ECLI:NL:OGEAC:2025:32

Gerecht in eerste aanleg van Curaçao

Datum uitspraak
11 maart 2025
Publicatiedatum
24 maart 2025
Zaaknummer
CUR202400794 tot en met CUR202400796
Instantie
Gerecht in eerste aanleg van Curaçao
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
  • mr. drs. P.A.M. Pijnenburg
  • mr. L.M. de Leeuw van Weenen
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Aftrekbaarheid van buitengewone lasten in verband met IVF-behandelingen

In deze zaak is in geschil de hoogte van de aftrek aan buitengewone lasten in verband met uitgaven voor IVF-behandelingen door belanghebbende. De uitspraak betreft de aanslagen inkomstenbelasting en premies AOV/AWW en AVBZ voor het jaar 2019. Belanghebbende heeft op 2 september 2022 een aanslag inkomstenbelasting opgelegd gekregen, evenals aanslagen premies AOV/AWW en AVBZ. Na bezwaar en beroep tegen het niet tijdig beslissen op het bezwaar, heeft het Gerecht op 11 maart 2025 uitspraak gedaan. Het Gerecht oordeelt dat de ticketkosten voor een terugreis van Bogota naar Curaçao, gemaakt in het kader van de IVF-behandeling, aftrekbaar zijn. Echter, de kosten van een factuur van het Universitair Ziekenhuis Brussel zijn niet aftrekbaar omdat belanghebbende niet het bewijs heeft kunnen overleggen dat het bedrag daadwerkelijk is betaald in het onderhavige jaar. Ook de autokosten voor het huren van een auto zijn niet in aftrek te brengen, maar de kosten per gereden kilometer zijn wel toegestaan. Uiteindelijk wordt het belastbaar inkomen vastgesteld op NAf 137.420 en het premie-inkomen op NAf 144.903.

Uitspraak

Uitspraak van 11 maart 2025
BBZ nrs. CUR202400794 tot en met CUR202400796
GERECHT IN EERSTE AANLEG VAN CURAÇAO
UITSPRAAK
op het beroep in de zin van de
Landsverordening op het beroep in belastingzaken van:
[Belanghebbende],wonende te Curaçao,
belanghebbende,
gericht tegen:
DE INSPECTEUR DER BELASTINGEN, zetelend in Curaçao,
de Inspecteur.

1.PROCESVERLOOP

1.1
Aan belanghebbende is op 2 september 2022 een aanslag inkomstenbelasting (IB) voor het jaar 2019 opgelegd naar een belastbaar inkomen van NAf 166.750.
1.2
Aan belanghebbende zijn op 2 september 2022 aanslagen premies AOV/AWW en AVBZ voor het jaar 2019 opgelegd naar een premie- inkomen van NAf 174.233.
1.3
Belanghebbende heeft op 1 november 2022 tegen de in 1.1 en 1.2 genoemde aanslagen bezwaar gemaakt.
1.4
Belanghebbende heeft op 4 maart 2024 beroep ingesteld tegen het niet tijdig beslissen op het bezwaar. Belanghebbende heeft daarvoor een bedrag aan griffierecht betaald van NAf 50.
1.5
Partijen zijn op 26 september 2024 uitgenodigd voor een zitting op 31 oktober 2024.
1.6
De Inspecteur heeft op 25 oktober 2024 een verweerschrift ingediend en verzocht om uitstel van de zitting. Dit uitstelverzoek is op 28 oktober 2024 door het Gerecht afgewezen.
1.7
De zitting heeft plaatsgevonden op 31 oktober 2024 te Willemstad. Belanghebbende is verschenen bijgestaan door haar gemachtigde, [A], verbonden aan [X], en vergezeld van haar echtgenoot. Namens de Inspecteur is [B] verschenen. Belanghebbende heeft een pleitnota ingebracht en voorgedragen. De rechter heeft het onderzoek aangehouden.
1.8
Op 1 november 2024 heeft het Gerecht een e-mail naar partijen verstuurd met de afspraken die ter zitting gemaakt zijn.
1.9
Op 15 november 2024 heeft de Inspecteur daarop gereageerd.
1.1
Op 27 december 2024 heeft belanghebbende op haar beurt gereageerd.
1.11
Partijen zijn op 27 december 2024 uitgenodigd voor een zitting op 31 januari 2025.
1.12
Het Gerecht heeft partijen op 22 januari 2025 verzocht het Gerecht te laten weten of dat partijen een nadere zitting noodzakelijk vinden of dat partijen er gezamenlijk uit zullen komen.
1.13
Op 23 januari 2025 heeft de Inspecteur het Gerecht op de hoogte gesteld geen behoefte te hebben aan een nadere mondelinge behandeling van de zaak.
1.14
Op 27 januari 2025 heeft ook belanghebbende het Gerecht op de hoogte gesteld geen behoefte te hebben aan een nadere mondelinge behandeling van de zaak.
1.15
Partijen hebben beiden toestemming gegeven om de zaak af te doen zonder nadere zitting.
1.16
Op 28 januari 2025 heeft belanghebbende per e-mail geantwoord op vragen van het Gerecht.
1.17
Op 28 en 29 januari 2025 heeft de Inspecteur per e-mail geantwoord op vragen van het Gerecht.
1.18
Op 29 januari 2025 heeft het Gerecht het onderzoek gesloten en een uitspraak aangekondigd.

