6.3Naar het oordeel van het Gerecht zijn ook de eisers [eiser 2], [eiser 3], [eiser 4], [eiser 5], [eiser 6] en [eiser 8] belanghebbenden, net als [eiser 1] en [eiser 7]. Daarvoor is met name van belang de afstand van hun woningen tot het project - die in alle gevallen minder is dan 200 meter - in samenhang met de omvang van het project, zowel qua aantal bouwblokken als qua oppervlakte en hoogte. Daar komt bij dat de meesten van hen ook zicht hebben op het bouwproject. Weliswaar wordt dat zicht bij [eiser 2] en [eiser 8] door bomen en ander groen weggenomen, maar daarin ziet het Gerecht onvoldoende grond voor het oordeel dat er geen sprake is van gevolgen van enige betekenis. Als gezegd, de afstand en de omvang van het project wegen daarbij zwaar. Daarbij is niet uitgesloten dat er in de toekomst nog het nodige snoeiwerk plaatsvindt waardoor er ook voor [eiser 2] en [eiser 8] zicht ontstaat op het bouwperceel.
Is het beroep van BVJS ontvankelijk?
7. Gran Canari heeft zich op het standpunt gesteld dat het beroep van BVJS niet-ontvankelijk moet worden verklaard, omdat er geen machtiging is overgelegd waaruit blijkt dat het bestuur van BVJS beroep heeft willen instellen tegen de bestreden beschikking.
8. Het Gerecht volgt Gran Canari in dit standpunt wel. Het Gerecht stelt vast dat het pro-forma beroepschrift is ingediend door de heer [naam lid vereniging]. Bij het beroep is geen machtiging gevoegd dat hij namens BVJS bevoegd was om dit beroep in te stellen. De beroepsgronden zijn ingediend door [eiser 1], ook zij had geen machtiging daartoe van BVJS. Het Gerecht heeft BVJS bij email van 20 juni 2025 ook uitgenodigd voor het bezoek ter plaatse. Daarop heeft het Gerecht geen reactie ontvangen. Tijdens de zitting heeft [eiser 1] toegelicht dat zij het huidige bestuur gevraagd heeft haar of iemand anders te machtigen voor deze beroepsprocedure bij het Gerecht. Het huidige bestuur heeft [eiser 1] gezegd dat het niet verder wil deelnemen aan deze beroepsprocedure, aldus haar toelichting ter zitting. Onder deze omstandigheden is het Gerecht van oordeel dat het beroep van BVJS niet-ontvankelijk moet worden verklaard. Er is immers niet gebleken dat BVJS bij het instellen van beroep op rechtsgeldige wijze vertegenwoordigd is.
Waarom heeft de minister de vergunning verleend?
9. De minister heeft met de bestreden beschikking een bouwvergunning verleend voor het bouwen van 28 appartementen verdeeld over 6 bouwblokken met ondergrondse parkeergelegenheid, utiliteiten, zwembad met pomphuis, sauna en gym. Bij de vergunning zijn ook bouwtekeningen gevoegd. De minister heeft de aanvraag om de bouwvergunning ter advisering voorgelegd aan UO ROP. In haar advies van 15 oktober 2024 heeft UO ROP (ROP-advies) geconcludeerd dat geen van de weigeringsgronden in artikel 22 van de Bouw- en woningverordening (Bwv) zich voordoet. De wet schrijft voor dat als geen van de weigeringsgronden van artikel 22 van de Bwv zich voordoet, de minister de bouwvergunning moet verlenen. Gelet daarop heeft de minister de vergunning vervolgens verleend.
Wat voeren eisers hiertegen aan en wat vindt het Gerecht?
10. Eisers voeren aan dat zich meerdere weigeringsgronden uit artikel 22 van de Bwv voordoen. Zij voeren aan dat:
- de minister het bouwplan had moeten toetsen aan het Tourism Masterplan en dat het bouwplan daarmee in strijd is;
- de minister onvoldoende heeft gemotiveerd waarom aan de in het EOP gestelde eis over woningdichtheid is voldaan;
- de minister de bouwhoogten van de zes bouwblokken onjuist heeft berekend;
- de minister de belangenafweging die moet worden gemaakt omdat vier van de zes bouwblokken hoger zijn dan 8 meter niet ten nadele van Eisers kon laten uitvallen;
- het bouwplan in strijd is met artikel 11 van de Bwv;
- de gevelrooilijn op meerdere punten wordt overschreden;
- de hechtheid van de bouwblokken niet kon worden beoordeeld bij de aanvang van de bouw;
- de minister ten onrechte geen onderzoek heeft gedaan naar gevolgen van het bouwplan voor flora en fauna in de omgeving.
Het Gerecht zal deze beroepsgronden hierna achtereenvolgens bespreken.
Had de minister het bouwplan moeten toetsen aan het Tourism Masterplan?
11. Eisers voeren aan dat met het bouwplan sprake is van een volledig toeristisch project. In de vergunning staat immers dat sprake is van 28 eenheden in de toeristische sfeer. Verder is de minister bij het berekenen van de leges ook uitgegaan van een toeristisch project. Nu sprake is van een toeristisch project, had de minister het bouwplan concreet moeten toetsen aan het Tourism Masterplan. Als de minister dat had gedaan, had de minister moeten concluderen dat met het bouwplan de in het Tourism Masterplan gestelde maximum plotcover en bouwhoogte worden overschreden. Hoewel afwijking van het Tourism Masterplan kan, moet de minister dat dan wel zorgvuldiger motiveren dan hij nu heeft gedaan. Omdat het hier om een volledig toeristisch project gaat, dient het afvalwater bovendien te allen tijde gezuiverd te worden overeenkomstig de door de overheid te stellen normen. Dat volgt uit de Nota Invulling en vastlegging toetsingsnormen en criteria EOP (de Nota). De minister heeft aan deze bepaling ten onrechte geen aandacht besteed.
Ter zitting hebben eisers verduidelijkt dat zij niet betogen dat het bouwplan in strijd is met de doeleindenomschrijving Stedelijk Woongebied.
12. Deze beroepsgrond slaagt niet. Het Gerecht motiveert dat als volgt.