ECLI:NL:OGEAC:2023:36

Gerecht in eerste aanleg van Curaçao

Datum uitspraak
13 maart 2023
Publicatiedatum
14 maart 2023
Zaaknummer
CUR202102521
Instantie
Gerecht in eerste aanleg van Curaçao
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Rechtsgeldigheid cessie en aansprakelijkheid vergunninghouder in online kansspelen

In deze zaak, die werd behandeld door het Gerecht in eerste aanleg van Curaçao, vorderde de stichting SBGOK (de stichting Belangenbehartiging Gedupeerden Online Kansspelen) betaling van EUR 32.000 van de naamloze vennootschappen VWS en GSP. De vordering was gebaseerd op een cessie van een vordering van een speler die had gespeeld in een online casino, beheerd door VWS en GSP. De speler had een bonus ontvangen die hij niet had aangevraagd en die aan bepaalde voorwaarden was verbonden. SBGOK stelde dat de speler zijn vordering aan haar had overgedragen, maar GSP betwistte de rechtsgeldigheid van deze cessie en voerde aan dat de vordering niet afdwingbaar was op grond van de wetgeving omtrent gokken.

Het gerecht oordeelde dat SBGOK voldoende bewijs had geleverd voor de rechtsgeldigheid van de cessie, ondanks het ontbreken van gewaarmerkte uittreksels. Het gerecht verwierp het verweer van GSP dat de vordering niet afdwingbaar was omdat deze voortvloeide uit een spel of weddenschap. Het gerecht verwees naar eerdere rechtspraak die bevestigde dat de verbintenissen die voortvloeien uit gokken in online casino's rechtens afdwingbaar zijn. Bovendien oordeelde het gerecht dat GSP hoofdelijk aansprakelijk was voor de uitbetaling van het saldo van de speler, omdat zij de vergunninghouder was en haar verantwoordelijkheden niet kon afschuiven op een derde partij.

De zaak werd aangehouden voor verdere behandeling, waarbij SBGOK de gelegenheid kreeg om het saldo van de speler te specificeren. Het gerecht benadrukte dat partijen vrij stonden om een minnelijke regeling te onderzoeken.

Uitspraak

GERECHT IN EERSTE AANLEG VAN CURAÇAO

Zaaknummer: CUR202102521
Vonnis d.d. 13 maart 2023
inzake
de stichting
DE STICHTING BELANGENBEHARTIGING GEDUPEERDEN ONLINE KANSSPELEN (SBGOK),
gevestigd in Curaçao,
eiseres,
gemachtigde: mr. R.E.F.A. Bijkerk,
tegen

1.de naamloze vennootschapVEGA WORLD SOLUTIONS N.V.,

gevestigd in Curaçao,
gedaagde,
niet verschenen, en

2.de naamloze vennootschapGAMING SERVICES PROVIDER N.V.,

gevestigd in Curaçao,
gedaagde,
gemachtigden: mrs. L.S Davelaar en A.C. van Hoof.
Partijen worden hierna SBGOK, VWS en GSP genoemd.

