ECLI:NL:OGEAC:2025:227

Gerecht in eerste aanleg van Curaçao

Datum uitspraak
28 oktober 2025
Publicatiedatum
19 november 2025
Zaaknummer
CUR202500267
Instantie
Gerecht in eerste aanleg van Curaçao
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Belanghebbende tegen de Inspecteur der Belastingen over naheffingsaanslag en verzuimboete winstbelasting

In deze zaak heeft het Gerecht in eerste aanleg van Curaçao op 28 oktober 2025 uitspraak gedaan in een belastingzaak tussen een belanghebbende en de Inspecteur der Belastingen. De belanghebbende, een vennootschap opgericht op 1 oktober 2014, kreeg op 21 juni 2024 een naheffingsaanslag winstbelasting van NAf 6.000 opgelegd, samen met een verzuimboete van NAf 1.000, omdat zij geen aangifte had gedaan voor het jaar 2022. De belanghebbende maakte bezwaar tegen deze aanslag, maar de Inspecteur handhaafde de aanslag en de boete. De belanghebbende stelde dat zij alleen uitgaven had en dat de naheffingsaanslag onterecht was opgelegd, maar het Gerecht oordeelde dat zij niet overtuigend had aangetoond dat de schatting van de Inspecteur onjuist was. Het Gerecht bevestigde de omkering en verzwaring van de bewijslast, omdat de belanghebbende geen aangifte had ingediend. De verzuimboete werd ook in stand gehouden, omdat de belanghebbende niet had aangetoond dat zij aan alle in redelijkheid te vergen zorg had voldaan om tijdig aangifte te doen. De belanghebbende verzocht ook om immateriële schadevergoeding, maar het Gerecht oordeelde dat dit niet mogelijk was binnen de belastingrechtelijke context. Uiteindelijk werd het beroep ongegrond verklaard.

Uitspraak

Uitspraak van 28 oktober 2025
BBZ nr. CUR202500267
GERECHT IN EERSTE AANLEG VAN CURAÇAO
UITSPRAAK
op het beroep in de zin van de
Landsverordening op het beroep in belastingzaken van:
[Belanghebbende],gevestigd te Curaçao,
belanghebbende,
gericht tegen:
DE INSPECTEUR DER BELASTINGEN, zetelend in Curaçao,
de Inspecteur.

1.PROCESVERLOOP

1.1
Aan belanghebbende is op 21 juni 2024 een naheffingsaanslag winstbelasting (WB) over het jaar 2022 opgelegd van NAf 6.000. Gelijktijdig met de naheffingsaanslag is een verzuimboete opgelegd van NAf 1.000.
1.2
Belanghebbende heeft op 29 juni 2024 daartegen bezwaar gemaakt.
1.3
De Inspecteur heeft op 17 december 2024 uitspraak op bezwaar gedaan. De naheffingsaanslag en boete zijn – naar de Inspecteur ter zitting heeft verklaard – volledig gehandhaafd.
1.4
Belanghebbende heeft op 27 januari 2025 beroep ingesteld tegen de uitspraak van de Inspecteur. Belanghebbende heeft daarvoor een bedrag aan griffierecht betaald van NAf 150.
1.5
De Inspecteur heeft op 5 september 2025 een verweerschrift ingediend.
1.6
De zitting heeft plaatsgevonden op 18 september 2025 te Willemstad. Namens belanghebbende is, zonder berichtgeving en hoewel op de juiste wijze uitgenodigd, niemand verschenen. Namens de Inspecteur is verschenen [A].
1.7
De Inspecteur heeft na afloop van de zitting op verzoek van het Gerecht een afschrift (althans schermprint) van het aanslagbiljet overgelegd.

