeerd was. Via het traliewerk zagen wij een manspersoon die op zijn buik op de vloer van de woning lag. Deze man gaf geen antwoord op onze roepingen. Naderbij gekomen zagen wij dat die man geen teken meer van leven gaf. Hij lag met ontbloot bovenlijf op de vloer en dat hij een verwonding op de rug vertoonde ongeveer te hoogte van zijn schouderbladen. Ook zagen wij dat hij op een kapmes lag.”
2. Op 7 mei 2019 werd verbalisant [verbalisant] door de hulpofficier van justitie gedirigeerd naar [adres slachtoffers 1 en 3]. Hij heeft het volgende -voor zover van belang en zakelijk weergegeven- gerelateerd: [3]
“Ter plaatse vernam ik van de politiearts [arts] dat hij de dood van de man in leven genaamd [slachtoffer 3] op 7 mei 2019 om 06.03 uur had geconstateerd.”
3. Op 7 mei 2019 heeft verbalisant [verbalisant] een lijkherkenning met de stiefkinderen van slachtoffer [slachtoffer 3] uitgevoerd. Hij heeft het volgende -voor zover van belang en zakelijk weergegeven- gerelateerd: [4]
“Beide stiefkinderen, [stiefkind 1 slachtoffer 3] en [stiefkind 2 slachtoffer 3], herkenden het aan hen getoonde lijk als die van hun stiefvader, genaamd [slachtoffer 3].”
4. Op 10 mei 2019 heeft forensisch patholoog, [patholoog], sectie op het stoffelijk overschot van [slachtoffer 3] verricht. In het sectierapport is het volgende -voor zover van belang en zakelijk weergegeven- opgenomen [5] :
“Cause of death: internal and external bleeding to death due to a gunshot in combination with blood aspiration.
Manner of death: non-natural. Homicide.”
5. Op 7 mei 2019 omstreeks 04.35 uur hebben de verbalisanten [verbalisanten] forensisch onderzoek verricht naar aanleiding van een beroving met dodelijke afloop op [adres slachtoffers 1 en 3]. Zij hebben het volgende -voor zover van belang en zakelijk weergegeven- gerelateerd: [6]
“Ter plaatse werd de aangetroffen situatie fotografisch vastgelegd.
Foto 11. Van appartement 7D werd de deur open aangetroffen. Bij de deuringang is een muskietengaas waargenomen.
Foto 13. Er werd een kogelperforatie op het muskietengaas waargenomen.
Foto 14. De kogelperforatie werd van dichtbij gefotografeerd. De vezels van het muskietengaas puilen de richting van de woonkamer in.
Foto 18. Achter het muskietengaas bevond zich een hekwerkdeur. Wij konden waarnemen dat het hekwerk door een harde klap gebogen was in de richting waar kracht op het hekwerk is geoefend.
Foto 19. De vergrendeling van de hekwerkdeur is geforceerd op verschillende plaatsen.
Tijdens onderzoek in de woonkamer zagen wij de in- en uit-kogelperforatie op het lichaam van de man, genaamd [slachtoffer 3]. De kogel sloeg tegen de muur en viel achter een stoel. De kogel werd veiliggesteld.”
6. [Slachtoffer 1] heeft op 7 mei 2019 aangifte gedaan. Hij heeft bij die gelegenheid het volgende -voor zover van belang en zakelijk weergegeven- verklaard: [7]
"Op 7 mei 2019 omstreeks 03.30 uur was ik thuis aangekomen samen met een vriend van mij [slachtoffer 2]. Wij reden in mijn roodgelakte Honda CRV gekentekend [kenteken]. Toen wij thuiskwamen, bleef ik even in de auto zitten praten met mijn vriend. 1k hoorde alsof er een auto kwam aanrijden. Toen ik me omkeerde zag ik een grijze auto van klein model op ons afkomen. Plotseling werd bedoelde auto tot stilstand gebracht en ik zag ongeveer 4 à 5 mannen uitstappen en op ons afkomen.
Ze waren allemaal in het zwart gekleed met bivakmutsen op en ze hadden vuurwapens bij zich. Ze waren relatief jong en spraken vloeiend Papiaments. Zij maanden ons om uit de auto te stappen. Ik stapte uit en was heel erg bang. Een van hen drukte zijn vuurwapen tegen mijn hoofd en begon mij aan mijn kleding te fouilleren op zoek naar waardevolle spullen. lk moest alles aan hen overhandigen. Hierna nam een van hen mijn huissleutels en maande mij om meer geld te gaan halen. lk werd meerdere malen mishandeld ter hoogte van mijn hoofd. Zij bleven mij klappen geven met het vuurwapen ter hoogte van mijn hoofd en vragen voor geld. lk bleef hun zeggen dat ik geen geld had en dat ik werkloos ben. Bedoelde daders bleven volharden dat ik meer geld had en dat ik per direct mijn woning open moest maken ter verkrijging van meer geld. Een van de daders bleef samen met mij en mijn vriend en ik zag de rest richting de woning van mijn buurman lopen. Mijn buurman heet [slachtoffer 3] (het Gerecht begrijpt: het slachtoffer [slachtoffer 3]). Na een korte tijd kwamen zij terug en herhaalden dat de sleutels niet goed waren, want zij kregen de deur niet open. Ondertussen zag ik een van de daders richting hun auto weglopen en terugkomen met een koevoet in zijn handen. Ik hoorde lawaai aan de deur van [slachtoffer 3] en plotseling hoorde ik de stem van [slachtoffer 3]. lk hoorde hoe [slachtoffer 3] met de daders aan het bekvechten was en plotseling hoorde ik een schot. Ik kon de stem van [slachtoffer 3] niet meer horen. lk zag hoe de daders snel naar buiten kwamen vanuit de woning van [slachtoffer 3] en allemaal wegvluchtten. lk haastte me naar de woning van [slachtoffer 3] en deed de lichten aan en zag hem op zijn buik op de grond liggen in een plas bloed. Hij lag stil en bewoog niet meer.
De daders hebben de volgende goederen weggenomen:
- NAf 350,- in bankbiljetten;
- grijze Iphone 6 met aansluitingsnummer: [telefoonnummer];
- een doos vol met kleren uit de kofferbak van mijn auto."
7. [Slachtoffer 2] heeft op 7 mei 2019 aangifte gedaan. Hij heeft bij die gelegenheid het volgende -voor zover van belang en zakelijk weergegeven- verklaard [8] :
“Op 6 mei 2019 besloten mijn vriend [slachtoffer 1] en ik naar het Casino te gaan. Omstreeks 03.10 uur (het Gerecht begrijpt: in de nacht van 6 op 7 mei 2019) reden wij terug naar de woning van [slechtoffer 1] te Schelpwijk. Bij de woning van [slachtoffer 1] stapte ik voor het erf uit de auto van [slachtoffer 1] en begon richting mijn Ven te lopen die buiten voor het erf stond geparkeerd. Ik zag een grijze auto die achter de auto van [slachtoffer 1] kwam parkeren. Meteen stapten vier à vijf mannen uit de auto. De gezichten van bedoelde mannen waren allemaal bedekt. Drie van de mannen waren in bezit van een vuurwapen. Twee van de daders liepen in mijn richting met vuurwapens gericht op mij af. De andere twee liepen naar [slachtoffer 1]. Vervolgens begonnen de twee daders mij aan mijn kleding te zoeken. De daders hadden ongeveer NAf 610,- weggenomen. Verder hadden ze mijn zwarte mobiele telefoon van het merk Honor 10, voorzien van het nummer [telefoonnummer], rijbewijs, dokterskaart van SVB, identiteitskaart en bankpas van MCB weggenomen.
Ik zag dat de twee daders [slachtoffer 1] mishandelden door hem met vuurwapens op zijn hoofd te slaan. Hierna gingen de daders de rode SUV van [slachtoffer 1] doorzoeken. Hierna maande de daders [slachtoffer 1] om de deur van zijn woning open te maken. Ik zag dat de daders naar het tweede appartement liepen, die achter het eerste appartement is gelegen. Ik hoorde de daders tegen de bewoner van het tweede appartement zeggen “ketu, ketu”(“stil, stil”). Hierna hoorde ik een knal van een vuurwapen. Ik zag dat de daders richting de uitgang van het erf renden. Ze stapten in de grijze auto en reden met hoge snelheid weg.
Bedoelde mannen waren kort van postuur en slank. Ik schat de mannen tussen de 18 en 22 jaar oud. Ze spraken Papiaments.”
8. Op 18 mei 2019 heeft verbalisant [verbalisant] ter beschikking gestelde camerabeelden van de omgeving van [adres slachtoffers 1 en 3] geanalyseerd. Hij heeft het volgende -voor zover van belang en zakelijk weergegeven- gerelateerd: [9]
“In de nacht van 7 mei 2019 heeft er omstreeks 04.08 uur een overval plaatsgevonden op [adres slachtoffers 1 en 3]. Door de omgeving van [adres slachtoffers 1 en 3] zijn verschillende camerabeelden ter beschikking gesteld, welke ik heb geanalyseerd en op chronologische volgorde heb omschreven middels zogenaamde snapshots. Ik leg uit wat ik bij de beelden in de omgeving van [adres slachtoffers 1 en 3] heb gezien.
Opm. verbalisant: auto van de verdachten werd aangeduid als auto 2.
-Foto 18-21: 2e auto komt weer in beeld. Rijdt in beeld naar een vlakte aan de overkant van het incident.
-Foto 22-23: persoon 1 figuur in beeld vanuit richting auto naar het plaats delict.
-Foto 28: persoon 1 figuur in beeld richting waar de auto ging parkeren uit beeld.
-Foto 29: persoon 2 rende achter persoon 1 richting de auto.
-Foto 30: persoon 3 figuur in beeld. Persoon rent achter persoon 1 en 2 richting de auto.
-Foto 31: persoon 4 in beeld. Persoon rent achter persoon 1, 2 en 3 richting de auto.
-Foto 32-33: persoon 5 figuur in beeld. Persoon 5 rende achter persoon 1, 2, 3 en 4 richting de auto.
-Foto 34-35: autoverlichting te zien, sloeg rechts. Rijdt richting Gosieweg.”
9. Op 25 mei 2019 werd medeverdachte [reeds veroordeelde medeverdachte 1] gehoord. Hij heeft bij die gelegenheid het volgende -voor zover van belang en zakelijk weergegeven- verklaard: [10]
“Ik beken betrokken te zijn bij de beroving te [adres slachtoffers 1 en 3] op 7 mei 2019. Wij waren met vijf in de Hyundai Accent die de beroving hebben gepleegd. De drie mannen en mijn broer [reeds veroordeelde medeverdachte 2] waren in het bezit van een vuurwapen. Een van de mannen had een koevoet. Hij trachtte het hekwerk open te breken. Ik zag de bewoner met een kapmes in handen in de richting van het hekwerk komen lopen. Hierna zag ik [reeds veroordeelde medeverdachte 2] het vuurwapen tussen het hekwerk steken en enkele schoten lossen.”
