ECLI:NL:OGEAC:2023:298

Gerecht in eerste aanleg van Curaçao

Datum uitspraak
20 maart 2023
Publicatiedatum
24 november 2023
Zaaknummer
CUR20213335
Instantie
Gerecht in eerste aanleg van Curaçao
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Aansprakelijkheid van vergunninghouder in gokzaak en rechtsgeldigheid van cessie van vordering

In deze zaak, die voor het Gerecht in eerste aanleg van Curaçao is behandeld, vordert de stichting SBGOK (de stichting Belangenbehartiging Gedupeerden Online Kansspelen) een betaling van € 11.194,30 van de naamloze vennootschap GSP (Gaming Services Provider N.V.). De vordering is gebaseerd op een vermeende onrechtmatige daad van GSP, die volgens SBGOK in strijd met de Landsverordening 'buitengaatse hazardspelen' heeft gehandeld door haar vergunning voor het exploiteren van een online casino over te dragen aan een derde partij, het casino. SBGOK stelt dat de speler, die een account had bij het casino, zijn vordering op het casino heeft gecedeerd aan SBGOK, maar dat het casino de speler zijn winst niet heeft uitbetaald.

Het Gerecht heeft in zijn beoordeling de rechtsvraag behandeld of de vordering van SBGOK in strijd is met artikel 7A:1807 BW, dat een rechtsvordering ter zake van een schuld uit spel of weddenschap verbiedt. Het Gerecht concludeert dat de maatschappelijke opvattingen omtrent kansspelen zijn veranderd en dat verbintenissen uit kansspelen in een casino in rechte afdwingbaar moeten zijn. Het Gerecht oordeelt dat GSP aansprakelijk is voor de gevolgen van de onrechtmatige daad van het casino, omdat GSP de exploitatie van het casino heeft uitbesteed en daarmee verantwoordelijk blijft voor de naleving van de vergunningsvoorwaarden.

De zaak is verwezen naar een rolzitting om de omvang van de vordering vast te stellen, waarbij GSP verplicht is om een overzicht van het verloop van het account van de speler over te leggen. Het Gerecht houdt verdere beslissingen aan totdat deze informatie is verstrekt.

Uitspraak

GERECHT IN EERSTE AANLEG VAN CURAÇAO

Zaaknummer: CUR202103335
Vonnis van 20 maart 2023
in de zaak van
de stichting
DE STICHTING BELANGENBEHARTIGING GEDUPEERDEN ONLINE KANSSPELEN (SBGOK),
gevestigd in Curaçao,
eiseres,
gemachtigde: mr. R.E.F.A. Bijkerk,
tegen
de naamloze vennootschap
GAMING SERVICES PROVIDER N.V.,
gevestigd in Curaçao,
gedaagde,
gemachtigde: mrs. A.C. van Hoof en L.S. Davelaar.
Partijen worden hierna SBGOK en GSP genoemd.

1.Het procesverloop

1.1.
Het procesverloop blijkt uit:
  • het incidentele vonnis van 4 april 2022 en de daarin genoemde processtukken,
  • de conclusie van dupliek van GSP, met producties,
  • de akte uitlating producties zijdens SBGOK.
1.2.
Vonnis is bepaald op vandaag.

