ECLI:NL:OGEAC:2025:211

Gerecht in eerste aanleg van Curaçao

Datum uitspraak
6 oktober 2025
Publicatiedatum
24 oktober 2025
Zaaknummer
BBZ nr. CUR202402395
Instantie
Gerecht in eerste aanleg van Curaçao
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Niet-ontvankelijkheid van beroep wegens gebrek aan schriftelijke machtiging in belastingzaak

Op 6 oktober 2025 heeft het Gerecht in eerste aanleg van Curaçao uitspraak gedaan in een belastingzaak waarbij de belanghebbende, een vennootschap gevestigd te Curaçao, beroep had ingesteld tegen een naheffingsaanslag winstbelasting en een verzuimboete. De belanghebbende had op 28 juni 2022 een naheffingsaanslag ontvangen, waartegen op 4 mei 2023 bezwaar was gemaakt. De Inspecteur verklaarde het bezwaar op 26 april 2024 niet-ontvankelijk wegens termijnoverschrijding. Vervolgens werd op 25 juni 2024 beroep ingesteld, waarvoor griffierecht werd betaald. Tijdens de zitting op 19 maart 2025 werd duidelijk dat de belanghebbende geen schriftelijke machtiging had overgelegd om zich te laten vertegenwoordigen door een gemachtigde. Het Gerecht oordeelde dat het ontbreken van deze machtiging leidde tot niet-ontvankelijkheid van het beroep. De belanghebbende had geen bewijs geleverd dat het beroepschrift door of namens haar was ondertekend. Het Gerecht concludeerde dat het bieden van herstel van dit gebrek geen zin had, aangezien de belanghebbende en haar aandeelhouder geen belangstelling meer hadden voor de zaak. De uitspraak van het Gerecht was dat het beroep niet-ontvankelijk werd verklaard, zonder inhoudelijke beoordeling van de zaak. Tevens werd opgemerkt dat er mogelijk een bestuurdersaansprakelijkheidsprocedure zou worden gestart door de Inspecteur.

Uitspraak

Uitspraak van 6 oktober 2025

**

BBZ nr. CUR202402395
GERECHT IN EERSTE AANLEG VAN CURAÇAO
UITSPRAAK
op het beroep in de zin van de
Landsverordening op het beroep in belastingzaken van:
[Belanghebbende],gevestigd te Curaçao,
belanghebbende,
gericht tegen:
DE INSPECTEUR DER BELASTINGEN, zetelend in Curaçao,
de Inspecteur.

1.PROCESVERLOOP

1.1
Aan belanghebbende is op 28 juni 2022 een naheffingsaanslag winstbelasting over het jaar 2020 opgelegd. Bij gelijktijdige beschikking is aan belanghebbende verzuimboete opgelegd.
1.2
Op 4 mei 2023 is tegen de naheffingsaanslag en verzuimboete bezwaar gemaakt.
1.3
De Inspecteur heeft bij uitspraak van 26 april 2024 het bezwaar niet-ontvankelijk verklaard wegens termijnoverschrijding en ook ambtshalve geen aanleiding gezien om de naheffingsaanslag en verzuimboete te verminderen.
1.4
Op 25 juni 2024 is beroep ingesteld tegen de uitspraak van de Inspecteur. Daarvoor is een bedrag aan griffierecht betaald van NAf 150.
1.5
De Inspecteur heeft op 18 maart 2025 een verweerschrift ingediend. Na heroverweging is de naheffingsaanslag winstbelasting ambtshalve verminderd tot nihil en de verzuimboete tot NAf 250.
1.6
De zitting heeft plaatsgevonden op 19 maart 2025 te Willemstad. [A] en [B] zijn verschenen. Namens de Inspecteur zijn verschenen [C], [D], [E] en [F].
1.7
Na de behandeling op zitting heeft het Gerecht de zaak vooralsnog aangehouden om zich te beraden op of nog nadere informatie benodigd is. Bij nader inzien is het Gerecht tot de conclusie gekomen dat dit niet het geval is. Op 17 juli 2025 heeft het Gerecht het onderzoek gesloten en een schriftelijke uitspraak op een termijn van zes weken aangekondigd.