2.FEITEN

2.1
Belanghebbende is gehuwd met [de echtgenoot] (hierna: (de) echtgenoot).
2.2
Belanghebbende heeft op 25 mei 2020 tezamen met haar echtgenoot aangifte IB en premies 2019 gedaan. Het belastbaar inkomen van belanghebbende volgens de aangifte bedraagt NAf 131.375 en het premie- inkomen bedraagt NAf 138.999. In de aangifte heeft belanghebbende onder meer een bedrag van NAf 37.407 aan buitengewone lasten in aftrek gebracht. Het betreffen uitgaven met betrekking tot IVF-behandelingen.
2.3
De Inspecteur heeft de aanslagen opgelegd in afwijking van de aangifte. Daarbij heeft (onder meer) een correctie van de buitengewone lasten plaatsgevonden. De Inspecteur heeft het bedrag aan buitengewone lasten toen gesteld op NAf 5.222.
2.4
Op 15 november 2024 heeft de Inspecteur zoals afgesproken tijdens de zitting van 31 oktober 2024, na beoordeling van bewijsstukken, zijn reactie met bevindingen gemaild naar het Gerecht (r.o.1.9). Belanghebbende heeft daarop op 27 december 2024 weer haar reactie gegeven (r.o. 1.10).
2.5
Nadat belanghebbende akkoord is gegaan met de correctie renteaftrek ten bedrage van omgerekend NAf 2.991 en de correctie aftrek kosten i.v.m. de waardebepaling van de eigen woning ten bedrage van NAf 901 en partijen het derhalve eens zijn geworden dat de persoonlijke lasten NAf 29.303 dienen te bedragen, is tussen partijen enkel nog in geschil of een drietal uitgaven in aanmerking kunnen worden genomen als buitengewone lasten (r.o. 3.1 hierna).
2.6
De Inspecteur stelt dat de aftrek buitengewone lasten NAf 33.915 (NAf 53.693 minus drempel NAf 19.778) dient te bedragen. Belanghebbende stelt dat de aftrek buitengewone lasten NAf 37.644 (NAf 57.422 minus drempel NAf 19.778) dient te bedragen. Een verschil derhalve van NAf 3.729.
2.7
De Inspecteur berekent het belastbaar inkomen voor de Inkomstenbelasting voor het jaar 2019 als volgt.
Totaal inkomen NAf 213.207
Beroepskosten NAf 500-/-
Persoonlijke vermindering NAf 11.425-/-
Persoonlijke lasten NAf 29.303-/-
Buitengewone lasten (drempel NAf 19.778)
NAf 33.915-/-
Belastbaar inkomen NAf 138.064
2.8
Het premie- inkomen voor de AOV/AWW en de AVBZ voor het jaar 2019 bedraagt volgens de Inspecteur NAf 145.547. Bestaande uit NAf 138.064 (belastbaar inkomen zoals berekend door de Inspecteur) + NAf 7.624 (werknemersdeel AOV/AWW) -/- NAf 141 (rente ontvangen op binnenlandse spaartegoeden) (artikel 26 Landsverordening AOV, artikel 29 Landsverordening AWW en artikel 20 Landsverordening AVBZ) is NAf 145.547.
2.9
Belanghebbende staat een belastbaar inkomen voor het jaar 2019 voor van NAf 134.335 en een premie- inkomen van NAf 141.818.