10. Op 28 mei 2019 werd medeverdachte [reeds veroordeelde medeverdachte 2] gehoord. Hij heeft bij die gelegenheid het volgende -voor zover van belang en zakelijk weergegeven- verklaard: [11]
“Ik was betrokken bij de beroving op de [slachtoffers 1 en 2] in Schelpwijk. Ik was samen met mijn broer [reeds veroordeelde medeverdachte 1] en drie mannen van Koraal Specht. De drie mannen van Koraal Specht hadden alle drie een vuistvuurwapen. Ik had mijn gezicht bedekt met een t-shirt. Een van de mannen is nog naar de auto gelopen en heeft de auto aan de andere kant van de weg geparkeerd en is daarna weer naar ons toegelopen. Een van de mannen had een koevoet. ”
11. Op 9 juni 2019 werd medeverdachte [reeds veroordeelde medeverdachte 3] gehoord. Hij heeft bij die gelegenheid het volgende -voor zover van belang en zakelijk weergegeven- verklaard [12] :
“Ik en nog vier andere mannen waren betrokken bij de beroving op 7 mei 2019 te [adres slachtoffers 1 en 3]. We hebben de beroving gepleegd in de Hyundai Accent.
Een van de mannen zei tegen mij dat ze iets wilden doen, dat het heel wat geld zou opleveren. Ik zei dat ik mee zou gaan.
Er werd een zwarte trainingsbroek aan mij gegeven en een jacket. Dit heb ik aangedaan. Al gaande zei de broer die voorin zat: hey, daar gaan enkele [slachtoffers 1 en 2]. Laten we ze gaan volgen, want hopelijk zouden ze van het casino zijn gekomen. We begonnen de auto van de [slachtoffers 1 en 2] te achtervolgen. Ik kreeg een revolver, de andere twee mannen kregen een pistool. Toen de [slachtoffers 1 en 2] waren gestopt bij een flatcomplex in Schelpwijk, hebben wij de Hyundai achter de Jeep van de [slachtoffers 1 en 2] gezet. Onderweg hadden wij ons gezicht met enkele kledingstukken gedeeltelijk gedekt. We zijn de auto uitgestapt en we hebben de [slachtoffers 1 en 2] aangevallen. Ik ben op de mede-inzittende [slachtoffer 2] afgegaan. De andere vier mannen gingen op de bestuurder af. Ik zag en hoorde dat ze die [slachtoffer 1] probeerde af te schrikken en geld bleven eisen. De bestuurder-[slachtoffer 1] zei dat hij helemaal achterin woonde en dat hij hier geen geld had. Ik zag dat de mede-inzittende broer in de auto van de [slachtoffer 1] begon te schommelen en ik zag hem met een bos sleutels in zijn handen. Vervolgens zijn de twee broers, vergezeld van een van de mannen op het erf van het appartementencomplex gegaan. Ik heb de bestuurder-[slachtoffer 1] met het handvat van de revolver op zijn hoofd geslagen. Hierdoor is de [slachtoffer 1] gewond geraakt en begon hij hevig te bloeden. Vervolgens kwam de mede-inzittende broer bij mij en vertelde mij dat ze een hekwerk tegen waren gekomen en of ik deze kon komen breken. Naar aanleiding hiervan ging ik een koevoet uit de auto pakken en vervoegde mij naar het appartement helemaal achterin, alwaar ze stonden. Hierop begon ik het hekwerk te forceren. De ene broer, zijnde de chauffeur, hielp mij. Het is ons echter niet gelukt het hek open te krijgen. Op dat moment bevond iedereen zich op het erf. Kort daarna hoorde ik een harde knal. Ik rende direct naar de auto toe. We stapten in de Hyundai en reden weg. In de auto hoorde ik de twee broers discussiëren over het afgeloste schot en over dat het slachtoffer ter hoogte van zijn borst werd getroffen. De ene broer die als bestuurder optrad zei dat hij zijn hand tussen het hekwerk had gestoken en op de bewoner had geschoten. We zijn direct naar Marie Pompoen gereden. Ik heb de kleren die ik aanhad in de auto achtergelaten.
Ik zag dat men bij de beroving een doos van de Jeep hadden genomen. Later heb ik vernomen dat ze ook telefoons en geld hadden genomen.
De twee mannen die achterin zaten heten [bijnaam verdachte] en [bijnaam medeverdachte]. Ik leerde hen op straat kennen.”
12. Op 14 september 2019 werd medeverdachte [reeds veroordeelde medeverdachte 3] gehoord. Hij heeft bij die gelegenheid het volgende -voor zover van belang en zakelijk weergegeven- verklaard [13] :
“Wij zouden op de avond van de beroving op de [slachtoffers 1 en 2] bij [adres slachtoffers 1 en 3] en het schietincident waarbij een man van Europese afkomst werd doodgeschoten, enkele auto-onderdelen gaan stelen om deze te verkopen om zo aan geld te komen. Het was niet doorgegaan. Onderweg terug naar Marie Pompoen zijn wij deze twee [slachtoffers 1 en 2] tegengekomen en we besloten hen te gaan beroven. Ik, [reeds veroordeelde medeverdachte 2], [reeds veroordeelde medeverdachte 1] en nog twee andere mannen zaten in de auto. Ik had een vuurwapen bij [reeds veroordeelde medeverdachte 1] gekregen. Verder hadden [reeds veroordeelde medeverdachte 1] en de twee andere mannen ook een vuurwapen in hun handen.
13. Op 5 december 2020 werd medeverdachte [reeds veroordeelde medeverdachte 3] gehoord. Hij heeft bij die gelegenheid het volgende -voor zover van belang en zakelijk weergegeven- verklaard [14] :
“Ik, [reeds veroordeelde medeverdachte 1], [reeds veroordeelde medeverdachte 2], [medeverdachte] en [verdachte] waren bij de beroving met dodelijke afloop betrokken die werd gepleegd op 07 mei 2020 te [adres slachtoffers 1 en 3] (Het Gerecht begrijpt: 07 mei 2019). Op die dag kwam [reeds veroordeelde medeverdachte 2] en zijn broer [reeds veroordeelde medeverdachte 1] ons bij de woning van [verdachte] in Koraalspecht ophalen. Ik, [verdachte] en [medeverdachte] stapte achterin in de auto en reden met hen weg. Wij waren van plan om auto-onderdelen te gaan stelen. Zijnde op de weg, zag [reeds veroordeelde medeverdachte 1] een rode Jeep voorbij rijden. Hij zei tegen ons dat hij deze auto gaat volgen, omdat deze mensen zeker geld bij zich hadden. Zo doende kwamen wij bij het adres terecht. Aldaar hebben wij de [slachtoffers 1 en 2] beroofd. Vervolgens gaven de [slachtoffers 1 en 2] te kennen dat zij geen geld bij zich hadden, maar in hun woning. Zodoende gingen wij bij de woning van de [slachtoffers 1 en 2]. Toen wij bij de woning kwamen, bleek dat er traliewerk voor de deur zat. Bij de woning waren [reeds veroordeelde medeverdachte 2], [reeds veroordeelde medeverdachte 1], [medeverdachte] en [verdachte] allemaal in bezit van vuurwapens. Deze vuurwapens hadden ze van [verdachte] gekregen. Nadat wij de beroving hadden gepleegd, gingen wij naar de woning van [verdachte].
De bijnaam van [medeverdachte] is ‘[bijnaam medeverdachte]’. De bijnaam van [verdachte] is ‘[bijnaam verdachte]’.”
14. Op 5 december 2020 werd aan medeverdachte [reeds veroordeelde medeverdachte 3] (het Gerecht begrijpt: [reeds veroordeelde medeverdachte 3]) een fotosheet getoond. In het proces-verbaal is het volgende -voor zover van belang en zakelijk weergegeven- gerelateerd: [15] :
“Op bedoelde fotokaart staan 10 foto’s van personen afgebeeld. Nadat de verdachte [reeds veroordeelde medeverdachte 3] bedoelde fotokaart goed had bekeken, verklaarde hij als volgt:
‘Ik herken de man onder nummer 3, als de mij bekende man [verdachte]. Hij was degene die op 7 mei 2019 de vuurwapens had gegeven om de beroving te [adres slachtoffers 1 en 3] te plegen. Wij waren bij zijn woning toen [reeds veroordeelde medeverdachte 2] en [reeds veroordeelde medeverdachte 1] ons kwamen opzoeken. Na de beroving waren wij ook weer bij zijn woning afgezet.’
Op de fotokaart onder nummer 3 is de afbeelding van de volgende verdachte opgenomen: [verdachte], geboren op [geboorteplaats verdachte] op [geboortedatum verdachte].”
15. Op 5 december 2020 werd aan medeverdachte [reeds veroordeelde medeverdachte 3] (het Gerecht begrijp: [reeds veroordeelde medeverdachte 3]) een fotosheet getoond. In het proces-verbaal is het volgende -voor zover van belang en zakelijk weergegeven- gerelateerd: [16] :
“Op bedoelde fotokaart staan 10 foto’s van personen afgebeeld. Nadat de verdachte [reeds veroordeelde medeverdachte 3] bedoelde fotokaart goed had bekeken, verklaarde hij als volgt:
‘Ik herken de man onder nummer 5, als de mij bekende man [medeverdachte]. Hij is bijgenaamd [bijnaam medeverdachte]. Hij was ook bij de beroving te [adres slachtoffers 1 en 3]. Hij zat samen met mij en [verdachte] op de achterbank van de auto bestuurd door [reeds veroordeelde medeverdachte 2].
Op de fotokaart onder nummer 5 is de afbeelding van de volgende verdachte opgenomen: [medeverdachte], geboren op [geboorteplaats medeverdachte] op [geboortedatum medeverdachte].”
16. Op 16 december 2020 werd medeverdachte [reeds veroordeelde medeverdachte 3] gehoord. Hij heeft bij die gelegenheid het volgende -voor zover van belang en zakelijk weergegeven- verklaard [17] :
Opmerking verbalisant:
V: vraag;
A: antwoord;
O: opmerking;
C: confrontatie.
“V: wij zullen jou een gesprek laten beluisteren, opgenomen op 16 juni 2019 omstreeks 19.15 uur tussen gebruiker van 554-8001 (Centrale Huis van Bewaring) en de gebruiker [telefoonnummer verdachte][verdachte].
Gesprek tussen [verdachte] en [reeds veroordeelde medeverdachte 3].
[verdachte]: moedig jezelf aan, moedig jezelf aan, anders maak je mij ook kapot.