2.OVERWEGINGEN

2.1
Een beroepschrift dient onder meer de naam, het adres en de ondertekening van de indiener te bevatten. Daarbij wordt met ‘indiener’ bedoeld degene die voor zichzelf beroep instelt of degene namens wie beroep wordt ingesteld (vgl. HR 17 december 2010, ECLI:NL:HR:2010:BO7505).
2.2
Op grond van artikel 9, lid 1 van de Landsverordening beroep in belastingzaken (LBB) kan een belanghebbende zich door een gemachtigde doen vertegenwoordigen.
2.3
Ondertekening van het beroepschrift dient als bewijs dat het geschrift door of namens de indiener is opgesteld. Is het beroepschrift niet door de indiener zelf (mede) ondertekend maar slechts door degene die bij het beroepschrift stelt daartoe te zijn gemachtigd, dan is daarmee dit bewijs niet geleverd indien bij dat beroepschrift geen schriftelijke machtiging wordt overgelegd. In zoverre kleeft dan aan het beroepschrift een gebrek (HR 10 januari 2014, ECLI:NL:HR:2014:2).
2.4
In het onderhavige geval is het beroepschrift ingediend en ondertekend door [A] als zijnde de voormalig directeur van [Q] N.V. In het beroepschrift wordt verder – voor zover hier relevant – het volgende vermeld:
“(…) Deze vennootschap behoort bij één groep van 21 vennootschappen, met dezelfde Venezolaanse aandeelhouder/directeur, De lijst van vennootschappen treft u als bijlage 3-c.
Op de ons bekende adressen, telefoon nummers en email krijgen we geen gehoor meer. De achterligger is spoorloos.
Het is ons gebleken dat het bij deze vennootschap gaat om een criminele achterligger waar niets te (ver)halen valt. Zie ook als bijlage de via internet gevraagde informatie inzake de aandeelhouder/directeur. Zie bijlage van uitgebreide nadere toelichting.
Het klemt destemeer omdat wij voor onze dienstverlening al jaren niet betaald werden en nu nog onbetaald inspanningen dienen te verichten die uiteindelijk nergens toe leiden. Wij verleende slechts domicilie en acteerden slechts als als fudiciair directeur (Trustkantoor).
Wij beschikken niet over bankrekeningen of enige andere financiële bronnen inzake de genoemde vennootschap.
Wij verzoeken te bevorderen dat zowel de aanslag als de boete worden vernietigd.
Hoogachtend,
[Q] (voormalig directeur)
[A] (…)”
2.5
Door [Q] N.V./[A] is geen schriftelijke machtiging overgelegd, waarin door belanghebbende gemachtigd is haar in de onderhavige beroepszaak te vertegenwoordigen. Uit het beroepschrift en de verklaring van [Q] N.V./[A] ter zitting blijkt dat dat dat ook niet alsnog zal (kunnen) worden gedaan. De aandeelhouder van belanghebbende zou zijn belangstelling voor belanghebbende hebben verloren, omdat de onderliggende investeringen in Venezuela in beslag zijn genomen. Daarnaast willen belanghebbende en haar aandeelhouder ‘buiten beeld’ blijven, omdat zij nog niet-betaalde rekeningen hebben uitstaan bij [Q] N.V. en de Kamer van Koophandel. Het bieden van een mogelijkheid tot herstel van dit gebrek zal dan ook niets opleveren.
2.6
Aan het niet overleggen van de machtiging verbindt het Gerecht het gevolg dat sprake is van een niet-ontvankelijk beroep. Dit betekent dat het beroep niet inhoudelijk wordt beoordeeld. Voor een proceskostenvergoeding en/of vergoeding van het griffierecht bestaat geen aanleiding.
Ten overvloede
2.7
Ter zitting is gebleken dat er door de Inspecteur mogelijk een bestuurdersaansprakelijkheidsprocedure zal worden gestart op grond van artikel 16 van de Landsverordening op de winstbelasting 1940. In een dergelijk geval dient [Q] N.V., als voormalig bestuurder, ten genoegen van de Inspecteur aan te tonen dat zij in de onmogelijkheid is geweest voor de betaling van de belasting te zorgen die door belanghebbende is verschuldigd. Indien de Inspecteur van mening is dat belanghebbende niet slaagt in het van haar verlangde bewijs, dient hij dit de voormalige bestuurder bij beschikking te laten weten. Het Gerecht wijst [Q] N.V. erop dat tegen die beschikking binnen twee maanden na verzending daarvan beroep kan worden ingesteld bij het Gerecht. Daarnaast wijst het Gerecht haar erop dat de aansprakelijkheid beperkt is tot de materieel verschuldigde winstbelasting en niet mede omvat de opgelegde boete.

3.DE BESLISSING

Het Gerecht verklaart het beroep niet-ontvankelijk.
Deze uitspraak is gegeven door mr. drs. P.A.M. Pijnenburg, rechter, en uitgesproken op 6 oktober 2025, in tegenwoordigheid van de griffier mr. L.M. de Leeuw van Weenen
.
De griffier, De rechter,
Afschriften zijn per post/ per e-mail op ………………………… aan partijen verzonden.
HOGER BEROEP
Tegen deze uitspraak kunnen beide partijen binnen
twee maandenna de verzenddatum hoger beroep instellen bij:
Het Gemeenschappelijk Hof van Justitie (belastingkamer)
Emancipatie Boulevard Dominico “Don” Martina 18
Willemstad
Curaçao
U wordt verzocht bij het indienen van het beroepschrift het volgende in acht te nemen:
1. Leg bij het beroepschrift een afschrift over van deze uitspraak;
2. Onderteken het beroepschrift en vermeld het volgende:
a. de naam en het adres van de indiener,
b. de dagtekening,
c. waartegen u in beroep komt,
d. waarom u het niet eens bent met deze uitspraak (de gronden van het hoger beroep).
Partijen hebben ook de mogelijkheid het ondertekende beroepschrift per e-mail in te dienen bij de griffie van het Gemeenschappelijk Hof van Justitie:
belastinggriffie@caribjustitia.org.
Voor het instellen van hoger beroep is het volgende bedrag aan griffierecht verschuldigd:
- natuurlijke personen: Cg 200
- personenvennootschappen en rechtspersonen: Cg 500