2.FEITEN

2.1
Belanghebbende is op 1 oktober 2014 opgericht. De doelomschrijving van belanghebbende zoals vermeld in de notariële oprichtingsakte luidt:
Doel
Artikel 2
1. Het doel van de vennootschap is:
De uitoefening van de tandheelkundige praktijk door daartoe bevoegde tandheelkundigen onder hun persoonlijke beroepsaansprakelijkheid en met inachtneming van alle op hen toepasselijke wettelijke bepalingen;
De exploitatie van een tandheelkundige laboratorium en het verrichten van alle werkzaamheden in verband met voormelde praktijk in de ruimste zin des woords;
Het organiseren, coördineren en geven van cursussen en seminars op bovenvermelde gebieden;
De import, export en verkoop van tandheelkundige producten, materialen en machines;
Het distribueren, produceren en publiceren van boeken, folders, tijdschriften en allerlei media-materialen die het gebruik en de verkoop van de hierboven onder sub a, b, c en d genoemde gebieden ondersteunen;
Het deelnemen in-, het samenwerken met- en het voeren van directie over andere vennootschappen met een soortgelijk of aanverwant doel.”
2.2
Omdat belanghebbende geen aangifte heeft gedaan zijn aan haar een (taxatieve) naheffingsaanslag en verzuimboete opgelegd.
2.3
Op het door de Inspecteur overgelegde afschrift (althans schermprint) van het aanslagbiljet is (voor zover leesbaar) onderstaande motivering vermeld:
“Deze aanslag wordt opgelegd omdat u niet of niet tijdig uw definitieve aangifteformulier en/of -biljet heeft ingediend. De boete is een verzuimboete en opgelegd conform de bepalingen in de Algemene landsverordening Landsbelastingen en het hierop gebaseerde boetebeleid. De Boete bedraagt NAf 250 bij een eerste verzuim, NAf 500 bij een tweede verzuim, NAf 1.000 bij een derde verzuim, NAf 1.500 bij een vierde verzuim en NAf 2.500 bij een vijfde of volgend verzuim. (…)”.
De Inspecteur heeft verklaard dat de boete is opgelegd wegens het niet indienen van aangifte.
2.4
Tot het procesdossier behoort verder een brief van de Inspecteur van 9 november 2018 met als onderwerp “Loonbelasting” waarbij wordt medegedeeld dat belanghebbende uit de registratie van de Belastingdienst is afgevoerd per 31 mei 2018.
2.5
De Inspecteur heeft ten aanzien van het aangiftegedrag van belanghebbende het volgende overzicht verstrekt.
Jaar
Aanslag
Indiening aangifte
2015
6.000 + boete 300
2016
6.000 + boete 600
2017
6.000 + boete 1.000
2018
6.000 + boete 1.000
25 mei 2021
Na bezwaar aanslag vernietigd maar boete blijft in stand
2019
6.000 + boete 1.000
Het ingediende bezwaar is met dagtekening 17 juni 2025 afgewezen.
2020
5.780 (er is 220 tijdig betaald) + boete 1.000
2021
6.000 + boete 1.000

3.GESCHIL

3.1
In geschil is of naheffingsaanslag en verzuimboete WB over het jaar 2022 terecht en naar de juiste hoogte zijn opgelegd.
3.2
De Inspecteur beantwoordt die vraag bevestigend en stelt dat belanghebbende belastingplichtig is voor de WB sinds 1 januari 2015. De Inspecteur stelt dat nu belanghebbende over het onderhavige jaar geen aangifte WB heeft gedaan, de omkering en verzwaring van de bewijslast van toepassing is. Belanghebbende moet (met een aangifte en jaarrekening) aantonen dat de opgelegde naheffingsaanslag te hoog is. De opgelegde boete is volgens de Inspecteur gelet op het aantal keren dat belanghebbende eerder in verzuim is geweest eerder te laag dan te hoog opgelegd.
3.3
Belanghebbende stelt zich op het standpunt dat de naheffingsaanslag ten onrechte is opgelegd. Zij voert daartoe onder meer aan dat conform de regels van haar werkgever [B] het contract met de tandarts per juli 2018 niet is verlengd, omdat zij de pensioenleeftijd van 65 jaar heeft bereikt. Wel houdt zij zich per juli 2018 bezig met hetgeen in de doelomschrijving is vermeld onder d en e (zie 2.1). Daarbij gaat het volgens belanghebbende om:
“Korrektie fouten in boek taal en gramatica, Opstellen produktenlijst, Vervaardigen propagandamateriaal, Inkopen produkten, Bestemmingsverandering lokaal, schijven produktenliteratuur etc”. Voornoemde werkzaamheden zouden volgens belanghebbende alleen tot uitgaven hebben geleid.
Belanghebbende heeft zich verder ten aanzien van de verzuimboete op het standpunt gesteld dat de grondslag daarvan niet of onvoldoende duidelijk is. Ook is sprake van straf verminderende omstandigheden. Belanghebbende heeft geen ervaring met belastingaangelegenheden en -procedures. Ook heeft zij geen ervaring met het digitaal indienen van aangiften. Uit de brief van de Inspecteur van 9 november 2018 (zie 2.4) volgt dat zij uit de registratie van de Belastingdienst is afgevoerd per 31 mei 2018, waardoor het volgens haar ook niet meer mogelijk was om in te loggen in het systeem van de belastingdienst. Tot slot stelt belanghebbende dat voor de hoogte van de verzuimboete ten onrechte rekening is gehouden met het aantal keren dat zij eerder in verzuim is geweest.