[…]
[verdachte]: je moet stabiel blijven, je weet toch.
[…]
[verdachte]: wat ze aan jouw gevraagd die onder jou vallen moet je antwoord geven, wat je ziet dat langer wordt, die nog moeten komen, moet je zeggen dat je niet herinner.
[…]
[verdachte]: ik zal zo contact met [bijnaam medeverdachte] opnemen om een kaartje voor jouw te stellen, ik heb hem vanaf gisteren gezegd.
[…]
[reeds veroordeelde medeverdachte 3]: maar jullie kunnen wel voor mij komen (getuige fungeren).
[…]
[verdachte]: ik kan gaan, maar ik zal je een ding zeggen: als ik vast blijf zitten, zal ik boos met je blijven.
[…]
[verdachte]: zoek een manier om naar achteren te gaan, zodat we kunnen praten, om te kijken wat je aan de mensen had verklaard, om rustig te blijven.
V: Wie voeren deze gesprek?
A: Ik en [verdachte].
C: [verdachte] gaf aan om niet kapot te zijn anders zal hij ook kapot worden. Je gaf aan dat [verdachte] ook betrokken was geweest in de zaak [naam onderzoek].
V: heeft de betrokkenheid van [verdachte] te maken met dit feit?
A: ik denk van wel.
V: waarom zegt [verdachte] tegen jou dat je stabiel moet blijven?
A: hij was bezig mij aan te moedigen.
C: wij van het onderzoeksteam denken dat hij hiermee bedoelde dat jij niet over zijn betrokkenheid in de zaak [naam onderzoek] moet verklappen.
V: wat kan je hierover verklaren?
A: Ja, dat berust op de waarheid. Dat heb ik uit zijn woorden begrepen. Dat ik niet op zijn betrokkenheid in de zaak [naam onderzoek] moet verklappen.
C: [verdachte] zegt tegen jou wat ze aan jou vragen die onder jou vallen, moet je antwoord geven, wat je ziet dat langer wordt, die nog moeten komen, moet je zeggen dat je het niet herinnert.
V: waarom geeft [verdachte] jou de opdracht wat je moet vertellen of niet?
A: om hem niet op te geven.
V: moet je misschien iets voor [verdachte] schuilen?
A: [verdachte] wou dat ik hem niet verklapte.
C: [verdachte] antwoordde dat hij kan gaan getuigen, maar hij zal je een ding zeggen: als hij vast blijft zitten, zal hij boos met je blijven.
V: waarom moet hij vast blijven zitten?
A: er zullen bewijzen naar voren komen dat hij ook in de zaak [naam onderzoek] betrokken is.
C: [verdachte] zegt tegen jou om een manier te zoeken om naar achteren te gaan, zodat jullie kunnen praten, zodat hij kan kijken wat je aan de mensen hebt verklaard, zodat hij rustig kan blijven.
V: waarom moet [verdachte] weten wat je hebt verklaard, zodat hij rustig kan blijven?
A: om erachter te komen of zijn naam in de zaak werd genoemd.
V: je zat toch vast voor het onderzoek [naam onderzoek]? Ben jij bang dat je over hem in deze zaak verklaart?
A: ja.
V: Ben je bang om misschien over [verdachte] te verklaren?
A: ja, ik ben door [verdachte] bedreigd.
C: [verdachte] zegt dat hij contact met [bijnaam medeverdachte] zal opnemen om een kaartje voor jou te stellen.
V: in jouw eerdere verklaringen heb je aangegeven dat een van de andere daders is een man bijgenaamd [bijnaam medeverdachte]. Is dit misschien de [bijnaam medeverdachte] die je bedoelt in jouw verklaringen?
A: ja.
V: weet je de volledige naam van [bijnaam medeverdachte]?
A: ja, [medeverdachte].”
17. Op 17 december 2020 werd medeverdachte [reeds veroordeelde medeverdachte 3] gehoord. Hij heeft bij die gelegenheid het volgende -voorzover van belang en zakelijk weergegeven- verklaard [18] :
Opmerking verbalisant:
V: vraag;
A: antwoord;
O: opmerking;
C: confrontatie.
“C: in je eerder afgelegde verklaringen verklaarde je dat de twee andere mannen de mannen bijgenaamd [bijnaam medeverdachte] en [bijnaam verdachte] moesten zijn.
V: wie bedoelde je met deze twee mannen?
A: met [bijnaam medeverdachte] bedoelde ik [medeverdachte]. Met [bijnaam verdachte] bedoelde ik de man [verdachte].
V: wat was de rol van elk van deze daders tijdens de beroving:
A: wij vijven hadden de [slachtoffers 1 en 2] benaderd en hen tegen hun wil en onder bedreiging van een vuurwapen beroofd. Iedereen was actief bezig. Bij het appartement was iedereen op het erf met de bedoeling de woning binnen te treden, want we dachten dat het van de [slachtoffers 1 en 2] was.
[…]
A: we waren in het bezit van drie vuurwapens. [reeds veroordeelde medeverdachte 2], [medeverdachte] en [verdachte] waren in principe in het bezit van een vuurwapen. [medeverdachte] en [verdachte] zijn degenen die te allen tijde in het bezit waren gebleven van een vuurwapen.
[…]
A: op de bewuste dag van de beroving werden [verdachte], [medeverdachte] en ik door de gebroeders [reeds veroordeelde medeverdachte 2] en [reeds veroordeelde medeverdachte 1] bij de woning van [verdachte] te Koraalspecht opgezocht. Ik bevond mij op straat. [reeds veroordeelde medeverdachte 2] stapte uit de auto en ging binnen bij [verdachte]. Na enkele minuten zag ik [reeds veroordeelde medeverdachte 2] en [verdachte] naar buiten komen. Zowel [reeds veroordeelde medeverdachte 2] als [verdachte] was in het bezit van een vuurwapen.
C: wij zullen je een gesprek laten luisteren, opgenomen op 17 juni 2019 omstreeks 11:42 uur tussen de gebruiker van 554-8001 (centrale van het Huis van Bewaring) en de gebruiker van [telefoonnummer verdachte] [verdachte].
[verdachte] zegt: hebben ze jou naar Banda Abou gestuurd?
[reeds veroordeelde medeverdachte 3] zegt: ja, ik zal nu gaan.
[…]
[verdachte] zegt: ik heb iets gehoord, de mensen die hebben mij gezegd dat je alles begon te verklappen.
[…]
[verdachte] zegt: je begon te verklappen dat mensen je willen vermoorden, daarom zullen ze je naar Banda Abou brengen.
[…]
[verdachte] zegt: een ding kan ik je zeggen: zorg dat je ‘cem’, zorg dat je ‘tur’ bent, ik heb sinds het begin met jou gesproken.
V: Wie zijn de personen die bezig zijn dit gesprek te voeren?
A: Ik en [verdachte].
C: in bedoeld gesprek zegt [verdachte] dat hij vernomen heeft dat jij bezig begon te verklappen en dat je had aangegeven dat men je wil afmaken.
V: over welk geval bedoelt [verdachte] dat je bezig was te verklappen?
A: geval [naam onderzoek].
V: waarvoor zou [verdachte] bang zijn?
A: om niet gearresteerd te worden.
C: [verdachte] herinnert je aan een afspraak tussen jullie.
V: wat was die afspraak?
A: dat ik niet zal aangeven dat hij ook in de zaak is betrokken.”
18. De verdachte heeft ter terechtzitting van 14 april 2023 het volgende -voor zover van belang en zakelijk weergegeven- verklaard: [19]
“Het klopt dat ik wel eens telefonisch contact heb gehad met [reeds veroordeelde medeverdachte 2], [reeds veroordeelde medeverdachte 1] en [reeds veroordeelde medeverdachte 3] toen zij vast zaten.
Ik heb wel eens een telefoonkaartje naar mensen gestuurd die vastzaten.”
19. Op 8 juli 2019 werd om 11.43 a.m. een telefonisch gesprek getapt tussen [bijnaam medeverdachte] (het Gerecht begrijpt medeverdachte [medeverdachte]) en [betrokkene] in het onderzoek [naam onderzoek]. In de uitwerking daarvan is het volgende -voor zover van belang- weergegeven: [20]
“[bijnaam medeverdachte]: [reeds veroordeelde medeverdachte 2] had ook voor 200 guldens gevraagd om een ventilator etc. te kopen.
[…]
[bijnaam medeverdachte]: [reeds veroordeelde medeverdachte 2] die opgesloten zit, die aangehouden is.”
20. Op 13 juli 2019 werd om 8.12 p.m. een telefonisch gesprek getapt tussen [reeds veroordeelde medeverdachte 2] (het Gerecht begrijpt [achternaam reeds veroordeelde medeverdachte 2]) en [betrokkene] in het onderzoek [naam onderzoek]. In de uitwerking daarvan is het volgende -voor zover van belang- weergegeven: [21]
“[reeds veroordeelde medeverdachte 2]: ja, sowieso, daarom zelf degenen daar op de straat (buiten) moeten voor mij zorgen, moeten voor mij zorgen.
[…]
[reeds veroordeelde medeverdachte 2]: nee, ik bedoel niet jij, maar degenen betrokken in mijn zaak.
[…]
[reeds veroordeelde medeverdachte 2]: dus ze moeten voor mijn dingen zorgen, tot nu toe had ik geen druk uitgeoefend, maar je weet, ze moeten wel weten wat is wat.”
[…]
[reeds veroordeelde medeverdachte 2]: ik kan niet hier compleet zijn, en ze dragen geen zorg voor mij.”
Bewijsoverwegingen
De raadsman heeft bepleit dat de verdachte integraal zal worden vrijgesproken.
Hij heeft daartoe aangevoerd dat het bewijs hoofdzakelijk bestaat uit de verklaringen van de reeds veroordeelde medeverdachte [reeds veroordeelde medeverdachte 3] en enkele tapgesprekken. Deze verklaringen van [reeds veroordeelde medeverdachte 3] zijn echter niet waarheidsgetrouw, daar [reeds veroordeelde medeverdachte 3] wisselend verklaart in de eerste verhoren en pas later belastende verklaringen voor de verdachte aflegt. Het motief voor het afleggen van de belastende verklaringen zou erin gelegen zijn dat [reeds veroordeelde medeverdachte 3] een overplaatsing naar Nederland wilde bewerkstelligen en daartoe een bedreiging heeft geënsceneerd van onder meer de verdachte jegens [reeds veroordeelde medeverdachte 3]. De tapgesprekken kunnen daarnaast niet tot ondersteunend bewijs dienen nu de vermeende belastende inhoud daarvan slechts is gebaseerd op interpretaties en aannames van de recherche.
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat zowel de verklaringen van [reeds veroordeelde medeverdachte 3] als de tapgesprekken betrouwbaar zijn en tot bewijs van de tenlastegelegde feiten kunnen dienen.
