ECLI:NL:OGEAC:2025:6

Gerecht in eerste aanleg van Curaçao

Datum uitspraak
16 januari 2025
Publicatiedatum
29 januari 2025
Zaaknummer
CUR202402288
Instantie
Gerecht in eerste aanleg van Curaçao
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
  • mr. drs. P.A.M. Pijnenburg
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beroep tegen niet tijdig doen van uitspraak op bezwaar inzake aanslag inkomstenbelasting 2019

In deze zaak heeft het Gerecht in eerste aanleg van Curaçao op 16 januari 2025 uitspraak gedaan op het beroep van een belanghebbende tegen het niet tijdig doen van uitspraak op bezwaar door de Inspecteur der Belastingen. De belanghebbende had op 22 juli 2022 een aanslag inkomstenbelasting voor het jaar 2019 ontvangen, waartegen op 19 september 2022 bezwaar was gemaakt. De Inspecteur had echter niet binnen de wettelijk vereiste termijn van negen maanden op dit bezwaar beslist, wat leidde tot het beroep van de belanghebbende op 18 juni 2024. Het Gerecht oordeelde dat het beroep gegrond was, aangezien de Inspecteur niet tijdig had beslist. Het Gerecht heeft de Inspecteur opgedragen om uiterlijk op 1 juli 2025 alsnog uitspraak te doen op het bezwaar. Tevens is de Inspecteur veroordeeld in de proceskosten van de belanghebbende en moet het betaalde griffierecht worden vergoed. De uitspraak benadrukt de verplichtingen van de Inspecteur onder de Algemene landsverordening Landsbelastingen (ALL) en de gevolgen van het niet tijdig beslissen op bezwaarschriften.

Uitspraak

Uitspraak van 16 januari 2025
BBZ nr. CUR202402288
GERECHT IN EERSTE AANLEG VAN CURAÇAO
UITSPRAAK
op het beroep in de zin van de
Landsverordening op het beroep in belastingzaken van:
[Belanghebbende],wonende te Nederland,
belanghebbende,
gericht tegen:
DE INSPECTEUR DER BELASTINGEN, zetelend in Curaçao,
de Inspecteur.

1.PROCESVERLOOP

1.1
Aan belanghebbende is met dagtekening 22 juli 2022 een aanslag inkomstenbelasting voor het jaar 2019 opgelegd naar een belastbaar inkomen van NAf 26.233, resulterende in een te betalen bedrag aan inkomstenbelasting van NAf 2.557.
1.2
Belanghebbende heeft op 19 september 2022 bezwaar gemaakt.
1.3
Belanghebbende heeft op 18 juni 2024 beroep ingesteld tegen het niet tijdig beslissen op het bezwaar. Belanghebbende heeft daarvoor een bedrag aan griffierecht betaald van NAf 50.
1.4
De Inspecteur heeft op 25 november 2024 een verweerschrift ingediend.
1.5
Partijen zijn op 30 oktober 2024 uitgenodigd voor een zitting op 29 november 2024.
1.6
De zitting heeft plaatsgevonden op 29 november 2024 te Willemstad. Namens belanghebbende is [A] verschenen. Namens de Inspecteur is [B] verschenen. Belanghebbende heeft een pleitnota ingebracht.

2.OVERWEGINGEN

2.1
Het bezwaarschrift tegen de aanslag inkomstenbelasting is op 19 september 2022 door de Inspecteur ontvangen.
2.2
Ingevolge artikel 30, lid 2, Algemene landsverordening Landsbelastingen (ALL) is een uitspraak op een bezwaarschrift niet tijdig gedaan als de Inspecteur niet binnen negen maanden na ontvangst van het bezwaarschrift, in dit geval dus uiterlijk op 19 juni 2023, een uitspraak heeft gedaan.
2.3
Ingevolge artikel 31, lid 1, ALL kan binnen twaalf maanden, in dit geval dus uiterlijk op 19 juni 2024, beroep worden ingesteld tegen het niet tijdig doen van een uitspraak op een bezwaarschrift.
2.4
Belanghebbende heeft op 18 juni 2024 beroep ingesteld tegen het niet tijdig doen van uitspraak op bezwaar. Dit beroep is tijdig ingesteld.
2.5
De Inspecteur heeft nog immer geen beslissing op het bezwaar genomen. Het beroep tegen het niet tijdig beslissen dient derhalve gegrond te worden verklaard.
2.6
Ingevolge artikel 31, lid 2 ALL draagt het Gerecht de Inspecteur op uiterlijk 1 juli 2025 alsnog uitspraak te doen op het bezwaar tegen de aanslag inkomstenbelasting voor het jaar 2019. Het Gerecht bepaalt hierbij dat hoofdstuk VI ALL (verplichtingen ten dienste van de belastingheffing) van toepassing is tot 1 juli 2025.
2.7
Bij het doen van uitspraak op bezwaar gaat het enkel nog om de vraag of, en zo ja in hoeverre, recht bestaat op renteaftrek. Ter zitting is door de Inspecteur toegezegd dat hij bij de beoordeling van de omvang van de renteaftrek zich zal beperken tot de rente, de lening(en) alsmede tot de vraag gedurende welke periodes verhuur heeft plaatsgevonden.