4.OVERWEGINGEN

Naheffingsaanslag WB 2022; omkering en verzwaring van de bewijslast

4.1
Artikel 31, lid 3, Algemene landsverordening Landsbelastingen (ALL) bepaalt, voor zover van belang, dat het beroep van de belastingplichtige moet worden afgewezen indien geen aangifte is gedaan of de vereiste aangifte niet is gedaan, tenzij de belastingplichtige overtuigend kan aantonen dat en in hoeverre de uitspraak op het bezwaar onjuist is (de zogenoemde omkering en verzwaring van de bewijslast).
4.2
De Inspecteur heeft onbetwist gesteld dat aan belanghebbende een aangifte WB voor het jaar 2022 is uitgereikt. Vaststaat dat belanghebbende geen aangifte WB 2022 heeft ingediend. Het voorgaande brengt mee dat omkering en verzwaring van de bewijslast toepassing vindt.
4.3
De zogenoemde omkering en verzwaring van de bewijslast ontslaat de Inspecteur niet van zijn verplichting de door hem aangebrachte correctie niet naar willekeur vast te stellen. De naheffingsaanslag dient te berusten op een redelijke schatting. De Inspecteur heeft de verschuldigde winstbelasting vastgesteld op een taxatief bedrag van NAf 6.000. Niet kan worden gezegd dat deze correctie onredelijk of willekeurig is vastgesteld.
4.4
Indien en voor zover een belanghebbende de juistheid van de voor de schatting gebruikte gegevens of de juistheid van de schatting van de Inspecteur anderszins betwist, dient zij daarvoor tegenbewijs te leveren op de in artikel 31, lid 3, ALL bedoelde wijze. Dat betekent dat zij de onjuistheid van de schatting overtuigend moet aantonen.
4.5
Met de enkele stelling dat zij met de activiteiten die zij in het onderhavige jaar heeft verricht (zie 3.3) enkel uitgaven heeft gehad, heeft belanghebbende naar het oordeel van het Gerecht niet op overtuigende wijze de onjuistheid van de schatting van de Inspecteur aangetoond. In dat verband laat het Gerecht meewegen dat belanghebbende geen (gecontroleerde) jaarrekening over het jaar 2022 heeft overgelegd. De naheffingsaanslag WB 2022 zal derhalve niet worden verminderd.
Verzuimboete
4.6
De Inspecteur heeft een verzuimboete opgelegd, omdat belanghebbende geen aangifte WB 2022 heeft ingediend. Naar het oordeel van het Gerecht heeft de Inspecteur met de op het aanslagbiljet vermelde motivering (zie 2.3) de gronden van de boete op voldoende wijze kenbaar gemaakt.
4.7
Op grond van artikel 18, lid 2 ALL kan de Inspecteur indien de belastingplichtige de aangifte niet, dan wel niet binnen de gestelde termijn heeft gedaan, een boete van ten hoogste NAf 2.500 opleggen.
4.8
Nadere regels voor het opleggen van boetes zijn opgenomen in Hoofdstuk IV van de Ministeriele regeling formeel belastingrecht (hierna: de regeling). In artikel 4.4, lid 1 in combinatie met lid 3 van de regeling is bepaald dat de Inspecteur in geval van een eerste verzuim een boete oplegt van NAf 250, in geval van een tweede verzuim een boete van NAf 500, in geval van een derde verzuim een boete van NAf 1.000 en in geval van een vierde verzuim een boete van NAf 1.500. In lid 2 is bepaald dat indien de belastingplichtige stelselmatig niet voldoet aan de verplichtingen de Inspecteur een boete oplegt van maximaal NAf 2.500.
4.9
Voor het opleggen van een verzuimboete is niet vereist dat er sprake is van opzet of grove schuld. Het enkele feit dat de aangifte niet is ingediend, is voldoende om in verzuim te zijn. Dat belanghebbende naar eigen zeggen in het onderhavige jaar alleen uitgaven heeft gehad, maakt niet dat zij geen aangifte hoefde te doen.
4.1
De verzuimboete WB 2022 is opgelegd uitgaande van een derde verzuim. Belanghebbende heeft volgens het overzicht van de Inspecteur (zie 3.2) in de hieraan voorafgaande jaren eveneens verzuimboetes opgelegd gekregen. De Inspecteur heeft de verzuimboete overeenkomstig wet- en regelgeving opgelegd.
4.11
Een verzuimboete dient achterwege te blijven indien sprake is van afwezigheid van alle schuld (AVAS). Van AVAS is sprake als belanghebbende alle in de gegeven omstandigheden van haar in redelijkheid te vergen zorg heeft betracht om te bewerkstelligen dat tijdig aangifte werd gedaan.
4.12
In hetgeen belanghebbende heeft aangevoerd ziet het Gerecht geen aanleiding de verzuimboete op grond van AVAS te verminderen dan wel te vernietigen. Belanghebbende had, indien zij daartoe zelf niet in staat was, de hulp van een belastingkundige kunnen inroepen. Ook de brief van 9 november 2018 (zie 2.4) waarnaar belanghebbende verwijst, leidt niet tot een ander oordeel nu deze brief betrekking heeft op de loonbelasting en het in het onderhavige geval de winstbelasting betreft.
4.13
Het Gerecht acht de verzuimboete van NAf 1.000 in het onderhavige geval passend en geboden.