Het Gerecht zal de door de verdediging en de officier van justitie ingenomen standpunten betrekken in de navolgende overwegingen omtrent (de waardering van) het bewijs waarop de bewezenverklaringen zijn gestoeld.
Overwegingen ten aanzien van het aantal daders en de betrouwbaarheid van de verklaringen van de reeds veroordeelde medeverdachten ten aanzien van het aantal daders en hun modus operandi
Het aantal daders
Uit de bewijsmiddelen die in het dossier zijn vervat, is komen vast te staan dat in de nacht van 6 op 7 mei 2019 in de [adres slachtoffers 1 en 3] in Schelpwijk een gewelddadige overval heeft plaatsgevonden op de slachtoffers [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2], voor het appartementencomplex van de aldaar woonachtige [slachtoffer 1]. Deze overval is vervolgens overgegaan in een poging om een ander slachtoffer, te weten [slachtoffer 3], in zijn appartement, behorende tot en gelegen op het erf van het voornoemde appartementencomplex, te beroven. Hierbij heeft deze [slachtoffer 3], opgeschrikt door de daders, getracht enigszins verzet te bieden door vanuit zijn woning met een kapmes te zwaaien. [Slachtoffer 3] heeft dat met zijn leven moeten bekopen, doordat één van de overvallers hem door een traliehek in de deuropening van de woning in de borst heeft geschoten.
Het Gerecht acht wettig en overtuigend bewezen dat deze beroving en poging tot beroving met dodelijke afloop door vijf manspersonen is gepleegd. Drie van deze mannen zijn reeds onherroepelijk veroordeeld voor hun betrokkenheid en aandeel in het feitencomplex, te weten [reeds veroordeelde medeverdachte 2], [reeds veroordeelde medeverdachte 1] en [reeds veroordeelde medeverdachte 3]. Alle drie de veroordeelden verklaren dat ze het feitencomplex met z’n vijven hebben gepleegd: zijzelf en nog twee andere mannen. De aangevers [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] verklaren dat zij door vier à vijf mannen zijn overvallen. Deze verklaringen worden ondersteund door objectieve, feitelijke gegevens in de vorm van camerabeelden van een buurtbewoner van de plaats delict. Uit het proces-verbaal van bevindingen ter zake de analyse van deze camerabeelden blijkt, dat op deze beelden onder meer te zien is dat vijf personen vanuit de richting van het appartementencomplex naar een auto rennen en wegrijden.
De betrouwbaarheid van de verklaringen ten aanzien van de modus operandi van het vijftal
Bij de beoordeling van de betrouwbaarheid van een afgelegde verklaring kunnen in het algemeen de volgende aspecten van belang zijn. Zo kan allereerst worden nagegaan of wat met betrekking tot een bepaalde verdachte of overigens is verklaard, overeenkomt met of steun vindt in objectieve feitelijke gegevens. Ook kan worden bekeken of de verklaring op andere onderdelen consistent is en -indien het verklaringen betreffen die van meerdere personen afkomstig zijn- of deze verklaringen op belangrijke onderdelen met elkaar overeenkomen en/of zich verdragen met elkaar en andere in het onderzoek naar voren gekomen gegevens. Van belang kan tevens zijn dat de verklaring op authentieke en autonome wijze is afgelegd, dus zonder wetenschap vooraf van hetgeen uit het onderzoek reeds naar voren is gekomen. Tot slot kunnen de ouderdom en de complexiteit van de feiten waarover is verklaard bij het betrouwbaarheidsoordeel een rol spelen evenals een mogelijk motief voor het afleggen van de verklaring.
[Reeds veroordeelde medeverdachte 3] en de gebroeders [reeds veroordeelde medeverdachten 1 en 2] hebben verklaringen afgelegd over de aanleiding en de wijze waarop het vijftal te werk is gegaan voorafgaand, tijdens en na de rooftocht in de nacht van 6 op 7 mei 2019. Het Gerecht heeft acht geslagen op de omstandigheid dat deze verklaringen niet op alle fronten geheel met elkaar overeenkomen. Ook verklaren de gebroeders [reeds veroordeelde medeverdachten 1 en 2] en [reeds veroordeelde medeverdachte 3] niet geheel consistent over bijvoorbeeld het aantal wapens dat men heeft gebruikt, van wie die wapens afkomstig waren of toebehoorden en wie in welke fase van de rooftocht een wapen ter hand had.
Daartegenover staat dat de verklaringen van de gebroeders [reeds veroordeelde medeverdachten 1 en 2] en/of [reeds veroordeelde medeverdachte 3] ten aanzien van belangrijke onderdelen wel gelijkluidend en consistent zijn, waarbij hun verklaringen steun vinden in ander, objectief en/of feitelijk bewijsmateriaal en zij bovendien zichzelf en elkaar niet (geheel) sparen.
Enkele voorbeelden van overeenkomsten tussen de verklaringen van de gebroeders [reeds veroordeelde medeverdachten 1 en 2] en [reeds veroordeelde medeverdachte 3] enerzijds en objectieve en/of feitelijke bewijsmiddelen anderzijds, zijn onder meer:
- zowel aangever [slachtoffer 1] als alle drie de reeds veroordeelde medeverdachten verklaren over een koevoet die is gebruikt om te trachten het traliehek van de woning van het slachtoffer [slachtoffer 3] open te breken. Deze overeenkomst strookt bovendien met de bevindingen van het door de politie aantreffen van het ontwrichte en beschadigde, maar nog gesloten, traliehek achter de toegangsdeur van de woning van slachtoffer [slachtoffer 3];
-de verklaringen van zowel [reeds veroordeelde medeverdachte 3] als de gebroeders [reeds veroordeelde medeverdachten 1 en 2] over het gebruik van meerdere wapens en van [reeds veroordeelde medeverdachte 3] en [reeds veroordeelde medeverdachte 2] over de gezichtsbedekking stroken met de verklaringen van zowel de aangevers [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] als de getuige [getuige] (de buurvrouw van slachtoffer [slachtoffer 3]); [22]
-de verklaring over het tussentijds verplaatsen van de auto van de daders (naar de andere kant van de straat) van [reeds veroordeelde medeverdachte 2] strookt met de camerabeelden van de plaats delict.
Enkele voorbeelden waaruit blijkt dat zij zichzelf en elkaar niet (geheel) sparen, zijn onder meer:
-[reeds veroordeelde medeverdachte 3] verklaart (meerdere malen) dat hij één van de [slachtoffers 1 en 2] slachtoffers met een vuurwapen heeft geslagen en de koevoet uit de auto heeft gehaald, waarmee hij heeft getracht het traliehek van de woning van [slachtoffer 3] open te breken;
-zowel [reeds veroordeelde medeverdachte 1] als [reeds veroordeelde medeverdachte 3] verklaren (meerdere malen) dat [reeds veroordeelde medeverdachte 2] de schutter was die het dodelijk schot op [slachtoffer 3] heeft afgevuurd, welk aandeel van [reeds veroordeelde medeverdachte 2] reeds onherroepelijk in rechte is komen vast te staan.
Gelet op de consistentie van de verklaringen op voornoemde punten, de onderlinge gelijkluidendheid ter zake belangrijke onderdelen, de bevestiging daarvan in objectieve en/of feitelijke bewijsmiddelen en de omstandigheid dat zij zichzelf en elkaar hierin niet (geheel) sparen, ziet het Gerecht aanleiding om deze verklaringen van de gebroeders [reeds veroordeelde medeverdachten 1 en 2] en [reeds veroordeelde medeverdachte 3] op die onderdelen als betrouwbaar te beoordelen en redengevend voor het bewijs te achten.

Het identificeren van de overige twee daders, waaronder de verdachte

Gedurende de vervolging en berechting van de inmiddels reeds veroordeelde medeverdachten, de gebroeders [reeds veroordeelde medeverdachten 1 en 2] en [reeds veroordeelde medeverdachte 3], heeft de politie het opsporingsonderzoek naar de twee andere daders voortgezet en komt men door het beluisteren van tapgesprekken van het drietal met anderen, uiteindelijk op het spoor van de verdachte. Na aanvankelijk zwijgen van zowel de gebroeders [reeds veroordeelde medeverdachten 1 en 2] als [reeds veroordeelde medeverdachte 3] over de personalia van de twee andere daders, verklaart [reeds veroordeelde medeverdachte 3] uiteindelijk meerdere keren dat de twee andere betrokken mannen, verdachte [verdachte] (met de kennelijke bijnaam ‘[bijnaam verdachte]’) en medeverdachte [medeverdachte] (met de kennelijke bijnaam ‘[bijnaam medeverdachte]’) zijn. Ook wijst hij verdachte [verdachte] en medeverdachte [medeverdachte] aan bij fotoconfrontaties.
Het Gerecht zal zich ter zake de betrokkenheid van de verdachte bij het bewezen verklaarde ook een oordeel moeten vellen over de betrouwbaarheid van dit onderdeel van de verklaringen van [reeds veroordeelde medeverdachte 3]. Bij deze beoordeling hanteert het Gerecht eveneens het eerder uiteengezette toetsingskader waarbinnen een verklaring betrouwbaar kan worden geacht.
Het Gerecht neemt daarbij allereerst (wederom) in ogenschouw dat [reeds veroordeelde medeverdachte 3] vrijwel direct open is over zijn eigen aandeel in het feitencomplex. Hij verklaart over het feit dat hij degene is geweest die slachtoffer [slachtoffer 1] met een vuurwapen heeft mishandeld alsmede dat hij degene was die met de koevoet in de weer is gegaan om te trachten het traliehek van de woning van [slachtoffer 3] open te breken. De openheid van [reeds veroordeelde medeverdachte 3] over zijn eigen, voor zichzelf bezwarend aandeel, sterkt het Gerecht in de overtuiging dat [reeds veroordeelde medeverdachte 3] geen reden had de waarheid geweld aan te doen ter zake andere aspecten van zijn verklaringen.