3.PROCESKOSTEN EN GRIFFIERECHT

3.1
Het Gerecht ziet aanleiding de Inspecteur te veroordelen in de kosten die belanghebbende redelijkerwijs heeft moeten maken voor het instellen van beroep tegen het niet tijdig doen van uitspraak op bezwaar (vgl. HR 17 februari 2006, nr. 39602, ECLI:NL:HR:2006:AV1713).
3.2
In artikel 15, lid 2, Landsverordening op het beroep in belastingzaken (LBB) is bepaald dat de regels over de (hoogte van de) proceskostenvergoeding bij of krachtens landsbesluit worden vastgesteld. Dat is nog niet gebeurd. Het Gerecht zal daarom aansluiten bij het Besluit proceskosten bestuursrecht (hierna: het Besluit), PB 2001, no. 127 (vgl. GHvJ 21 juni 2017, nr. CUR2016H00008, ECLI:NL:OGHACMB:2017:54).
3.3
In artikel 1 van dit Besluit zijn de kosten vermeld die voor vergoeding in aanmerking komen, waaronder de kosten van door een derde verleende beroepsmatige bijstand. Deze kosten kunnen worden berekend op NAf 700 (1 punt voor het indienen van het beroepschrift en 1 punt voor het verschijnen ter zitting, waarde per punt NAf 700, wegingsfactor 0,5 (beroep niet tijdig beslissen)).
3.4
Verder dient de Inspecteur op grond van artikel 18, lid 5 LBB het betaalde griffierecht van NAf 50 aan belanghebbende te vergoeden.

4.DE BESLISSING

Het Gerecht:
- verklaart het beroep tegen het niet tijdig beslissen gegrond;
- draagt de Inspecteur op uiterlijk 1 juli 2025 alsnog uitspraak te doen op het bezwaar tegen de aanslag inkomstenbelasting voor 2019;
- bepaalt dat hoofdstuk VI ALL (verplichtingen ten dienste van de belastingheffing) van toepassing is tot 1 juli 2025;
- veroordeelt de Inspecteur in de proceskosten van belanghebbende ten bedrage van NAf 700; en
- draagt de Inspecteur op het door belanghebbende betaalde griffierecht van NAf 50 te vergoeden.
Deze uitspraak is gegeven door mr. drs. P.A.M. Pijnenburg, rechter, en uitgesproken op 16 januari 2025, in tegenwoordigheid van de griffier M.M.M. Faro MSc.
De griffier, De rechter,
Afschriften zijn per post/ per e-mail op ………………………… aan partijen verzonden.
HOGER BEROEP
Tegen deze uitspraak kunnen beide partijen binnen
twee maandenna de verzenddatum hoger beroep instellen bij:
Het Gemeenschappelijk Hof van Justitie (belastingkamer)
Emancipatie Boulevard Dominico “Don” Martina 18
Willemstad
Curaçao
U wordt verzocht bij het indienen van het beroepschrift het volgende in acht te nemen:
1. Leg bij het beroepschrift een afschrift over van deze uitspraak;
2. Onderteken het beroepschrift en vermeld het volgende:
a. de naam en het adres van de indiener,
b. de dagtekening,
c. waartegen u in beroep komt,
d. waarom u het niet eens bent met deze uitspraak (de gronden van het hoger beroep).
Partijen hebben ook de mogelijkheid het ondertekende beroepschrift per e-mail in te dienen bij de griffie van het Gemeenschappelijk Hof van Justitie:
belastinggriffie@caribjustitia.org.
Voor het instellen van hoger beroep is het volgende bedrag aan griffierecht verschuldigd:
- natuurlijke personen: NAf 200
- personenvennootschappen en rechtspersonen: NAf 500