1.Het procesverloop

1.1.
Het procesverloop blijkt uit:
  • het incidentele vonnis van 20 juni 2022 en de daarin genoemde gedingstukken,
  • de conclusie van dupliek,
  • de akte uitlating producties van SBGOK,
  • de mondelinge behandeling van 24 januari 2023,
  • de pleitnotities van mr. Bijkerk voornoemd.
1.2.
Vonnis is bepaald op vandaag.
2. De feiten
2.1.
GSP beschikt over een vergunning voor het exploiteren van een online casino. GSP heeft deze exploitatie contractueel uitbesteed aan derden, waaronder VWS die (onder meer) het online casino galemartin.com (hierna: het casino) exploiteert. VWS betaalt daarvoor een vergoeding aan GSP.
2.2.
SBGOK is een stichting die op 25 maart 2019 is opgericht met als statutaire doel om onder andere de belangen van gedupeerden van online kansspelen te behartigen, het inschakelen van advocaten en eventuele andere professionele dienstverleners bij de incasso van vorderingen van gedupeerde spelers en het financieel en anderszins steunen van gedupeerde spelers en het eventueel overnemen van hun vorderingen.
2.3.
Een speler uit het Verenigd Koninkrijk, [naam 1] (hierna: de speler), heeft een account aangemaakt bij het casino. Hij heeft stortingen gedaan en gespeeld.
2.4.
Op enig moment heeft het casino een bonus op het account van de speler gestort. Tussen de speler en het casino is chatcorrespondentie gevoerd over het (gebruik van) de bonus.
2.5.
In het dossier bevinden zich twee onderhandse akten genaamd ‘SALE AND PURCHASE AGREEMENT’ (hierna: de koopovereenkomst) en ‘DEED OF ASSIGNMENT’ (hierna: de akte van cessie), beide van 16 september 2020, door SBGOK ondertekend op 23 september 2020, waarin – in de kern – staat dat de speler zijn vordering heeft verkocht respectievelijk overgedragen aan SBGOK.
2.6.
Bij vonnis van 3 mei 2021 heeft het gerecht VWS en GSP – kort gezegd – veroordeeld tot verstrekking van een kopie van voornoemde chatcorrespondentie.
2.7.
Uit de chatcorrespondentie op 3 september 2020 blijkt het volgende, voor zover relevant:
“(…)
Visitor [de speler]: if I have been given a bonus, I don’t want it if it has some big wagering requirement
Visitor: if it’s 30x or something like that, I don’t want the bonus!
(…)
[naam 2] [het casino]: the wagering requirement for this bonus is (deposit+bonus)*40
Visitor: i didn’t ask for the bonus and I wasn’t expecting it
Visitor: no, please remove it
(…)
[naam 2]: you have played with the free spins
[naam 2]: then started playing with the bonus
Visitor: Yes, but I didn’t know about it!
(…)
Visitor: i haven’t got through my original deposit
Visitor: I didn’t ask for the bonus
Visitor: I stopped playing as soon as I saw the balance
Visitor: i thought the free spins was just a promo on its own
(…)
[naam 2]: okay I can stop future bonuses but I cannot remove current one
Visitor: but I didn’t ask for this one and I don’t want a 40x wagering requirement!
Visitor: and I haven’t used it!
Visitor: ive wagered a small amount which is still within what I deposited!
(…)”

3.Het geschil

3.1.
SBGOK vordert – samengevat – dat het gerecht bij uitvoerbaar bij voorraad te verklaren vonnis VWS en GSP hoofdelijk veroordeelt tot betaling aan SBGOK van EUR 32.000, te vermeerderen met de buitengerechtelijke incassokosten en de wettelijke rente, met veroordeling van VWS en GSP in de kosten.
3.2.
VWS is niet verschenen. GSP voert gemotiveerd verweer en concludeert tot niet-ontvankelijkverklaring van SBGOK, althans afwijzing van de vordering.
3.3.
Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, ingegaan.