Belangrijker nog, [reeds veroordeelde medeverdachte 3]’ verklaringen zijn consistent en vinden steun in bepaalde tapgesprekken. Met name in het oog springt hierbij het tapgesprek van 16 juni 2019 tussen [reeds veroordeelde medeverdachte 3] en de verdachte, waarbij [reeds veroordeelde medeverdachte 3] reeds in het huis van bewaring zit en de verdachte nog vrij rondloopt. [23] Naar het oordeel van het Gerecht geeft de verdachte hierin een duidelijk signaal af jegens [reeds veroordeelde medeverdachte 3]. [reeds veroordeelde medeverdachte 3] moet zijn kop erbij houden, anders brengt hij de verdachte in de problemen. Als de verdachte vast komt te zitten, dan zal hij boos worden op [reeds veroordeelde medeverdachte 3]. Ook geeft de verdachte aan dat hij contact zal opnemen met (de medeverdachte) [medeverdachte] (‘[bijnaam medeverdachte]’) teneinde een telefoonkaartje voor [reeds veroordeelde medeverdachte 3] te kopen. In een tapgesprek tussen beiden van 17 juni 2019 gaat het over het gerucht dat [reeds veroordeelde medeverdachte 3] tegen de politie is gaan praten, alles is gaan verklappen. Hierbij lijkt de verdachte [reeds veroordeelde medeverdachte 3] er nogmaals op aan te spreken dat hij (verder) moet zwijgen. [24]
De uitlatingen van de verdachte in bovengenoemde tapgesprekken vormen voorts ook ondersteuning voor de verklaring in de uiteindelijke aangifte van [reeds veroordeelde medeverdachte 3] terzake bedreiging jegens [reeds veroordeelde medeverdachte 3] door onder meer de verdachte. [25] Uit de aangifte blijk dat toen de verdachte zelf ook (uit andere hoofde) in het huis van bewaring kwam te zitten, hij de druk jegens [reeds veroordeelde medeverdachte 3] opvoerde om niet over hem (verdachte) te verklaren en dat de verdachte en medeverdachte [medeverdachte] (‘[bijnaam medeverdachte]
) [reeds veroordeelde medeverdachte 3] voornoemd constant met de dood bedreigden. De door de raadsman geopperde mogelijkheid dat deze aangifte zou zijn geënsceneerd in verband met de wens van [reeds veroordeelde medeverdachte 3] om overgeplaatst te worden naar Nederland, is niet nader onderbouwd en het Gerecht heeft hiervoor overigens evenmin aanknopingspunten in het dossier en het verhandelde ter terechtzitting aangetroffen.
De opmerking van de verdachte (in het tapgesprek van 16 juni 2019) over het contact leggen met [bijnaam medeverdachte] voor het regelen van een telefoonkaartje voor [reeds veroordeelde medeverdachte 3], past tot slot in de lijn van hetgeen de reeds veroordeelde medeverdachte [reeds veroordeelde medeverdachte 2] in het tapgesprek van 13 juli 2019 (met [betrokkene],) zegt over dat de nog op vrije voeten zijnde betrokkenen bij zijn zaak, voor hem moeten zorgen.
Gelet op deze in onderlinge verhouding en samenhang beschouwde tapgesprekken (inclusief het tapgesprek tussen [reeds veroordeelde medeverdachte 2] en [betrokkene]) en de verklaringen van [reeds veroordeelde medeverdachte 3] (inclusief de aangifte van bedreiging), komt het Gerecht allereerst tot het oordeel dat de verklaringen van [reeds veroordeelde medeverdachte 3] ook ten aanzien van de betrokkenheid van de verdachte bij de bewezen verklaarde feiten betrouwbaar zijn. Het Gerecht komt, gelet op het voorgaande, tevens tot het oordeel dat wettig en overtuigend is komen vast te staan dat de verdachte als een van de vijf overvallers betrokken is geweest bij de bewezen verklaarde feiten.
Ten overvloede merkt het Gerecht ten aanzien van de (in de onderhavige bewijsoverweging besproken en voor het bewijs gebruikte) tapgesprekken op dat het Gerecht zich zelf een oordeel over de inhoud van deze tapgesprekken heeft gevormd, waardoor een verdere bespreking van de (overigens niet onderbouwde) opmerking van de raadsman dat de tapgesprekken slechts interpretaties van de verbalisanten zijn en daarom niet als ondersteunend bewijs kunnen dienen, achterwege kan blijven.
De juridische duiding van de betrokkenheid van de verdachte bij de bewezenverklaarde feiten
De vraag die tot slot ter beantwoording voorligt, is of de verdachte zowel de beroving op de slachtoffers [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] als de doodslag van [slachtoffer 3] en het vuurwapenbezit in vereniging met de andere (reeds veroordeelde) verdachte(n) heeft gepleegd. Hiertoe moet worden beoordeeld of sprake was van de juridische figuur medeplegen.
Voor de conclusie dat sprake is van medeplegen dient te worden vastgesteld dat de vijf daders voldoende nauw en bewust hebben samengewerkt. Hierbij moet:
ter zake de nauwe samenwerking niet van iedere dader de precieze rol en handelingen in het geheel komen vast te staan. Wel moet per dader komen vast te staan dat zijn bijdrage in het geheel van voldoende materieel en/of intellectueel gewicht is geweest. De bijdrage moet wezenlijk significant zijn. Hierbij kan volgens vaste jurisprudentie acht worden geslagen op aspecten, zoals: de intensiteit van de samenwerking, de onderlinge taakverdeling, de rol in de voorbereiding, de uitvoering of afhandeling van het delict en het belang van de rol van de verdachte, diens aanwezigheid op belangrijke momenten en het zich niet terugtrekken op een daartoe geëigend tijdstip;
ter zake de bewuste samenwerking komen vast te staan dat de daders opzet hadden op zowel het gronddelict als het medeplegen. Daarbij is voldoende dat komt vast te staan dat sprake was van voorwaardelijk opzet bij de dader.
Ad 1. Voldoende nauwe samenwerking van de daders en de materiële bijdrage van de verdachte bij de bewezen verklaarde feiten.
Uit de bewijsmiddelen leidt het Gerecht af dat de vijf mannen ter uitvoering van een gezamenlijk plan in een auto rondreden op zoek naar geld, om iets te stelen. Er waren meerdere wapens voorhanden in de auto en men had zich voorbereid op de rooftocht door het aantrekken van donkere kleding en het gereed hebben van gezichtsbedekking. Vervolgens is de langsrijdende auto met daarin de [slachtoffers 1 en 2] mannen achtervolgd, teneinde deze slachtoffers te beroven. Bij deze beroving werd intensief samengewerkt. Van vaste afspraken over een onderlinge rolverdeling blijkt niet uit het dossier, maar de intensiteit van de samenwerking ontspon zich gedurende de opeenstapeling van gebeurtenissen. De groep daders splitste zich bij de belaging van de [slachtoffers 1 en 2] slachtoffers in tweeën, waarbij beide slachtoffers met vuurwapens werden bedreigd. Op het moment dat een deel van de groep daders zich naar de vermeende woning van slachtoffer [slachtoffer 1] verplaatste, is dat voor de andere daders geen aanleiding om de rooftocht voor gezien te houden en zich uit de voeten te maken, terwijl zich hiertoe wel de gelegenheid voordeed. Integendeel, de intensiteit van de samenwerking zet zich voort op het moment dat de zich reeds op het erf bevindende daders het traliehek van de woning van (naar later blijkt) het slachtoffer [slachtoffer 3] niet open krijgen en men aan één van de achterblijvers vraagt een koevoet uit de auto te halen. Op het voor de doodslag belangrijke moment dat medeverdachte [reeds veroordeelde medeverdachte 3] het traliehek met de koevoet tracht open te breken en medeverdachte [reeds veroordeelde medeverdachte 2] op de opgeschrikte [slachtoffer 3] schiet, bevinden alle vijf de daders zich op het erf van het appartementencomplex. Dat wordt verklaard door [reeds veroordeelde medeverdachte 3] en bevestigd door de camerabeelden. Uiteindelijk vluchtten de daders gezamenlijk weg in de auto waarmee ze op rooftocht waren gegaan. Gedurende de gehele gang van zaken, werd door het vijftal meerdere vuurwapens ter hand genomen ter bedreiging en mishandeling van de slachtoffers [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] en uiteindelijk ook ter doodslag van [slachtoffer 3].
Het Gerecht acht -gelet op het voorgaande, in onderling verband en in samenhang beschouwd- dat genoeglijk vast is komen te staan dat de rol van alle vijf de daders, zo ook die van de verdachte, van voldoende materieel gewicht is geweest, zodat sprake is van een voldoende nauwe samenwerking.
Ad.2 Voldoende bewuste samenwerking van de daders
Ten aanzien van het voor het medeplegen vereiste opzet van de verdachte, komt het Gerecht tot het oordeel dat de verdachte onvoorwaardelijk (vol) opzet had op het medeplegen van de beroving op de [slachtoffers 1 en 2] slachtoffers en het voorhanden hebben van de vuurwapens. Men ging immers met meerdere vuurwapens in de hand op rooftocht en de vuurwapens zijn ook ten tijde van de beroving nadrukkelijk gebruikt ter afschrikking en fysieke geweldpleging. Hierbij doet niet ter zake of de verdachte al dan niet daadwerkelijk zelf een vuurwapen ter hand heeft genomen en/of zelf spullen van de [slachtoffers 1 en 2] slachtoffers heeft weggenomen. Hij wist van de aanwezigheid van de vuurwapens bij de medeverdachten en het gebruik hiervan paste in de modus operandi van een dergelijke, gezamenlijk uitgevoerde overval, waarbij de daders gezamenlijk en in elkaars blikveld spullen afhandig hebben gemaakt van de [slachtoffers 1 en 2] slachtoffers.
Ten aanzien van het voor het medeplegen vereiste opzet op het medeplegen van de doodslag op [slachtoffer 3] komt het Gerecht tot het oordeel dat de verdachte voorwaardelijk opzet had op deze doodslag en op de gezamenlijkheid hiervan.
Het Gerecht overweegt hiertoe als volgt.
Uit het dossier volgt dat medeverdachte [reeds veroordeelde medeverdachte 2] slachtoffer [slachtoffer 3] heeft doodgeschoten. Hij is daar ook voor veroordeeld. Ook staat vast dat het dodelijk schot is gelost teneinde de uitvoering van (de poging van) die overval gemakkelijker te maken. Zowel [reeds veroordeelde medeverdachte 1] als [reeds veroordeelde medeverdachte 3] verklaren immers dat [reeds veroordeelde medeverdachte 2] de schutter was en dat er is geschoten omdat de daders in hun inspanningen om het traliehek van de woning open te breken, onaangenaam werden verrast en gehinderd door de aanwezigheid van [slachtoffer 3] die met een kapmes begon te zwaaien vanuit deze woning.
Voor het aannemen van voorwaardelijk opzet op het gevolg, te weten, de dood van [slachtoffer 3], in het kader van medeplegen is niet doorslaggevend dat het niet de verdachte is geweest die [slachtoffer 3] heeft doodgeschoten Wel is vereist dat blijkt dat de verdachte bewust de aanmerkelijke kans op dat gevolg op de koop heeft toegenomen. Het Gerecht komt tot het oordeel dat daarvan sprake is.