3.GESCHIL

3.1
In geschil is of de aanslagen inkomstenbelasting en premies AOV/AWW en AVBZ voor het jaar 2019 naar een belastbaar inkomen c.q. premie-inkomen kunnen worden opgelegd van NAf 138.064 respectievelijk NAf 145.547, zoals de Inspecteur voorstaat.
Meer in het bijzonder zijn de volgende (buitengewone) lasten nog in geschil.
De vraag of de tickets van 5 juni 2019 in aftrek kunnen worden gebracht.
De aftrekbaarheid van een bedrag van EUR 750 ter zake van een IVF- behandeling ondergaan in Brussel.
De vraag welk bedrag in aftrek kan worden gebracht voor vervoer per auto. In het bijzonder (i) of de kosten voor het huren van een auto in aftrek kunnen worden gebracht en, eventueel, (ii) hoeveel kilometers in aanmerking dienen te worden genomen.
Ad 1. Tickets 5 juni 2019
3.1.1
De Inspecteur stelt dat de kosten ter zake van de tickets van 5 juni 2019 (2 maal een enkele reis van Bogota naar Curaçao ten bedrage van 2 maal USD 92,60 (omgerekend, in totaal, NAf 331,51 [1] ) niet in aftrek kunnen komen, omdat niet blijkt dat deze kosten in rechtstreeks verband staan met de ziekte van belanghebbende. Belanghebbende stelt dat de ticketkosten van 5 juni 2019 wél in rechtstreeks verband staan met de (toen ten einde gekomen) IVF-behandeling. Deze kosten dienen om die reden wel degelijk als buitengewone lasten in aftrek te komen.
Ad 2. Bedrag van EUR 750 ter zake van de IVF-behandeling in Brussel
3.1.2
Belanghebbende stelt zich op het standpunt dat alhoewel zij geen bankafschrift meer kan overleggen om dit te bewijzen, het bedrag van EUR 750 [2] (omgerekend NAf 1.411,58) betaald is in 2019 en geen dubbeltelling betreft en derhalve in aftrek dient te worden toegelaten.
De Inspecteur stelt dat het bedrag van EUR 750 ter zake van de IVF-behandeling in Brussel niet in aftrek kan worden gebracht, omdat geen bewijs is ontvangen waaruit blijkt dat EUR 750 is betaald in het jaar 2019 en het bedrag mogelijk al inbegrepen zit in de voorafbetalingen IVF-vooronderzoeken, dan wel dat dit bedrag pas in 2020 is betaald.
Ad 3. Autokosten
3.1.3
Belanghebbende stelt primair dat de kosten voor het huren van een auto in aftrek moeten worden toegelaten. Het betreft de autohuur bij Sixt ten bedrage van NAf 575 in de periode van 8 - 15 september 2019 en de autohuur bij Alamo ten bedrage van NAf 1.586 in de periode van 26 november - 25 december 2019. Subsidiair stelt belanghebbende dat een aftrek van NAf 0,35 per kilometer toegestaan moet worden. De Inspecteur stelt zich op het standpunt dat (i) kosten voor het huren van een auto niet in aftrek kunnen worden gebracht en (ii) alleen reiskosten in aftrek kunnen worden gebracht voor zover op die dag een afspraak was bij het ziekenhuis en/of de arts. De Inspecteur berekent de kosten die in aftrek kunnen komen op NAf 278,32.

