ECLI:NL:OGEAC:2025:201

Gerecht in eerste aanleg van Curaçao

Datum uitspraak
3 september 2025
Publicatiedatum
6 oktober 2025
Zaaknummer
CUR202502600
Instantie
Gerecht in eerste aanleg van Curaçao
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Kort geding
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Executiegeschil over ontruimingsvonnis in kort geding tussen eisers en gedaagden

In deze zaak, die op 3 september 2025 werd behandeld door het Gerecht in eerste aanleg van Curaçao, hebben eisers, beiden wonend in Curaçao, een kort geding aangespannen tegen het Land Curaçao, Fundashon Kas Popular (FKP) en de Minister van Verkeer, Vervoer en Ruimtelijke Planning. De eisers, aanvankelijk vertegenwoordigd door mr. A.C. Herrera, stelden dat hen een verbod moest worden opgelegd om het ontruimingsvonnis van 9 juni 2025 ten uitvoer te leggen, totdat er op hun hoger beroep was beslist. Dit vonnis had hen veroordeeld tot ontruiming van hun huurwoning binnen een week na betekening.

De rechter oordeelde dat FKP, als partij die het vonnis wilde uitvoeren, niet kon worden tegengehouden door de eisers. De Minister en het Land werden ook niet als partijen in deze zaak erkend, omdat bestuursorganen niet kunnen optreden in civiele zaken. De rechter concludeerde dat de vordering van eisers tegen het Land en de Minister reeds om deze reden niet kon slagen.

Wat betreft FKP werd vastgesteld dat het vonnis van 9 juni 2025 uitvoerbaar bij voorraad was verklaard, en dat het hoger beroep van eisers de tenuitvoerlegging niet schorste. De rechter voerde een belangenafweging uit en concludeerde dat het belang van FKP en woningzoekenden bij de uitvoering van het vonnis zwaarder woog dan het belang van eisers om in de woning te blijven wonen tijdens het hoger beroep. De vordering van eisers werd afgewezen, en zij werden veroordeeld in de proceskosten, met uitzondering van eiseres sub 2, die kosteloos mocht procederen.

Uitspraak

GERECHT IN EERSTE AANLEG VAN CURAÇAO

Zaaknummer: CUR202502600
Vonnis in kort geding van 3 september 2025
in de zaak van
[EISERS]beiden wonend in Curaçao,
eisers,
gemachtigde: aanvankelijk mr. A.C. Herrera, thans zonder gemachtigde,
tegen

1.HET LAND CURAÇAO,

2. FUNDASHON KAS POPULAR,

3. DE MINISTER VAN VERKEER, VERVOER EN RUIMTELIJKE PLANNING,

alle gevestigd in Curaçao,
gedaagden,
gemachtigde: mr. H.W. Braam.

1.1. Het procesverloop

1.1.
Het procesverloop blijkt uit:
  • het verzoekschrift van 15 juli 2025,
  • de mondelinge behandeling van 28 augustus 2025,
  • de pleitnotities van eisers.
1.2.
Vonnis is bepaald op vandaag.