4.De beoordeling

Cessie
4.1.
GSP voert allereerst aan dat SBGOK geen gewaarmerkt uittreksel van de akte van cessie en haar titel aan GSP heeft overgelegd. De documenten van de speler zijn bovendien niet voorzien van een apostille als bedoeld in het apostilleverdrag, waardoor de inhoud van de documenten niet geverifieerd kan worden. Er is dan ook geen bewijs voorhanden dat er een geldige titel aan de overdracht ten grondslag heeft gelegen en dat van een geldige overdracht sprake is geweest. SBGOK kan daarom het beweerdelijke recht dat zij pretendeert te bezitten niet jegens GSP uitoefenen. Omdat SBGOK niet vorderingsgerechtigd is, dient zij niet-ontvankelijk te worden verklaard, aldus GSP.
4.2.
SBGOK handhaaft dat de speler zijn vordering aan haar heeft overgedragen. SBGOK heeft GSP hiervan schriftelijk op de hoogte gesteld, waarbij ook een kopie van de akte van cessie is bijgevoegd. Daarnaast heeft SBGOK op verzoek van GSP de koopovereenkomst, evenals een kopie van zijn rijbewijs overgelegd. Er is geen enkele reden om te twijfelen aan de echtheid van de handtekening. Voor zover GSP twijfelt of de speler zijn vordering daadwerkelijk heeft overgedragen, had zij op een eenvoudige wijze de speler hierover kunnen benaderen aangezien zij alle contactgegevens van de speler heeft, aldus SBGOK.
4.3.
Het gerecht merkt allereerst op dat het verstrekken van uittreksels als bedoeld in artikel 3:94, vierde lid van het Burgerlijk Wetboek (BW) geen voorwaarde is voor de geldigheid van de overdracht. Het uitgangspunt bij de beoordeling van de rechtsgeldigheid van de cessie is dat de stelplicht en de bewijslast dat de cessie rechtsgeldig is op SBGOK rust. Zij heeft in beginsel aan haar stelplicht voldaan als de akte aan de in de artikel 3:94, eerste lid van het Burgerlijk Wetboek (BW) gestelde vereisten voldoet. Dat betekent dat daaraan is voldaan als de akte van cessie aan GSP is medegedeeld en een uittreksel van die akte en de daaraan ten grondslag liggende titel aan haar is overgelegd. Gewaarmerkte uittreksels of een notariële echtheidsverklaring (met apostille), zoals GSP in deze procedure verlangt, zijn geen bewijsvereiste waaraan moet zijn voldaan om de echtheid van de ondertekening te bewijzen. Krachtens artikel 131 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering (Rv) kunnen alle door de wet niet uitgesloten middelen als bewijs dienen en is de rechter vrij in de waardering van het bewijs. Het ligt in dat licht op de weg van GSP om in het kader van haar verweer nader toe te lichten en zo nodig te onderbouwen dat en waarom aan de geldigheid van de cessie op redelijke gronden moet worden getwijfeld.
4.4.
SBGOK heeft de koopovereenkomst (dus een titel) overgelegd, waarin – samengevat – staat dat de speler zijn (gepretendeerde) vordering aan SBGOK heeft verkocht. Voorts heeft SBGOK de akte van cessie overgelegd waaruit volgt dat de speler deze (gepretendeerde) vordering aan SBGOK heeft overgedragen. Met deze onderhandse akten, die aan GSP zijn medegedeeld en waarvan een uittreksel aan haar is overgelegd, heeft SBGOK de rechtsgeldigheid van de cessie voldoende onderbouwd. GSP heeft de betwisting uitsluitend gebaseerd op het ontbreken van gewaarmerkte uittreksels en apostille. Het gerecht overweegt dat, gelet op de geldende regelgeving in het kader van ‘Know Your Client’ (hierna: KYC), ervan uitgegaan mag worden dat GSP de identiteit van de speler heeft gecontroleerd. Gelet op de informatie waarover GSP uit hoofde van de KYC hoort te beschikken, is het enkele standpunt dat er geen gewaarmerkte uittreksels van de akten zijn overgelegd en dat de akten niet zijn voorzien van een apostille onvoldoende ter betwisting van de echtheid daarvan. Nu GSP niet heeft onderbouwd waarom aan de inhoud van de overgelegde akten getwijfeld moet worden, faalt haar verweer.
Spel en weddenschap
4.5.
GSP stelt dat artikel 7A:1807 BW geen rechtsvordering toestaat ter zake van een schuld die uit spel of uit weddenschap is voortgesproten. Ingevolge artikel 7A:1809 BW kan op generlei wijze worden afgeweken van voornoemd artikel. Het aanbieden van online casinodiensten op Curaçao is nog steeds verboden en op zedelijke en maatschappelijke gronden afkeuringswaardig. Daarom dient de vordering van SBGOK te worden afgewezen.