4.OVERWEGINGEN

Beroep niet tijdig beslissen

4.1
De bezwaarschriften tegen de aanslagen zijn op 1 november 2022 door de Inspecteur ontvangen.
4.2
Ingevolge artikel 30, lid 2, Algemene landsverordening Landsbelastingen (ALL) is een uitspraak op een bezwaarschrift niet tijdig gedaan, als de Inspecteur niet binnen negen maanden na ontvangst van het bezwaarschrift, in dit geval dus uiterlijk op 1 augustus 2023, een uitspraak heeft gedaan.
4.3
Ingevolge artikel 31, lid 1, ALL kan binnen twaalf maanden, in dit geval dus uiterlijk op 1 augustus 2024, beroep worden ingesteld tegen het niet tijdig doen van een uitspraak op een bezwaarschrift.
4.4
Belanghebbende heeft op 4 maart 2024 beroep ingesteld tegen het niet tijdig doen van uitspraak op bezwaar. Dit beroep is tijdig ingesteld.
4.5
Het Gerecht ziet evenwel om proces-economische redenen ervan af om de Inspecteur op te dragen alsnog een beslissing te nemen op het bezwaar. Partijen hebben het Gerecht immers verzocht om uitspraak te doen met betrekking tot de onder 3.1 vermelden onderdelen. Het Gerecht zal het verweerschrift van de Inspecteur mede beschouwen als (reële) uitspraak op bezwaar. Belanghebbende heeft daarom geen belang meer bij het beroep niet tijdig beslissen op bezwaar. Dit beroep is mitsdien niet-ontvankelijk.
Het door belanghebbende ingestelde beroep van 4 maart 2024 wordt ook geacht te zijn gericht tegen de (reële) uitspraak op bezwaar. Ook deze uitspraak is dus onderwerp van onderhavige procedure.
Inhoudelijk
Wettelijk kader
4.6
Artikel 16A van de Landsverordening op de inkomstenbelasting 1943 (LIB) luidt voor zover relevant als volgt.
Art 16A
1.Buitengewone lasten zijn de op de belastingplichtige drukkende uitgaven:
a. ter zake van ziekte, invaliditeit, bevalling en overlijden van de belastingplichtige, diens echtgenoot, diens eigen en aangehuwde kinderen en pleegkinderen en van diens bloed- of aanverwanten in de rechte linie of in de tweede graad van de zijlinie;
(..)
2. De gezamenlijke uitgaven voor zover verband houdend met een hierna te noemen post wordt in aanmerking genomen met inachtneming van de daarbij gegeven normering:
a. de met de in het eerste lid, onderdeel a, bedoelde uitgaven verband houdende kosten van vervoer per auto tot een bedrag van f. 0,35 per kilometer, of, indien het betreft een ter beschikking gestelde auto, de brandstofkosten;
(..).’
4.7
Hetgeen partijen nog verdeeld houdt, betreft drie aftrekposten in de sfeer van de buitengewone lasten. Het Gerecht zal in het hiernavolgende deze drie posten achtereenvolgens behandelen.
4.7.1
Ticketkosten
4.7.1.1 Het Gerecht is van oordeel dat de ticketkosten ten bedrage van omgerekend NAf 331,51 die door belanghebbende zijn gemaakt voor de eerder dan geplande terugreis van Bogota naar Curaçao op de belastingplichtige drukkende uitgaven ter zake van ziekte van de belastingplichtige omvatten zoals omschreven in artikel 16A, lid 1 LIB. Dat dit ‘extra’ ticketkosten zouden zijn, doet daar niet aan af. De kosten zijn gemaakt in het kader van de behandeling van belanghebbende die op dat moment gaande was, maar eerder dan verwacht tot een einde kwam en die daarmee rechtstreeks verband houden.
4.7.1.2. Het Gerecht is van oordeel dat de Inspecteur de ‘extra’ ticketkosten van NAf 332 (afgerond) ten onrechte niet als buitengewone lasten in aftrek heeft toegelaten.
4.7.2
EUR 750
4.7.2.1 Bij haar reactie van 27 december 2024 heeft belanghebbende ter onderbouwing van het bedrag van EUR 750 een kopie van een factuur van het Universitair Ziekenhuis Brussel overlegd. De factuur heeft als datum 17 december 2019. Het totaalbedrag van de factuur is EUR 5.250, bestaande uit EUR 4.500 aan
