In deze zaak is de ontvankelijkheid van het bezwaar van belanghebbende tegen naheffingsaanslagen winstbelasting en vergrijpboetes aan de orde. De naheffingsaanslagen zijn opgelegd op 17 mei 2023, en belanghebbende heeft op 24 juli 2023 (pro forma) bezwaar gemaakt. Het bezwaar is niet tijdig ingediend, en het Gerecht oordeelt dat er geen sprake is van verschoonbare termijnoverschrijding. Belanghebbende had beroepsmatig verleende rechtsbijstand, maar de gemachtigde heeft niet tijdig gehandeld. De Inspecteur heeft het bezwaar niet-ontvankelijk verklaard, en belanghebbende heeft beroep ingesteld tegen deze beslissing. Tijdens de zitting is de gemachtigde van belanghebbende verschenen, maar het Gerecht concludeert dat de termijnoverschrijding niet aan belanghebbende kan worden toegerekend. De gemachtigde heeft gesuggereerd dat de post mogelijk later is bezorgd, maar dit is niet voldoende onderbouwd. Het Gerecht komt tot de conclusie dat het bezwaar niet-ontvankelijk is en dat de uitspraak op bezwaar in stand blijft. De zaak eindigt met de beslissing dat het beroep ongegrond is verklaard.