4.6.
SBGOK voert daartegen aan dat de wetgever middels de Landsverordening buitengaatse hazardspelen 1993 heeft beoogd om door een vergunningstelsel (inmiddels) online hazardspelen te legaliseren en te organiseren, waarbij spelers onder meer recht op uitbetaling hebben. GSP biedt de gelegenheid om te gokken, zonder daarbij te vermelden dat als er gewonnen wordt het casino niet kan worden gedwongen om uit te betalen. Onder verwijzing naar de rechtspraak van het gerecht stelt SBGOK dat haar vordering wel degelijk rechtens afdwingbaar is.
4.7.
Het gerecht verwijst op dit punt naar zijn uitspraak van 13 juni 2022 (ECLI:NL:OGEAC:2022:193), waarin is geoordeeld dat gokken in online casino’s niet valt aan te merken als ‘spel en weddenschap’ in de zin van artikel 7A:1807 BW. De verbintenissen die zijn gebaseerd op gokken in online casino’s zijn, gelet op de Landsverordening buitengaatse hazardspelen 1993, rechtens afdwingbaar. Deze casus is volledig vergelijkbaar. Hetgeen GSP in dit kader naar voren heeft gebracht, noopt niet tot een ander oordeel. Dit betoog van GSP faalt derhalve.
Aansprakelijkheid GSP
4.8.
SBGOK stelt dat GSP eveneens (hoofdelijk) aansprakelijk is ingevolge artikel 6:171 BW. Zij is immers de partij die een vergunning heeft om een casino te exploiteren. Als zij dat door een derde laat doen, dan gebeurt zulks onder haar volledige verantwoordelijkheid. Dit betekent dat GSP gehouden is het prijzengeld beschikbaar te stellen en daar niet aan ontkomt door een andere partij ‘tussen te schuiven’. GSP is dus eveneens gehouden tot uitbetaling van het saldo van de speler aan SBGOK.
4.9.
GSP betwist dat VWS bij de uitvoering van haar werkzaamheden een fout heeft gemaakt in de zin van artikel 6:171 BW. Bovendien geldt dat VWS niet kan worden beschouwd als een ‘niet-ondergeschikte’, omdat zij niet deelneemt aan de bedrijfsuitoefening van GSP. Daarbij komt dat GSP haar verantwoordelijkheid neemt voor het gedrag van VWS, in die zin dat zij onder meer toezicht houdt op naleving van de vergunningsvoorwaarden.
4.10.
Het gerecht is, onder verwijzing naar het vonnis van 9 mei 2022 van dit gerecht (ECLI:NL:OGEAC:2022:121), van oordeel dat GSP aansprakelijk kan worden gehouden op de voet van het bepaalde in artikel 6:171 BW. GSP heeft immers als vergunninghouder haar werkzaamheden ingevolge de vergunning uitbesteed aan VWS, een niet-ondergeschikte. Deze casus is dus volledig vergelijkbaar. Het gerecht ziet in hetgeen GSP heeft aangevoerd geen aanleiding om thans anders te oordelen, temeer niet daar disculpatie bij aansprakelijkheid op grond van artikel 6:171 BW niet mogelijk is. Voor toewijzing van de vordering dient echter wel vast komen te staan dat sprake is van een fout van VWS. Dat zal hierna worden beoordeeld.
Uitbetaling saldo
4.11.
SBGOK stelt dat het casino een bonus op het account van de speler heeft gestort nadat hij opnieuw geld had gestort en een bedrag had gewonnen. Toen de speler zag dat hij een bonus had gekregen, heeft hij meteen contact met het casino opgenomen omdat hij geen bonus wilde. Het casino heeft geweigerd de bonus terug te nemen. Daarom is de speler verder gaan spelen en won snel een jackpot, waardoor zijn saldo ruim EUR 32.000 werd. Vanwege de opgedrongen bonus kon hij dat bedrag niet opnemen, omdat hij niet aan de ‘wagering requirement’ had voldaan die volgens het casino aan de bonus was verbonden. Het casino heeft niet het recht om een speler eenzijdig en tegen zijn zin een bonus op te dringen, zeker niet een bonus waar zeer nadelige voorwaarden aan zijn verbonden. Zulks niet op grond van de algemene voorwaarden van het casino en ook niet anderszins, aldus nog steeds SBGOK. Volgens SBGOK zijn de bonusvoorwaarden niet van toepassing en heeft de speler recht op uitbetaling van het bedrag van EUR 32.000 dat hij heeft gewonnen en waarvan hij om uitbetaling heeft gevraagd.
4.12.