ICSI treatment 14/12/2019en EUR 750 aan
Monitoring 5 days.Verder staat er op de factuur: ‘PAID: 4500,00 Euro’.
4.7.2.2 Het Gerecht is van oordeel dat het bedrag van EUR 750 (omgerekend NAf 1.411,58) niet in aftrek kan komen. Het Gerecht neemt daarbij in overweging dat op de factuur niet staat dat de EUR 750 ook is betaald. De behandeling heeft voorts dicht tegen het einde van het jaar 2019 plaatsgevonden. Het Gerecht acht het om die reden mogelijk dat de daadwerkelijke betaling pas plaats heeft gevonden in het jaar 2020.
De bewijslast ter zake van (het tijdstip van) de betaling rust op belanghebbende. Nadat de Inspecteur daarom heeft verzocht, heeft belanghebbende niet het bewijs kunnen overleggen (het bankafschrift) dat het bedrag van EUR 750 daadwerkelijk is betaald en dat dit in 2019 is gebeurd.
4.7.2.3 Het Gerecht is van oordeel dat de Inspecteur deze aftrekpost dan ook terecht heeft geweigerd.
4.7.3
Autokosten
4.7.3.1 Het Gerecht stelt voorop dat de Inspecteur voor de bepaling van de aftrek autokosten terecht een bedrag van NAf 0,35 per gereden kilometers heeft gehanteerd. Ingevolge artikel 16A, lid 2, onderdeel a LIB kunnen kosten van vervoer per auto die verband houden met buitengewone lasten immers tot een bedrag van NAf 0,35 per kilometer in aanmerking worden genomen. De vraag of de kosten voor het huren van een auto in aftrek kunnen worden gebracht, dient dan ook ontkennend te worden beantwoord. Hetgeen partijen op dit punt verder verdeeld houdt, is het aantal kilometers dat in aanmerking dient te worden genomen.
4.7.3.2 Belanghebbende heeft in ‘Bijlage B-km overzicht autoritten i.v.m. op de belastingplichtige drukkende uitgaven ter zake van ziekte, invaliditeit, bevalling en overlijden van de belastingplichtige’ (hierna: het overzicht) dat bij haar reactie van 27 december 2024 is gevoegd, een overzicht verstrekt waarin zij in de periode van 8 september 2019 tot en met 28 december 2019 per autorit het aantal afgelegde kilometers heeft bijgehouden die zijn gemaakt in het kader van de IVF-behandeling. Het totaal aantal gereden kilometers bedraagt volgens belanghebbende 1.687,2.
Volgens de Inspecteur moeten echter alleen de reiskosten in aftrek worden gebracht ‘
voor zover op die dag een afspraak was bij het ziekenhuis/de arts’.Alleen de data gevonden in de facturen en op de betaalbewijzen tellen daarom volgens de Inspecteur mee. De Inspecteur stelt het aantal kilometers dat in aanmerking kan worden genomen vast op 795,2.
Belanghebbende betwist dit en stelt dat er (veel) meer (ziekenhuis)bezoeken geweest zijn dan betaalmomenten. Ook zijn er kilometers afgelegd van en naar het vliegveld (Schiphol). Die moeten volgens belanghebbende ook meetellen.
4.7.3.3 Het Gerecht acht het aannemelijk dat de door belanghebbende in het overzicht gestelde aantal kilometers ook daadwerkelijk gereden zijn en dat deze in rechtstreeks verband staan tot de IVF-behandeling. Het Gerecht oordeelt dat de aftrek autokosten NAf 590,52 (NAf 0,35 maal 1.687,2 km) in plaats van NAf 278,32 dient te bedragen (meer buitengewone lasten: NAf 312).
4.7.4
Slotsom
Het Gerecht oordeelt dat het bedrag aan aftrek buitengewone lasten voor het jaar 2019 dient te worden vastgesteld op NAf 34.559, te weten NAf 33.915 + NAf 332 (vliegtuigtickets) + NAf 312 (meer aftrekbare autokosten). Alsdan dient het belastbaar inkomen voor het jaar 2019 te worden vastgesteld op NAf 137.420 en het premie-inkomen op NAf 144.903.