Hiertoe is in het bijzonder van doorslaggevend belang dat de verdachte en zijn kompanen op rooftocht zijn gegaan, voorzien van meerdere vuurwapens en dat zij deze vuurwapens ook bij de beroving op de [slachtoffers 1 en 2] mannen nadrukkelijk hebben gebruikt. In een dergelijke setting ligt naar het oordeel van het Gerecht de mogelijkheid besloten dat één van de daders één van de vuurwapens ook zou gebruiken op de wijze zoals door medeverdachte [reeds veroordeelde medeverdachte 2] is geschied jegens [slachtoffer 3]. Het Gerecht acht namelijk de kans dat één van de daders bij verstoring van de voortgezette rooftocht door bewoner [slachtoffer 3], die zich ook nog eens met een kapmes verweerde, op deze [slachtoffer 3] schiet en dat deze ten gevolge van het schot dodelijk wordt getroffen, naar algemene ervaringsregels aanmerkelijk te noemen. De verdachte heeft die aanmerkelijke kans ook bewust aanvaard, nu hij wist dat hij en/of zijn mededaders ook bij de voortzetting van die rooftocht de vuurwapens in de hand hadden, waarbij een van de daders bovendien reeds blijk had gegeven hantering van een vuurwapen ter toepassing van fysiek geweld niet te schuwen. Ook is de verdachte, nadat [reeds veroordeelde medeverdachte 2] het slachtoffer [slachtoffer 3] had doodgeschoten, in [reeds veroordeelde medeverdachte 2]’s aanwezigheid gebleven. Als laatste schakel in de opsomming van de vastgestelde feiten en omstandigheden die het Gerecht van doorslaggevend belang acht voor de vaststelling dat sprake was van bewuste samenwerking, neemt het Gerecht in ogenschouw dat de verdachte, hoewel zwijgen zijn goed recht is, geen verklaring heeft afgelegd over zijn aanwezigheid bij voornoemde delicten zoals deze zijn bewezenverklaard, die de redengevendheid van dit bewijs kan ontzenuwen.
Gelet op al het bovenstaande acht het Gerecht het medeplegen van alle drie de bewezenverklaarde feiten wettig en overtuigend bewezen.
Strafbaarheid en kwalificatie van het bewezen verklaarde
Het onder 1 bewezen verklaarde is voorzien bij en strafbaar gesteld in artikel 2:289, artikel 2:291 en artikel 2:294 van het Wetboek van Strafrecht. Het wordt als volgt gekwalificeerd:

de eendaadse samenloop van

diefstal, voorafgegaan en vergezeld van geweld en bedreiging met geweld tegen personen, gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en gemakkelijker te maken, terwijl het feit wordt gepleegd door twee of meer verenigde personen,
en
afpersing, terwijl het feit wordt gepleegd door twee of meer verenigde personen.
Het onder 2 (
primair) bewezen verklaarde is voorzien bij en strafbaar gesteld in artikel 2:260 juncto artikel 1:123 van het Wetboek van Strafrecht. Het wordt als volgt gekwalificeerd:
medeplegen van doodslag, vergezeld en voorafgegaan door een strafbaar feit en gepleegd met het oogmerk om de uitvoering van dat feit gemakkelijker te maken.
Het onder 3 bewezen verklaarde is voorzien bij artikel 3, eerste lid, van de Vuurwapenverordening en strafbaar gesteld in artikel 11 van de Vuurwapenverordening juncto artikel 1:123 van het Wetboek van Strafrecht. Het wordt als volgt gekwalificeerd:
medeplegen van overtreding van een verbod gesteld bij artikel 3, eerste lid, van de Vuurwapenverordening 1930, meermalen gepleegd.
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het bewezen verklaarde uitsluiten.
Strafbaarheid van de verdachte
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte uitsluiten.
De verdachte is daarom strafbaar voor het hiervoor bewezen verklaarde.
Oplegging van straf en maatregel
Bij de bepaling van de op te leggen straf wordt gelet op de aard en de ernst van hetgeen bewezen is verklaard, op de omstandigheden waaronder het bewezen verklaarde is begaan, op de mate waarin de gedragingen aan de verdachte te verwijten zijn en op de persoon van de verdachte, zoals een en ander bij het onderzoek ter terechtzitting naar voren is gekomen. Daarbij wordt rekening gehouden met de ernst van het bewezen verklaarde in verhouding tot andere strafbare feiten, zoals die onder meer tot uitdrukking komt in de hierop gestelde wettelijke strafmaxima en in de straffen die voor soortgelijke feiten worden opgelegd.
In dat verband kan aansluiting worden gezocht bij de oriëntatiepunten straftoemeting, waarin het gebruikelijke rechterlijke straftoemetingsbeleid van het Hof en de Gerechten in eerste aanleg zijn neerslag heeft gevonden. Daarin wordt voor een atrako waarbij sprake is geweest van bedreiging met een vuurwapen, als indicatie een onvoorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van vier jaren gegeven. In deze indicatie is niet de omstandigheid meegenomen dat er ook daadwerkelijk geweld is gebruikt door slachtoffer [slachtoffer 1] meermalen met een vuurwapen te slaan, zoals in het onderhavige feitencomplex aan de orde is. Evenmin is daarin de strafverzwarende factor in ogenschouw genomen dat er sprake is van de omstandigheid dat het feit in vereniging is gepleegd.
Voor een gekwalificeerde doodslag geldt als indicatie een onvoorwaardelijke gevangenisstraf van 16 jaren.
In de onderhavige zaak zijn [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] op brute wijze overvallen door vijf gewapende mannen, waarbij zij van hun persoonlijke spullen zijn beroofd en waarbij [slachtoffer 1] tevens is mishandeld. Slachtoffers van dergelijke geweldsmisdrijven worden niet alleen in hun eigendomsrecht en lichamelijke integriteit aangetast, maar hebben doorgaans ook langdurig te kampen met gevoelens van angst en andere psychische gevolgen. Door aldus te handelen heeft de verdachte ernstig leed bij de slachtoffers veroorzaakt. Bovendien veroorzaken atrako’s gevoelens van onveiligheid in de samenleving en heeft het handelen van de verdachte de rechtsorde in ernstige mate geschokt.
[slachtoffer 3] is zonder pardon dodelijk neergeschoten toen hij zich trachtte te verweren, nadat hij in zijn woning werd opgeschrikt door een poging tot inbraak. Door aldus te handelen heeft de verdachte het slachtoffer zijn meest kostbare bezit, het leven, ontnomen en daarbij de nabestaanden van [slachtoffer 3] onnoemelijk en onherstelbaar leed toegebracht. Dergelijke geweldsmisdrijven veroorzaken bovendien gevoelens van afschuw, ontzetting en onveiligheid in de samenleving. Het handelen van de verdachte heeft de rechtsorde in ernstig mate geschokt.
Het Gerecht neemt meer in het bijzonder in ogenschouw, het gemak waarmee de nog relatief jonge verdachte en zijn kompanen zijn overgegaan tot deze brute rooftocht met dodelijke afloop, waarbij geweld en het gebruik van vuurwapens niet is geschuwd, kennelijk ingegeven door de hebzuchtige drang naar geldelijk gewin. Nu de verdachte de gepleegde feiten stug is blijven ontkennen, heeft hij aan het Gerecht geen inzicht gegeven in zijn belevingswereld en in het hoe en het waarom van zijn handelen. Deze proceshouding brengt bovendien mee dat de verdachte op geen enkele wijze heeft laten zien dat hij (inmiddels) doordrongen is van de aard en ernst van zijn handelen, niet aan het Gerecht, maar ook en vooral niet aan de (nabestaanden) van de slachtoffers.
Naar het oordeel van het Gerecht kan, gelet op de ernst van het bewezen verklaarde niet worden volstaan met een andere of lichtere sanctie dan een straf die een langdurige onvoorwaardelijke vrijheidsbeneming met zich brengt.
Ten nadele van de verdachte houdt het Gerecht bij de strafoplegging rekening met het feit dat de verdachte in 2021 eerder is veroordeeld tot een onvoorwaardelijke gevangenisstraf van 13 jaren, wegens een poging tot diefstal met braak, een poging tot doodslag, diefstal met geweld uit een woning, opzetheling en vuurwapenbezit. Op de voet van artikel 1:138, eerste lid, van het Wetboek van Strafrecht, dient het Gerecht rekening te houden met deze eerdere veroordeling. Indien de feiten waarvoor de verdachte thans wordt veroordeeld gelijktijdig zouden zijn berecht met de feiten die hebben geleid tot voornoemde veroordeling, had aan de verdachte voor alle feiten tezamen een maximale gevangenisstraf opgelegd kunnen worden van 30 jaren. Naar het oordeel van het Gerecht had, gelet op de veelheid, aard en ernst van alle feiten tezamen het opleggen van een gevangenisstraf van 22 jaren in de rede gelegen. Daarbij heeft het Gerecht ook rekening gehouden met het wettelijk strafmaximum en de hoogte van de straffen van de reeds veroordeelde medeverdachten. Nu aan de verdachte reeds 13 jaar gevangenisstraf is opgelegd bij bovengenoemd eerdere veroordeling, is het Gerecht van oordeel dat in beginsel een gevangenisstraf voor de duur van 9 jaren passend en geboden is.
Het Gerecht stelt echter vast dat er sprake is van een schending van het recht van de verdachte op berechting binnen een redelijke termijn als bedoeld in artikel 6 EVRM. Die redelijke termijn heeft een aanvang genomen op 24 januari 2020, toen de inleidende dagvaarding aan de verdachte werd uitgebracht. De behandeling van zijn zaak in eerste aanleg is eerst op 5 mei 2023 – en aldus niet binnen twee jaren– met een eindvonnis afgerond. Daarvoor zijn geen bijzondere omstandigheden aan te wijzen.
Het Gerecht is van oordeel dat de overschrijding van de redelijke termijn in dit geval tot strafvermindering moet leiden, in die zin dat de gevangenisstraf met drie maanden moet worden verlaagd.
Dat betekent dat het Gerecht de verdachte zal veroordelen tot een onvoorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van 8 jaren en 9 maanden.
Schadevergoeding
Benadeelde partij [benadeelde partij 1] (feiten 1 en 3)
De benadeelde partij [benadeelde partij] heeft zich in het strafproces gevoegd met een vordering tot schadevergoeding. Deze bedraagt NAf 8.650,- aan materiële schade en NAf 18.000,- aan immateriële schade. De verdediging heeft de vordering betwist.
In de zaken tegen de reeds veroordeelde medeverdachten heeft het Gemeenschappelijk Hof de vordering van [benadeelde partij 1] tot een bedrag van NAf 8.650,- toegewezen (te weten Naf. 5.650,- aan materiële schade en NAf 3.000 aan immateriële schade).
Uit het onderzoek ter terechtzitting is het Gerecht genoegzaam gebleken dat de benadeelde partij [benadeelde partij 1] als gevolg van verdachtes onder 1 bewezen verklaarde handelen rechtstreeks schade heeft geleden tot een bedrag van NAf 5.650,- aan materiële schade (te weten de weggenomen Iphone, het geld en de kleding) en van NAf 3.000,- aan immateriële schade.