2.De beoordeling

De inzet van dit kort geding
2.1.
Eiser sub 1 is bij vonnis van dit gerecht van 9 juni 2025 jegens FKP veroordeeld tot ontruiming van de huurwoning [adres] te Curaçao binnen een week na de betekening van dat vonnis. Het betreft een vonnis in een bodemprocedure (ECLI:NL:OGEAC:2025:158).
2.2.
De vordering van eisers strekt ertoe dat het aan gedaagden wordt verboden het vonnis te executeren en dus tot ontruiming van de woning over te gaan, totdat is beslist op het door eisers tegen dat vonnis ingestelde hoger beroep.
Ten aanzien van het Land en de Minister
2.3.
Bij het vonnis van 9 juni 2025 is eiser sub 1 op de vordering van FKP veroordeeld tot ontruiming. FKP is dan ook degene die het vonnis ten uitvoer wil leggen, en niet ook het Land, noch de Minister. Ten aanzien van de Minister geldt bovendien dat bestuursorganen niet kunnen optreden in civiele zaken.
2.4.
De vordering voor zover gericht tegen het Land en de Minister stranden reeds hierom.
Ten aanzien van FKP
2.5.
Het vonnis van 9 juni 2025 is uitvoerbaar bij voorraad verklaard. Het door eisers ingestelde hoger beroep schorst de tenuitvoerlegging daarvan dan ook niet.
2.6.
Beide partijen verwijzen voor de toetsingsmaatstaf voor een schorsingsvordering als de onderhavige naar Hoge Raad 20 december 2019, ECLI:NL:HR:2019:2026.
2.7.
Eisers stellen in de eerste plaats dat een belangenafweging in hun voordeel moet uitvallen, omdat zij de woning meer dan vijftig jaar hebben bewoond, de huur van Cg 75 per maand steeds stipt hebben betaald, verbeteringen aan de woning hebben aangebracht en aanspraak maken op koop van de woning. Hierin kunnen eisers niet worden gevolgd. In de bodemprocedure is aangenomen dat eisers, die elders in Curacao beschikken over een erfpachtperceel, de woning niet daadwerkelijk bewonen. In dit kort geding is niet aannemelijk geworden dat dit onjuist is. De door FKP overgelegde foto’s ondersteunen de aanname dat eisers de woning niet bewonen. Door eisers zijn daar geen overtuigende stellingen of stukken tegenin gebracht. In rechtsoverwegingen 5.14 en 5.15 van het vonnis van 9 juni 2025 heeft het gerecht een belangenafweging opgenomen die mede heeft geleid tot de beslissing de huurovereenkomst te ontbinden en eiser sub 1 te veroordelen tot ontruiming. Het gerecht overwoog:
‘5.14 FKP vordert ontbinding van de huurovereenkomst wegens wanprestatie. Zij stelt daartoe dat de woning al meer dan dertien jaar niet door [eisers] wordt bewoond. De woning is ernstig verwaarloosd. [eisers] hebben een vergoeding van Cg 75.000 ontvangen om na afbraak door de FKP van een deel van de woning, de woning te herstellen. Zij hebben daarvan echter niets geïnvesteerd in de woning. Tijdens de mondelinge behandeling heeft het Land verklaard dat het over onvoldoende middelen en personeel beschikt om actief op te treden tegen huurders die de door hen gehuurde woning niet daadwerkelijk bewonen, maar dat het schrijnend is om te zien dat een zwaar gesubsidieerde woning aan het woningaanbod wordt onttrokken door huurders die over een eigen woning beschikken.
5.15
De gevorderde ontbinding van de huurovereenkomst zal worden toegewezen. Het betreft een gesubsidieerde huurwoning die beschikbaar wordt gesteld door het Land aan mensen die woningzoekend zijn en zijn aangewezen op een huurwoning met een lage (gesubsidieerde) huur. [eiser 2] behoort daar niet toe. Hij beschikt immers over een eigen woning elders, die hij ook daadwerkelijk bewoont. Anders dan [eisers] willen doen geloven staat voldoende vast dat de volkswoning niet door hen wordt bewoond. De in oktober 2024 gemaakte foto’s laten zien dat de ramen zijn dichtgetimmerd. Het onkruid staat zodanig hoog en de woning is dusdanig begroeid, dat daaruit blijkt dat de toegang tot de woning niet worden gebruikt. De tuin ligt vol vuil. De woning verkeert in een deplorabele toestand. [eisers] hebben verklaard dat de woning in dezelfde staat verkeerd als destijds in 2014 door de FKP is gerepareerd en achtergelaten en zij niet in de woning hebben geïnvesteerd. Daaruit blijkt dat zij na een eerder toegekende schadevergoeding de woning (verder) hebben laten verkommeren. Voorgaande betekent dat [eiser 1] toerekenbaar tekortschiet in de nakomingen van de verplichtingen uit de huurovereenkomst en handelt in strijd met het bepaalde in de artikelen 7:213 en 7:214 BW. Die tekortkomingen zijn zodanig ernstig dat zij de ontbinding van deze overeenkomst rechtvaardigen. Dat [eisers] in aanloop naar de mondelinge behandeling een en ander hebben schoongemaakt en gesnoeid maakt dat niet anders. Ook een afweging van belangen leidt niet tot een andere uitkomst. [eisers] zijn niet aangewezen op het huren van deze gesubsidieerde woning, terwijl een groot aantal woningzoekenden dat wel zijn. Met de ontbinding van de huurovereenkomst, wordt ook de ontruiming uitgesproken op straffe van verbeurte van een dwangsom als in het dictum vermeld.’
De belangenafweging in dit kort geding bij de vraag of FKP moet worden verboden het vonnis ten uitvoer te leggen pakt hetzelfde uit: het belang van FKP (en van woningzoekenden) bij tenuitvoerlegging weegt zwaarder dan het belang van eisers om hangende het hoger beroep over de woning te kunnen blijven beschikken.
2.8.
Door eisers is voorts aangevoerd dat het vonnis van 9 juni 2025 kennelijke juridische misslagen bevat. Ook daarin worden eisers niet gevolgd. Het gerecht heeft de aanspraak van eisers om de woning te mogen kopen afgewezen. Die beslissing is begrijpelijk gemotiveerd in overwegingen 5.7 tot en met 5.11. Deze overwegingen bevatten geen kennelijke misslag. Dat het gerecht de woning heeft gekenmerkt als een ‘gesubsidieerde woning’ is volgens eisers onjuist omdat er nooit om huursubsidie is gevraagd. De gebezigde aanduiding voor de woning, indien al onjuist, is echter niet dragend geweest voor de beslissing. Wat in elk geval blijft staan is dat het een volkswoning betreft, met FKP als sociale instelling als beheerder/verhuurder, met een zeer lage huur van Cg 75 per maand.
Slotsom en kosten
2.9.
Op grond van het voorgaande zal de vordering van eisers worden afgewezen.
2.1
Eisers zullen ingevolge art. 60 Rv als de in het ongelijk gestelde partij worden veroordeeld in de proceskosten. Gelet op het overgelegde bewijs van onvermogen, zal aan eiseres sub 2 toestemming worden verleend kosteloos te procederen.

3.De beslissing in kort geding

Het gerecht:
3.1.
verleent eiseres sub 2 toestemming kosteloos te procederen;
3.2.
wijst af het gevorderde;
3.3.
veroordeelt eisers in de proceskosten, aan de zijde van gedaagden begroot op Cg 1.500 voor salaris gemachtigde;
3.4.
verklaart de proceskostenveroordeling uitvoerbaar bij voorraad.
Dit vonnis is gewezen door mr. P.E. de Kort, rechter, en in het openbaar uitgesproken.