5.PROCESKOSTEN EN GRIFFIERECHT

Kosten bezwaarfase

5.1
Ingevolge artikel 32a, lid 1 van de ALL worden, op verzoek van de belastingplichtige, de kosten die de belastingplichtige in verband met de behandeling van het bezwaar redelijkerwijs heeft moeten maken, vergoed voor zover de aanslag door ernstige onzorgvuldigheid in strijd met het recht is opgelegd. Het verzoek moet worden gedaan voordat de Inspecteur op het bezwaar heeft beslist. De regels over de (hoogte van de) vergoeding zijn neergelegd in artikel 6.4 van de Ministeriële regeling formeel belastingrecht.
5.2
Belanghebbende heeft in haar bezwaarschrift verzocht om een kostenvergoeding. Het Gerecht is van oordeel dat belanghebbende geen recht heeft op een kostenvergoeding voor de bezwaarfase. De Inspecteur heeft namelijk niet tegen beter weten in de onderhavige aanslagen opgelegd, zodat geen sprake is van een aan de Inspecteur te wijten ernstige onzorgvuldigheid.
Kosten beroepsfase
5.3
Het Gerecht ziet aanleiding de Inspecteur te veroordelen in de kosten die belanghebbende redelijkerwijs heeft moeten maken voor het instellen van beroep.
5.4
In artikel 15, lid 2, Landsverordening op het beroep in belastingzaken (LBB) is bepaald dat de regels over de (hoogte van de) proceskostenvergoeding bij of krachtens landsbesluit worden vastgesteld. Dat is nog niet gebeurd. Het Gerecht zal daarom aansluiten bij het Besluit proceskosten bestuursrecht (hierna: het Besluit), PB 2001, no. 127 (vgl. GHvJ 21 juni 2017, nr. CUR2016H00008, ECLI:NL:OGHACMB:2017:54).
5.5
In artikel 1 van dit Besluit zijn de kosten vermeld die voor vergoeding in aanmerking komen, waaronder de kosten van door een derde verleende beroepsmatige bijstand. Deze kosten kunnen worden berekend op NAf 1.400 (1 punt voor het indienen van het beroepschrift en 1 punt voor het verschijnen ter zitting, waarde per punt NAf 700, wegingsfactor 1).
5.6
Verder dient de Inspecteur op grond van artikel 18, lid 5 LBB het betaalde griffierecht van NAf 50 aan belanghebbende te vergoeden.

6.DE BESLISSING

Het Gerecht:
- verklaart het beroep tegen het niet-tijdig beslissen niet-ontvankelijk;
- verklaart het beroep tegen de (reële) uitspraak op bezwaar gegrond;
- vernietigt de (reële) uitspraak op bezwaar;
  • verklaart het beroep tegen de aanslagen inkomstenbelasting en premies AOV/AWW en AVBZ voor het jaar 2019 gegrond;
  • vermindert de aanslag IB voor het jaar 2019 naar een belastbaar inkomen van NAf 137.420;
  • vermindert de aanslagen premies AOV/AWW en AVBZ voor het jaar 2019 naar een premie-inkomen van NAf 144.903;
- veroordeelt de Inspecteur in de proceskosten van belanghebbende ten bedrage van NAf 1.400; en
- draagt de Inspecteur op het door belanghebbende betaalde griffierecht van NAf 50 te vergoeden.
Deze uitspraak is gegeven door mr. drs. P.A.M. Pijnenburg, rechter, en uitgesproken op 11 maart 2025, in tegenwoordigheid van de griffier mr. L.M. de Leeuw van Weenen
.
De griffier, De rechter,
Afschriften zijn per post/ per e-mail op ………………………… aan partijen verzonden.
HOGER BEROEP
Tegen deze uitspraak kunnen beide partijen binnen
twee maandenna de verzenddatum hoger beroep instellen bij:
Het Gemeenschappelijk Hof van Justitie (belastingkamer)
Emancipatie Boulevard Dominico “Don” Martina 18
Willemstad
Curaçao
U wordt verzocht bij het indienen van het beroepschrift het volgende in acht te nemen:
1. Leg bij het beroepschrift een afschrift over van deze uitspraak;
2. Onderteken het beroepschrift en vermeld het volgende:
a. de naam en het adres van de indiener,
b. de dagtekening,
c. waartegen u in beroep komt,
d. waarom u het niet eens bent met deze uitspraak (de gronden van het hoger beroep).
Partijen hebben ook de mogelijkheid het ondertekende beroepschrift per e-mail in te dienen bij de griffie van het Gemeenschappelijk Hof van Justitie:
belastinggriffie@caribjustitia.org.
Voor het instellen van hoger beroep is het volgende bedrag aan griffierecht verschuldigd:
- natuurlijke personen: NAf 200
- personenvennootschappen en rechtspersonen: NAf 500

Voetnoten

1.Bij omrekening van dollars naar florins is steeds uitgegaan van een koers van USD 1 = NAf 1,79.
2.Bij omrekening van euro’s naar florins is steeds uitgegaan van een koers van EUR 1 = 1,882.