GSP voert daartegen aan dat de speler een bonus ten belope van EUR 500 en 20 gratis ‘spins’ heeft gekregen en daarmee is gaan gokken. Op het moment dat de speler had verzocht om het terug te draaien, kon dit niet plaatsvinden omdat hij reeds had gegokt met de bonus. De bonus is ook niet opgedrongen. Het gaat om een bonus die het casino op grond van haar algemene voorwaarden aan de speler mag toekennen en welke de speler vaker toegekend heeft gekregen zonder er met een woord over te reppen. Het toekennen van bonussen aan spelers van online casino’s is gebruikelijk. GSP kan niet aansprakelijk worden gehouden nu de speler bonussen heeft gekregen die niet teruggedraaid konden worden omdat hij de bonus al had vergokt. Het casino heeft de speler reeds een bedrag van rond EUR 2.200 uitgekeerd. Zijn saldo bedroeg dan ook nihil, waarna hij zijn account heeft gesloten.
4.13.
Het gerecht stelt vast dat uit de chatcorrespondentie volgt dat de speler, nog daargelaten of het casino op basis van de toepasselijke algemene voorwaarden een bonus aan een speler mag toekennen, het casino meermaals heeft gevraagd om de bonus terug te nemen op het moment dat hij door de hoogte van zijn saldo erachter kwam dat hem ongevraagd een bonus was toegekend. Omdat de bonus niet teruggedraaid kon worden, volgens VWS omdat de speler al daarmee had gespeeld, is hij verder gaan spelen. Thans vordert SBGOK (primair) een bedrag van EUR 32.000, zijnde het saldo nadat de speler verder is gaan spelen met de bonus. Het gerecht is van oordeel dat SBGOK geen aanspraak kan maken op betaling van dat saldo, omdat de hoogte daarvan verband houdt met de toegekende bonus die hij uitdrukkelijk niet wilde en aan die bonus voorwaarden zijn verbonden. SBGOK heeft alleen aanspraak op betaling van het saldo van de speler direct vóórdat hem op 3 september 2020 een bonus werd toegekend. Vaststaat dat het casino te dien aanzien niet aan haar betalingsverplichting heeft voldaan.
4.14.
Deze fout van het casino vormt, behalve een tekortkoming in de nakoming van haar contractuele verbintenis jegens de speler, ook een verzuim van haar wettelijke en maatschappelijke plicht oftewel een toerekenbare onrechtmatige daad.
Gelet op hetgeen hiervoor is geoordeeld over de aansprakelijkheid van GSP uit hoofde van artikel 6:171 BW, is ook zij (hoofdelijk) aansprakelijk voor de uitkering van bedoeld saldo en aldus schadeplichtig.
Conclusie
4.15.
De slotsom is dat de vordering van SBGOK voor zover deze betrekking heeft op uitbetaling van het saldo van de speler direct vóórdat hem op 3 september 2020 een bonus werd toegekend, minus het reeds aan de speler uitgekeerde bedrag van rond EUR 2.200, voor toewijzing in aanmerking komt. Uit de door SBGOK overgelegde stukken is niet op te maken hoe hoog het saldo van de speler op dat moment was. Daarom zal SBGOK thans in de gelegenheid worden gesteld om zich uit te laten over de hoogte van bedoelde saldo. Het staat SBGOK vrij om daarbij stukken in het geding te brengen die haar stelling dienaangaande kunnen staven. Vervolgens zal GSP in de gelegenheid worden gesteld om een antwoordakte te nemen.
4.16.
Tegen VWS is verstek verleend. Voor zover het door SBGOK gevorderde jegens GSP zal worden afgewezen, komt de vordering het gerecht gelet op het voorgaande onrechtmatig of ongegrond voor en zal de vordering daarom ook jegens VWS worden afgewezen. Nu GSP als medegedaagde is verschenen en verweer heeft gevoerd, wordt op grond van artikel 82, tweede lid Rv tussen alle partijen één vonnis gewezen dat als een vonnis op tegenspraak wordt beschouwd.
4.17.
Iedere verdere beslissing wordt aangehouden.
4.18.
Uiteraard staat het partijen vrij nu (opnieuw) te onderzoeken of een minnelijke regeling tot de mogelijkheden behoort.

5.De beslissing

Het gerecht:
5.1.
bepaalt dat de zaak weer op de rol zal komen van 10 april 2023 voor het nemen van een akte door SBGOK over hetgeen is vermeld onder rechtsoverweging 4.15.;
5.2.
houdt iedere verdere beslissing aan.
Dit vonnis is gewezen door mr. O. Nijhuis, rechter, bijgestaan door mr. H. Akbuz, griffier, en in het openbaar uitgesproken.