In deze zaak, die werd behandeld door het Gerecht in eerste aanleg van Curaçao, vorderde de stichting SBGOK (de stichting Belangenbehartiging Gedupeerden Online Kansspelen) betaling van EUR 32.000 van de naamloze vennootschappen VWS en GSP. De vordering was gebaseerd op een cessie van een vordering van een speler die had gespeeld in een online casino, beheerd door VWS en GSP. De speler had een bonus ontvangen die hij niet had aangevraagd en die aan bepaalde voorwaarden was verbonden. SBGOK stelde dat de speler zijn vordering aan haar had overgedragen, maar GSP betwistte de rechtsgeldigheid van deze cessie en voerde aan dat de vordering niet afdwingbaar was op grond van de wetgeving omtrent gokken.
Het gerecht oordeelde dat SBGOK voldoende bewijs had geleverd voor de rechtsgeldigheid van de cessie, ondanks het ontbreken van gewaarmerkte uittreksels. Het gerecht verwierp het verweer van GSP dat de vordering niet afdwingbaar was omdat deze voortvloeide uit een spel of weddenschap. Het gerecht verwees naar eerdere rechtspraak die bevestigde dat de verbintenissen die voortvloeien uit gokken in online casino's rechtens afdwingbaar zijn. Bovendien oordeelde het gerecht dat GSP hoofdelijk aansprakelijk was voor de uitbetaling van het saldo van de speler, omdat zij de vergunninghouder was en haar verantwoordelijkheden niet kon afschuiven op een derde partij.
De zaak werd aangehouden voor verdere behandeling, waarbij SBGOK de gelegenheid kreeg om het saldo van de speler te specificeren. Het gerecht benadrukte dat partijen vrij stonden om een minnelijke regeling te onderzoeken.