5.IMMATERIELE SCHADEVERGOEDING

5.1
Belanghebbende heeft verzocht om een immateriële schadevergoeding in verband met het overschrijden van de redelijke termijn. De wet- en regelgeving in Curaçao voorziet echter niet in de bevoegdheid van de belastingrechter tot het toekennen van een schadevergoeding. Alleen de burgerlijke rechter is bevoegd om de belanghebbende in verband hiermee een schadevergoeding toe te kennen. Belanghebbende dient het verzoek derhalve te richten aan de burgerlijke rechter (vgl. HR 19 januari 2024, ECLI:NL:HR:2024:50).
5.2
De redelijke termijn van twee jaar is bovendien niet overschreden. De op zijn redelijkheid te beoordelen termijn vangt immers aan op 29 juni 2024 (indiening bezwaar) en eindigt op 28 oktober 2025 (datum uitspraak Gerecht).

6.PROCESKOSTEN

6.1
Het Gerecht ziet geen aanleiding voor een proceskostenvergoeding en/of vergoeding van het griffierecht.

7.DE BESLISSING

Het Gerecht verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gegeven door mr. drs. M.M. de Werd, rechter, en uitgesproken op 28 oktober 2025, in tegenwoordigheid van de griffier mr. L.M. de Leeuw van Weenen
.
De griffier, De rechter,
Afschriften zijn per post/ per e-mail op ………………………… aan partijen verzonden.
HOGER BEROEP
Tegen deze uitspraak kunnen beide partijen binnen
twee maandenna de verzenddatum hoger beroep instellen bij:
Het Gemeenschappelijk Hof van Justitie (belastingkamer)
Emancipatie Boulevard Dominico “Don” Martina 18
Willemstad
Curaçao
U wordt verzocht bij het indienen van het beroepschrift het volgende in acht te nemen:
1. Leg bij het beroepschrift een afschrift over van deze uitspraak;
2. Onderteken het beroepschrift en vermeld het volgende:
a. de naam en het adres van de indiener,
b. de dagtekening,
c. waartegen u in beroep komt,
d. waarom u het niet eens bent met deze uitspraak (de gronden van het hoger beroep).
Partijen hebben ook de mogelijkheid het ondertekende beroepschrift per e-mail in te dienen bij de griffie van het Gemeenschappelijk Hof van Justitie:
belastinggriffie@caribjustitia.org.
Voor het instellen van hoger beroep is het volgende bedrag aan griffierecht verschuldigd:
- natuurlijke personen: Cg 200
- personenvennootschappen en rechtspersonen: Cg 500