In deze zaak, die zich afspeelt in het Gerecht in eerste aanleg van Curaçao, betreft het een verzet in kort geding dat is ingesteld door een opposante zonder bekende woon- of verblijfplaats tegen twee geopposeerden, die vertegenwoordigd worden door mr. E. Bokkes. De opposante verzoekt het Gerecht om het verstekvonnis van 9 oktober 2025 te vernietigen en haar te herstellen als rechtmatig bestuurder van de stichting. De zaak heeft een complexe achtergrond, waarbij de opposante eerder als bestuurder van de stichting was geschorst en een tijdelijk bestuurder, [X], was benoemd. De opposante betwist de rechtmatigheid van deze schorsing en de benoeming van [X].
De procedure omvatte een mondelinge behandeling op 18 november 2025, waarbij de rechter heeft aangegeven eerst een vonnis in het incident te willen wijzen. De feiten zijn vastgesteld in een eerder tussenvonnis van 9 oktober 2025, waarin de schorsing van de opposante werd bevestigd. De opposante en de geopposeerden hebben verschillende vorderingen ingediend, waarbij de geopposeerden de incidentele vorderingen van drie verzoekers, [A], [B] en [C], hebben betwist. Het Gerecht heeft geoordeeld dat deze verzoekers onvoldoende belang hebben bij hun vorderingen en heeft hun verzoeken afgewezen.
De rechter heeft ook aangegeven dat de procedure voortvarend moet worden afgehandeld en dat het aantal procespartijen beperkt moet blijven. Uiteindelijk heeft het Gerecht de vorderingen van [A], [B] en [C] niet-ontvankelijk verklaard en hen in de proceskosten veroordeeld. De beslissing in de hoofdzaak is aangehouden, en er zal een nieuwe mondelinge behandeling plaatsvinden.