2.De feiten

2.1
GSP stelt zich blijkens de inschrijving in het handelsregister van de Kamer van Koophandel onder meer de exploitatie van hazardspelen ten doel.
2.2
Bij Landsbesluit van 18 augustus 1998 heeft de gouverneur aan GSP krachtens de Landsverordening ‘buitengaatse hazardspelen’ (verder: de Landsverordening) vergunning verleend tot het exploiteren van (wat ondertussen is gaan heten) online casino's. De vergunning is niet overgelegd maar het staat vast dat deze gelijkluidend is met de vergunning die is verleend aan Antillephone N.V. (productie 1 bij het verzoekschrift). De vergunning bepaalt onder andere:
Artikel 12 1. De apparatuur en de programmatuur is zodanig dat alle communicatie tussen de vergunninghouder en de speler wordt bewaard tenminste gedurende de periode dat het prijzengeld opeisbaar is. 2. De opgeslagen communicatie geldt als bewijsmateriaal in geval van een eventueel verschil van mening tussen de vergunninghouder en een speler.
Artikel 16 1. De vergunninghouder houdt dagelijks een overzicht bij van de gespeelde hazardspelen, het aantal keren dat elk spel gespeeld is, de daarbij gepleegde inzetten en het behaalde prijzengeld.
Artikel 17
1. De vergunninghouder draagt zorg dat bekend is aan de speler: b. hoeveel hij heeft gewonnen c. binnen hoeveel tijd na afloop van het spel het prijzengeld beschikbaar is. 2. Het prijzengeld wordt in door de vergunninghouder bekend gemaakt valuta betaalbaar gesteld.
3. De vergunninghouder draagt steeds zorg over voldoende middelen te beschikken om het prijzengeld uit te betalen.
2.3
De Landsverordening bepaalt in artikel 3 lid 1 dat de vergunning niet voor overdracht vatbaar is. De Minister van Financiën heeft bij brief aan een andere vergunninghouder (productie 2 bij de repliek) bevestigd dat het de (hoofd)vergunninghouder krachtens de Landsverordening niet is toegestaan om als zodanig te opereren ten aanzien van sub-vergunninghouders. De Minister heeft in deze brief overigens laten weten dat de door de betrokken (hoofd)vergunninghouder gewenste “constructie” eenvoudig langs contractuele weg is te realiseren, door het aangaan van contracten met Information Providers die op basis en onder verantwoordelijkheid van de vergunning van de vergunninghouder kunnen opereren bij de daadwerkelijke aanbieding van hazardspelen.
2.4
GSP heeft haar vergunning in wat zij noemt sub-licentie verstrekt aan onder (veel) anderen Galaxy Group Ltd., gevestigd te Tortola (verder ook: “ het casino” ), die een online casino heeft geëxploiteerd onder de naam betjoe.com. Daarvoor heeft GSP met gebruikmaking van het wapen van en de naam “Government of Curacao” en haar eigen naam in hetzelfde logo een “verified” licentie verstrekt aan de zogenoemde sub-licentiehouders.
2.5 [
naam speler] uit Kroatië (verder: de speler) heeft bij het casino een account geopend en gespeeld. De (vermeende) speler heeft zijn (vermeende) vordering uit de kansspelovereenkomst met het casino verkocht aan SBGOK bij overeenkomst (
sale and purchase agreement, productie 5 bij de repliek), en overgedragen bij akte van cessie (
deed of assignment, productie 5 bij het verzoekschrift). De speler en het casino, thans GSP, verschillen van mening over het saldo op de account van de speler bij het casino op het moment dat het casino dicht ging.

3.Het geschil

3.1
SBGOK vordert de veroordeling van GSP om aan haar € 11.194,30 althans de tegenwaarde daarvan in Antilliaanse Courant te betalen, te vermeerderen met 15% buitengerechtelijke incassokosten en met de wettelijke rente vanaf 1 juli 2020 tot de dag van voldoening. SBGOK legt, kort gezegd, aan de vordering het volgende ten grondslag. GSP heeft onrechtmatig want in strijd met het verbod in de Landsverordening de exploitatie van een online casino overgedragen aan een derde (het casino) en daarover misleidende informatie verspreid, althans heeft onrechtmatig gehandeld of is ten minste aansprakelijk krachtens artikel 6:171 BW doordat het casino een fout heeft gemaakt. De fout bestaat uit de weigering van het casino om aan de speler de winst uit te betalen waar hij recht op had. Wat SBGOK verder heeft aangevoerd, beschouwt het Gerecht als subsidiair, dat wil zeggen dat er niet op hoeft te worden ingegaan als de vordering op een van de voorgaande gronden wordt toegewezen.
3.2
GSP betwist haar betalingsverplichting op meerdere gronden: (1) artikel 7A:1807 BW verbiedt een rechtsvordering ter zake van een schuld uit spel of weddenschap (2) er is geen sprake van een overdracht van de vergunning; de sub-licentiëring is een legale praktijk
(3) de derde is geen “niet-ondergeschikte” als bedoeld in art. 6:171 BW (4) GSP heeft er alles aan gedaan om te zorgen dat spelers schadeloos werden gesteld
(5) de koopovereenkomst en de cessie zijn niet geldig althans het staat niet vast dat deze zijn ondertekend door de speler (6) de vordering, als die er is, bedraagt ten hoogste Euro 2.057,00. GSP lijkt abuis waar zij bij dupliek ingaat op de toepasselijkheid van haar algemene voorwaarden, die SBGOK niet heeft betwist.