Het Gerecht is ten aanzien van het materiële deel van de vordering van oordeel dat het resterende deel van de vordering dat ziet op de kosten vanwege arbeidsongeschiktheid (NAf 3.000,-) onvoldoende is onderbouwd, zodat [benadeelde partij 1] in dat deel van de vordering niet ontvankelijk zal worden verklaard en dat deel van de vordering slechts bij de burgerlijke rechter kan aanbrengen.
Het Gerecht is ten aanzien van de immateriële schade van oordeel dat het voldoende aannemelijk is geworden dat het slachtoffer immateriële schade heeft geleden die in zodanig verband staat met het door de verdachte gepleegde strafbare feit, dat deze aan hem als een gevolg van zijn handelen kan worden toegerekend. Deze schade vloeit voort uit de psychische gevolgen die de beroving voor het slachtoffer heeft gehad. Vergoeding van deze schade komt het Gerecht ook alleszins billijk voor. Deze schade zal op basis van de thans gebleken feiten en omstandigheden naar maatstaven van billijkheid worden vastgesteld op NAf 3.000,-. De benadeelde partij [benadeelde partij 1] zal in het overig deel van de vordering tot immateriële schadevergoeding niet ontvankelijk worden verklaard. Hij kan dat deel van de vordering slechts bij de burgerlijke rechter aanbrengen.
Benadeelde partij [benadeelde partij 2] (feiten 1 en 3)
De benadeelde partij [benadeelde partij 2] heeft zich in het strafproces gevoegd met een vordering tot schadevergoeding. Deze bedraagt NAf 1.650,- aan materiële schade. De verdediging heeft de vordering betwist. In de zaken tegen de reeds veroordeelde medeverdachten heeft het Gemeenschappelijk Hof de vordering van [benadeelde partij 2] tot een bedrag van NAf 610,- toegewezen, (zulks na toelichting van de procureur-generaal dat de telefoon van [benadeelde partij 2] in beslag is genomen en volgens de toezegging van de officier van justitie in eerste aanleg zou worden teruggegeven aan de benadeelde).
Uit het onderzoek ter terechtzitting is het Gerecht genoegzaam gebleken dat de benadeelde partij [benadeelde partij 2] als gevolg van verdachtes onder 1 bewezen verklaarde
handelen rechtstreeks schade heeft geleden tot een bedrag van NAf 610,- (te weten het weggenomen geld). De verdachte is tot vergoeding van die schade gehouden, zodat de vordering tot dat bedrag toewijsbaar is. Het meer gevorderde voor de telefoon (ad. NAf 1.000,-) wordt, gelet op voornoemde toelichting van de procureur-generaal, afgewezen.
Benadeelde partij [benadeelde partij 3] (feit 2)
De benadeelde partij [benadeelde partij 3], de zus van de overledene, heeft zich in het strafproces gevoegd met een vordering tot schadevergoeding ten behoeve van haarzelf, haar broers en haar vader. Deze bedraagt NAf 49.651,08, bestaande uit NAf 24.151,08 aan materiële schade en NAf 25.500,- aan immateriële schade. De verdediging heeft de vordering betwist. In de zaken tegen de reeds veroordeelde medeverdachten heeft het Gemeenschappelijk Hof -gelijk het Gerecht in Eerste Aanleg- de vordering van [benadeelde partij 3] tot een bedrag van NAf 16.283,43,- (aan materiële schadevergoeding) toegewezen.
Materiële schade
De gevorderde materiële schade bestaat uit de volgende posten:
NAf 2.559,32 aan reis-en verblijfkosten t.b.v. uitvaart;
NAf 2.976,48 aan reiskosten t.b.v. uitvaart;
NAf 3.283,60 aan reis- en verblijfkosten t.b.v. opruiming woning;
NAf 1.393,83 aan verblijfkosten t.b.v. uitvaart;
NAf 1.111,19 aan verblijfkosten t.b.v. ontruiming woning;
NAf 418,82 aan diversen t.b.v. uitvaart, ontruimen woning, autohuur en brandstof autohuur;
NAf 8.959,16 aan uitvaartkosten (El Tributo);
NAf 394,94 aan rouwadvertentie Nederland;
NAf 2.651,86 aan notariskosten;
NAf 245,20 aan legalisatiekosten t.b.v. notaris;
NAf 25,00 aan E-formulier landsontvanger;
NAf 131,68 aan telefoonkosten.
Bij de beoordeling van de vorderingen voor de geleden materiele schade heeft het Gerecht een onderscheid gemaakt in materiele schade die gevorderd wordt op grond van artikel 6:108 BW en overige materiele schade.
Kosten uitvaart (kosten a, b, d, g en1)
Het Gerecht is van oordeel dat de onder a, b, d, g en h gevorderde kosten voor toewijzing vatbaar zijn. Deze kosten moeten immers beschouwd worden als kosten die in verband met de lijkbezorging zijn gemaakt, zodat deze op grond van artikel 6:108 lid 2 BW voor vergoeding in aanmerking komen. Het betreft in redelijkheid gemaakte kosten en staan in rechtstreeks verband met het door de verdachte gepleegde feit en de verdachte is daarvoor aansprakelijk. De verdachte is derhalve gehouden tot vergoeding van die schade tot een bedrag van NAf 16.283,73.
Kosten ontruiming woning (kosten c, e en f), notaris (kosten onder i, j en k) en telefoonkosten (kosten onder l)
Het Gerecht is van oordeel dat de ontruimingskosten, de kosten die zien op afdoening van de nalatenschap van het slachtoffer en de telefoonkosten niet onder de kosten van lijkbezorging vallen. De benadeelde partij kan in zoverre in dit deel van haar vordering niet worden ontvangen.
Immateriële schade
Uit de door de Hoge Raad uitgezette lijnen en de sindsdien gewezen rechtspraak volgt dat voor vergoeding van shockschade op grond van artikel 6:106 lid 1 sub b Burgerlijk Wetboek (aantasting in de persoon) slechts onder strikte voorwaarden plaats is. [26] Dergelijke immateriële schade kan voor vergoeding in aanmerking komen als door het waarnemen van het tenlastegelegde of door de directe confrontatie met de ernstige gevolgen ervan, een hevige emotionele schok bij de benadeelde partij wordt teweeggebracht, waaruit geestelijk letsel voortvloeit, hetgeen zich met name zal kunnen voordoen indien iemand tot wie de aldus getroffene in een nauwe affectieve relatie staat, als gevolg van het tenlastegelegde is gedood of gewond. Voor vergoeding van shockschade is nodig dat bij degene die de schade vordert sprake is van een psychiatrisch erkend ziektebeeld.
In casu ligt de vraag voor of aan het confrontatievereiste is voldaan. Uit de jurisprudentie kan als maatstaf worden afgeleid de vraag of de (ongewilde en onvoorbereide) waarneming van het lichaam en/of de verwondingen meteen na het misdrijf een hevige schok hebben veroorzaakt. Uit de thans voorliggende stukken volgt dat een impact in drie fasen heeft plaatsgevonden. Enige tijd na het misdrijf hebben de familieleden in het appartement van het overleden slachtoffer de markering van de contouren van zijn lichaam op de vloer waargenomen. Op een later moment, bij de schoonmaak en ontruiming van het appartement, heeft de familie ingedroogde bloedvlekken en wederom die markering van het lichaam moeten waarnemen. Tot slot vormde de crematie een derde impact.
Hoe pijnlijk voornoemde momenten ook zullen zijn geweest, dat sprake is van een directe confrontatie met de ernstige gevolgen van het bewezenverklaarde in de hierboven bedoelde betekenis kan daaruit echter niet zonder meer worden afgeleid en is in ieder geval onvoldoende vast komen te staan. Nu nader onderzoek een onevenredige belasting van het strafproces zou opleveren, zal het Gerecht de benadeelde partij niet-ontvankelijk verklaren in de gevorderde shockschade. De benadeelde partij kan dat deel van de vordering slechts bij de burgerlijke rechter aanbrengen.
Het Gerecht ziet aanleiding om met betrekking tot de toe te wijzen vorderingen telkens een schadevergoedingsmaatregel als bedoeld in artikel 1:78 van het Wetboek van Strafrecht aan de verdachte op te leggen. Voor het geval volledige betaling of volledig verhaal van het verschuldigde bedrag niet volgt, zal vervangende hechtenis van na te melden duur worden opgelegd.
De toe te wijzen bedragen alsmede de schadevergoedingsmaatregel zullen steeds hoofdelijk worden opgelegd.
Toepasselijke wettelijke voorschriften
De op te leggen straf en maatregel zijn, behalve op de reeds aangehaalde wettelijke voorschriften, gegrond op de artikelen 1:78, 1:119, 1:133, 1:136 en 1:138 van het Wetboek van Strafrecht en op artikel 413 van het Wetboek van Strafvordering, zoals deze luidden ten tijde van het bewezen verklaarde.