4.De beoordeling

Het gerecht zal de vordering en het verweer beoordelen in de hiervoor onder 3.2 gegeven volgorde.
Artikel 7A:1807 BW
4.1
Het gerecht heeft eerder beslist op de rechtsvraag of het verbod van een rechtsvordering ter zake van een schuld uit spel of weddenschap in artikel 7A:1807 BW, waarvan krachtens artikel 7A:1809 BW niet kan worden afgeweken, aan een vordering als deze in de weg staat. Verwezen wordt naar het vonnis van 13 juni 2022 inzake SBGOK/SG International (ECLI:NL:OGEAC:2022:193). De kern van de beslissing in die zaak, rechtsoverwegingen 4.10, 4.11 en 4.12, volgt het Gerecht in deze zaak en is als volgt. Deze wetsregel heeft zijn oorsprong in de maatschappelijke opvatting dat spel en weddenschap voor geld in strijd zijn met de goede zeden. Die gedachte is heden ten dage niet meer algemeen geldend, anders hadden de regering en de wetgever casino's niet gelegaliseerd en zelfs gestimuleerd, zoals zij met de Landsverordening hebben gedaan. Het gevolg van deze legalisering, een aanpassing aan gewijzigde maatschappelijke opvattingen, is dat verbintenissen uit kansspelen in een casino in rechte afdwingbaar moeten zijn. Het staat overigens een partij als GSP in redelijkheid niet vrij om zich op dit verbod te beroepen. Zij biedt immers tegen betaling online kansspelen aan en zou zich dan met dit beroep aan haar betalingsverplichting kunnen onttrekken omdat die in rechte niet afdwingbaar zou zijn. Dat is onaanvaardbaar.
Rechtmatigheid sub-licentie
4.2
Het gerecht laat In het midden of de ingebruikgeving door GSP van haar vergunning aan het casino kan worden aangemerkt als een overdracht in de zin van de Landsverordening (die verboden is, zie 2.3 hierboven). Is dat het geval, dan zou die ingebruikgeving nietig kunnen zijn. Hoe dan ook: onrechtmatig is de ingebruikgeving, onder de minimale waarborgen voor naleving van de Landsverordening en de vergunningsvoorwaarden waaronder deze heeft plaatsgevonden, zeker. Het gerecht heeft dit inmiddels meermalen beslist, evenals het Hof in zijn vonnis van 14 april 2020 inzake Cyberluck/curator Stacktrace (ECLI:NL:OGHACMB:2020:77). Kort gezegd: de Landsverordening en de vergunning scheppen waarborgen voor de consument (speler) dat de vergunninghouder opereert overeenkomstig de regels van
fair playdie in de Landsverordening en de vergunning zijn verwoord. Daarbij hoort de regel dat behaalde winsten worden uitgekeerd (artikel 17 van de vergunning). GSP is voor de naleving van die regels verantwoordelijk en daarop wordt door het Land toezicht gehouden, waardoor overtredingen kunnen worden gesanctioneerd jegens de vergunninghouder. De derde aan wie de vergunning in sub-licentie wordt verstrekt, is aan generlei preventief of repressief toezicht onderworpen: die kan als het ware zijn gang gaan. Deze wijze van ingebruikgeving door GSP aan het casino doet de rechtsbescherming van spelers in zodanige mate teniet dat sprake is van onrechtmatig handelen jegens de individuele speler.
Artikel 6:171 BW
4.3
Ook over de aansprakelijkheid van de vergunninghouder onder dit artikel is meermalen beslist: daarvan is sprake. GSP rekent de exploitatie van online casino’s tot haar bedrijfsvoering en heeft die uitbesteed een derde: het casino. Objectief kan dit niet anders worden gezien dan als een opdracht aan het casino om werkzaamheden ter uitoefening van het bedrijf van GSP te verrichten. Ook subjectief, vanuit het oogpunt van de speler, is sprake van een zekere eenheid van bedrijfsvoering, gelet alleen al op de presentatie naar buiten (zie 2.4). De weigering van het casino om de speler te geven wat hem toekomt is een fout - een toerekenbare onrechtmatige daad - als in dit artikel bedoeld, die ook GSP kan worden aangerekend althans voor de gevolgen waarvan zij risico-aansprakelijk is.
Toezicht
4.4