BESLISSING

Het Gerecht:
verklaart wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte de onder 1, 2 primair en 3 ten laste gelegde feiten heeft begaan;
verklaart niet bewezen hetgeen aan de verdachte meer of anders ten laste is gelegd dan hierboven bewezen is verklaard en spreekt hem daarvan vrij;
kwalificeert het bewezen verklaarde als hiervoor omschreven;
verklaart het bewezen verklaarde strafbaar en de verdachte daarvoor strafbaar;
veroordeelt de verdachte tot een
gevangenisstrafvoor de
8 (acht) jaren en 9 (negen) maanden;
wijst de vordering tot vergoeding van de door de benadeelde partij [benadeelde partij 1] geleden schade toe tot een bedrag van
NAf 8.650,- (zegge: achtduizend zeshonderdvijftig gulden),en veroordeelt de verdachte, die hoofdelijk voor het gehele bedrag aansprakelijk is, om dit bedrag tegen een behoorlijk bewijs van kwijting te betalen aan de benadeelde partij;
verklaart de benadeelde partij [benadeelde partij 1] in de vordering voor het overige niet-ontvankelijk en bepaalt dat deze de vordering in zoverre slechts bij de burgerlijke rechter kan aanbrengen;
legt aan de verdachte als schadevergoedingsmaatregel ten behoeve van de benadeelde partij [benadeelde partij 1] de verplichting op tot betaling aan het Land van een bedrag van
NAf 8.650,- (zegge: achtduizend zeshonderdvijftig gulden), bij gebreke van betaling of verhaal te vervangen door 1 dag hechtenis, met dien verstande dat toepassing van de vervangende hechtenis de betalingsverplichting niet opheft;
wijst de vordering tot vergoeding van de door de benadeelde partij [benadeelde partij 2] geleden schade toe tot een bedrag van
NAf 610,- (zegge: zeshonderdtien gulden),en veroordeelt de verdachte, die hoofdelijk voor het gehele bedrag aansprakelijk is, om dit bedrag tegen een behoorlijk bewijs van kwijting te betalen aan de benadeelde partij;
wijst de vordering van de benadeelde partij tot schadevergoeding voor het overige af;
legt aan de verdachte als schadevergoedingsmaatregel ten behoeve van de benadeelde partij [benadeelde partij 2] de verplichting op tot betaling aan het Land van een bedrag van
NAf 610,- (zegge: zeshonderdtien gulden), bij gebreke van betaling of verhaal te vervangen door 1 dag hechtenis, met dien verstande dat toepassing van de vervangende hechtenis de betalingsverplichting niet opheft;
wijst de vordering tot vergoeding van de door de benadeelde partij [benadeelde partij 3] geleden schade toe tot een bedrag van
NAf 16.283,73,- (zegge: zestienduizend tweehonderd drieëntachtig gulden en drieënzeventig cent),en veroordeelt de verdachte, die hoofdelijk voor het gehele bedrag aansprakelijk is, om dit bedrag tegen een behoorlijk bewijs van kwijting te betalen aan de benadeelde partij;
verklaart de benadeelde partij [benadeelde partij 3] in de vordering voor het overige niet-ontvankelijk en bepaalt dat deze de vordering in zoverre slechts bij de burgerlijke rechter kan aanbrengen;
legt aan de verdachte als schadevergoedingsmaatregel ten behoeve van de benadeelde partij [benadeelde partij 3] de verplichting op tot betaling aan het Land van een bedrag van
NAf 16.283,73,- (zegge: zestienduizend tweehonderd drieëntachtig gulden en drieënzeventig cent),bij gebreke van betaling of verhaal te vervangen door 116 (honderdzestien) dagen hechtenis, met dien verstande dat toepassing van de vervangende hechtenis de betalingsverplichting niet opheft;
veroordeelt de verdachte in de kosten door de benadeelde partijen [benadeelde partij 1], [benadeelde partij 2] en [benadeelde partij 3] gemaakt, tot op heden begroot op nihil, en in de kosten ten behoeve van de tenuitvoerlegging alsnog te maken, met dien verstande dat indien de kosten geheel of gedeeltelijk door de medeverdachte zijn betaald, verdachte in zoverre zal zijn bevrijd;
bepaalt dat, indien de verdachte heeft voldaan aan zijn verplichting tot betaling aan het Land daarmee zijn verplichting tot betaling aan de benadeelde partijen [benadeelde partij 1], [benadeelde partij 2] en [benadeelde partij 3] in zoverre komt te vervallen en andersom dat, indien de verdachte heeft voldaan aan zijn verplichting tot betaling aan de benadeelde partijen daarmee zijn verplichting tot betaling aan het Land in zoverre komt te vervallen;
bepaalt dat indien en voor zover de mededader van de verdachte (een van de) voormelde bedragen heeft betaald aan (een van) de benadeelde partijen of het Land, de verdachte in zoverre is bevrijd van voormelde verplichtingen tot betaling aan de benadeelde partijen of aan het Land.
Dit vonnis is gewezen door de rechter mr. G. Verbeek, bijgestaan door mr. P. Dingemanse, (zittingsgriffier), en op 5 mei 2023 in tegenwoordigheid van de griffier uitgesproken ter openbare terechtzitting van het Gerecht in Curaçao.
uitspraakgriffier:

Voetnoten

1.Hierna wordt, tenzij anders vermeld, telkens verwezen naar ambtsedige - en door de desbetreffende verbalisant(en) in wettelijke vorm opgemaakte - processen-verbaal en overige geschriften, die als bijlagen zijn opgenomen in diverse processen-verbaal van het Korps Politie Curaçao, Divisie Centrale Recherche, Team Roofovervallen, geregistreerd onder de onderzoeksnaam “[naam onderzoek]”.
2.Proces-verbaal van bevindingen d.d. 9 mei 2019, dossier [naam onderzoek] contra de verdachten [verdachte] en [medeverdachte], dossierpagina’s 16-17.
3.Proces-verbaal van bevindingen inbeslagname lijk / dood constatering d.d. 7 mei 2019, dossier [naam onderzoek] contra de verdachten [verdachte] en [medeverdachte], dossierpagina 13.
4.Proces-verbaal van bevindingen lijkherkenning d.d. 8 mei 2019, dossier [naam onderzoek] contra de verdachten [verdachte] en [medeverdachte], dossierpagina’s 14-15.
5.Sectierapport, opgenomen als bijlage bij het dossier [naam dossier] contra de verdachten [verdachte] en [medeverdachte].
6.Proces-verbaal van forensisch onderzoek d.d. 24 oktober 2019, opgenomen als bijlage bij het dossier [naam onderzoek] contra de verdachten [verdachte] en [medeverdachte].
7.Proces-verbaal van aangifte [slachtoffer 1] d.d. 7 mei 2019, dossier [naam onderzoek] contra de verdachten [verdachte] en [medeverdachte], dossierpagina’s 19-21.
8.Proces-verbaal van aangifte [slachtoffer 2] d.d. 7 mei 2019, dossier [naam onderzoek] contra de verdachten [verdachte] en [medeverdachte], dossierpagina’s 22-25.
9.Proces-verbaal van bevindingen van analyse camera beelden in de omgeving van [adres slachtoffers 1 en 3] d.d. 18 mei 2019, 2e aanvullend proces-verbaal dossier [adres slachtoffers 1 en 3] contra de verdachten [verdachte] en [medeverdachte], dossierpagina’s 54-69.
10.Proces-verbaal van 1e verhoor verdachte [reeds veroordeelde medeverdachte 1], proces-verbaal dossier [naam onderzoek] contra de verdachten [betrokkene 1], [reeds veroordeelde medeverdachte 2], [reeds veroordeelde medeverdachte 1] en [reeds veroordeelde medeverdachte 3], dossierpagina’s 177-183.
11.Proces-verbaal van 4e verhoor verdachte [reeds veroordeelde medeverdachte 2], proces-verbaal dossier [naam onderzoek] contra de verdachten [betrokkene 1], [reeds veroordeelde medeverdachte 2], [reeds veroordeelde medeverdachte 1] en [reeds veroordeelde medeverdachte 3], dossierpagina’s 114-119.
12.Proces-verbaal van 1e verhoor van verdachte [reeds veroordeelde medeverdachte 3] d.d. 9 juni 2019, dossier [naam onderzoek] contra de verdachten [betrokkene 1], [reeds veroordeelde medeverdachte 2], [reeds veroordeelde medeverdachte 1] en [reeds veroordeelde medeverdachte 3], dossierpagina’s 203-207.
13.Proces-verbaal van 3e verhoor van verdachte [reeds veroordeelde medeverdachte 3] d.d. 14 september 2019, dossier [naam onderzoek] contra de verdachten [betrokkene 1], [reeds veroordeelde medeverdachte 2], [reeds veroordeelde medeverdachte 1] en [reeds veroordeelde medeverdachte 3], dossierpagina’s 216-225.
14.Proces-verbaal van 4e verhoor verdachte [reeds veroordeelde medeverdachte 3] d.d. 5 december 2020, 2e aanvullend proces-verbaal onderzoek ‘[naam onderzoek]’ contra de verdachten , dossierpagina’s 17-19.
15.Proces-verbaal van fotoconfrontatie [reeds veroordeelde medeverdachte 3] – [verdachte] d.d. 05 december 2020, 2e aanvullend proces-verbaal onderzoek ‘[naam onderzoek]’ contra de verdachten [verdachte] en [medeverdachte], dossierpagina’s 38-40.
16.Proces-verbaal van fotoconfrontatie [reeds veroordeelde medeverdachte 3] – [medeverdachte] d.d. 05 december 2020, 2e aanvullend proces-verbaal onderzoek ‘[naam onderzoek]’ contra de verdachten [verdachte] en [medeverdachte], dossierpagina’s 41-43.
17.Proces-verbaal van 5e verhoor verdachte [reeds veroordeelde medeverdachte 3] d.d. 16 december 2020, 2e aanvullend proces-verbaal onderzoek ‘[naam onderzoek]’ contra de verdachten [verdachte] en [medeverdachte], dossierpagina’s 21-26.
18.Proces-verbaal van 6e verhoor verdachte [reeds veroordeelde medeverdachte 3] d.d. 17 december 2020, 2e aanvullend proces-verbaal onderzoek ‘[naam onderzoek]’ contra de verdachten [verdachte] en [medeverdachte], dossierpagina’s 27-30.
19.Verklaring van de verdachte ter terechtzitting van het Gerecht in eerste aanleg van 14 april 2023, zoals die eventueel later -indien tegen dit vonnis hoger beroep wordt ingesteld- in het proces-verbaal van die terechtzitting zal worden weergegeven.
20.Tapgesprek van 8 juli 2019 om 11:43 a.m., opgenomen als bijlage bij het dossier [naam onderzoek] contra de verdachten [verdachte] en [medeverdachte].
21.Tapgesprek van 13 juli 2019 om 8.12 p.m., opgenomen als bijlage bij het dossier [naam onderzoek] contra de verdachten [verdachte] en [medeverdachte].
22.Proces-verbaal van verhoor getuige [buurvrouw slachtoffer 3] d.d. 21 mei 2019 (in de aanhef staat 2018; het Gerecht begrijpt: 2019), proces-verbaal onderzoek ‘[naam onderzoek]’ contra de verdachten [verdachte] en [medeverdachte], dossierpagina’s 28-30.
23.Dit tapgesprek is weergegeven in het proces-verbaal van 5e verhoor verdachte [reeds veroordeelde medeverdachte 3] d.d. 16 december 2020, 2e aanvullend proces-verbaal onderzoek ‘[naam onderzoek]’ contra de verdachten [verdachte] en [medeverdachte], dossierpagina’s 21-26.
24.Dit tapgesprek is weergegeven in het proces-verbaal van 6e verhoor verdachte [reeds veroordeelde medeverdachte 3] d.d. 17 december 2020, 2e aanvullend proces-verbaal onderzoek ‘[naam onderzoek]’ contra de verdachten [verdachte] en [medeverdachte], dossierpagina’s 27-30.
25.Proces-verbaal van aangifte van [reeds veroordeelde medeverdachte 3] van bedreiging tegen het leven gericht van 22 januari 2020, 2e aanvullend proces-verbaal onderzoek ‘[naam onderzoek]’ contra de verdachten [verdachte] en [medeverdachte], dossierpagina’s 13-16.
26.HR 22 februari 2002 ECLI:NL:HR:2002:AD5356 en HR 9 oktober 2009 ECLI:NL:HR:2009:BI8583.