De hiervoor onder 2.3 en 3.2 bedoelde verantwoordelijkheid kan GSP dus niet ‘wegcontracteren’, zoals hiervoor overwogen. Evenmin kan zij die verantwoordelijkheid ontgaan door het toezicht dat het Land op haar zou hebben gehouden wanneer zij het casino zelf zou hebben geëxploiteerd, op haar beurt te houden op de derde aan wie zij die exploitatie heeft uitbesteed. Alleen al omdat haar toezicht geen sancties kent en zij het gedrag van haar ‘onderaannemer’ nauwelijks kan beïnvloeden. Overigens is er niet van gebleken dat GSP in een mate van betekenis daadwerkelijk toezicht heeft uitgeoefend. Het moge zo zijn dat GSP de casino ’s waarmee zij zaken doet zorgvuldig heeft geselecteerd en haar best heeft gedaan om te zorgen dat het casino bij de sluiting haar schulden aan spelers zou voldoen, maar ten aanzien van deze speler is dat kennelijk niet gelukt. Dit is strijdig met GSP’s plicht volgens artikel 17 lid 3 van de vergunning.
Cessie en titel
4.5
Aan de cessie ligt als titel de koopovereenkomst tussen de speler en SBGOK ten grondslag (in kopie overgelegd als productie 5 bij de repliek). Anders dan GSP meent, is de voldoening door de cedent (de speler) aan het verlangen van de debitor cessus (het casino) van een gewaarmerkt uittreksel van deze titel en de akte van cessie (in kopie overgelegd als productie 5 bij het verzoekschrift), geen vereiste voor het bewijs daarvan. GSP heeft, voordat zij hem toeliet om te spelen in het casino, de identiteit van de speler geverifieerd, had dat althans moeten doen. Zij moet dus in staat zijn geweest om ten aanzien van de ondertekening van de akte van cessie door de persoon die bij het casino als speler stond geregistreerd, gronden voor gerede twijfel te formuleren. In de plaats daarvan heeft zij volstaan met een ontkenning dat de speler zijn vordering aan SBOGK zou hebben gecedeerd. Die ontkenning is aldus onvoldoende gemotiveerd. Het Gerecht gaat uit van de geldigheid van de cessie.
Hoogte van de vordering
4.6
SBGOK verwijst voor het bewijs van de omvang van haar vordering naar een screenprint met een openstaand bedrag van € 11.194,30. GSP verwijst naar een, in de overgelegde kopie onleesbaar, overzicht (productie 1 bij het antwoord) van stortingen en opnames van de speler, waaruit zou volgen dat het casino hoogstens € 2.057 aan hem verschuldigd was. Zoals volgt uit hetgeen hiervoor is overwogen en beslist, is GSP verplicht tot betaling van de schuld van het casino aan de speler, thans aan SBGOK. De omvang van die schuld kan het gerecht nog niet vaststellen. Volgens de hoofdregel moet degene die een rechtsfeit aan zijn vordering ten grondslag legt dat door de andere partij wordt betwist, dat feit bewijzen. Het gerecht ziet aanleiding om het hier anders te doen. Van de speler kan in redelijkheid niet kan worden verlangd om met terugwerkende kracht inzicht te geven in het verloop van zijn account bij het casino, terwijl dit van GSP juist wel kan worden verlangd. Van GSP kan het zelfs kan worden gevergd, gelet op haar bewaarplicht in artikel 12 lid 1 en de bewijskracht van haar administratie in artikel 12 lid 2 van vergunning (zie 2.2 hierboven).
Slotsom
4.7
Het gerecht is hierboven voor zo veel mogelijk vooruitgelopen op de eindbeslissing. Het gerecht kan die beslissing echter pas nemen nadat de omvang van de vordering is vastgesteld. De zaak wordt verwezen naar de hieronder te noemen rolzitting waar GSP een waarheidsgetrouw overzicht van het verloop van het account van de speler over dient te leggen, waaruit het eindsaldo van diens account bij het casino blijkt. Vervolgens zal SBGOK zich hierover bij antwoordakte kunnen uitlaten. Daarna is de zaak klaar voor eindvonnis.

5.De beslissing

Het gerecht:
5.1.
verwijst de zaak naar de rolzitting van 17 april 2023 waar GSP een akte dient te nemen van de hiervoor onder 3.7 genoemde inhoud;
5.2.
houdt iedere verdere beslissing aan.
Dit vonnis is gewezen door mr. C.E.M. Nootenboom-Lock, rechter, en in het openbaar uitgesproken.