Uitspraak
1.De procedure
- het verzoekschrift met producties d.d. 2 september 2015,
- het verweerschrift met producties.
2.De feiten
3.Het geschil
4.De beoordeling
“Sint Maarten wordt niet als werkgever in de zin van dit artikel beschouwd ten aanzien van die arbeiders, die zij anders dan op burgerrechtelijke overeenkomst in dienst heeft.”Kortom: op ambtenaren is deze Landsverordening niet van toepassing maar dus wel op werknemers die het Land op grond van een privaatrechtelijke rechtsverhouding in dienst heeft. In artikel 16 lid 1 is bepaald:
“De vakantieregeling in een arbeidsovereenkomst of arbeidsreglement mag slechts ten voordele van de arbeider van het in deze landsverordening bepaalde afwijken.”Lid 2:
“Als niet overeengekomen wordt beschouwd iedere voorwaarde, welke erop gericht is de aanspraak op vakantie geheel of gedeeltelijk afhankelijk te doen zijn van verlenging of wijziging van de arbeidsovereenkomst dan wel het aangaan van een andere arbeidsovereenkomst.”Dus: deze Landsverordening is dwingendrechtelijk van aard en het Gerecht dient deze dan ook ambtshalve toe te passen, ongeacht wat er in de arbeidsovereenkomst anders is vermeld. In artikel 10 lid 1 van deze Landsverordening is bepaald:
“De werkgever betaalt de arbeider voor niet genoten vakantie, waarop bij het eindigen van de dienstbetrekking aanspraak bestaat, een bedrag gelijk aan zijn in geld uitgedrukt, ten tijde van dat eindigen geldend loon over het aantal dagen van de niet genoten vakantie.”Gevolg: [de werknemer] heeft recht op de opgebouwde nog niet genoten vakantiedagen. De argumenten van het Land, gebaseerd op de LMA, de Regeling Vakantie en Vrijstelling van Dienst ambtenaren en het Handbook behoeven dus geen bespreking.
SUBSIDIAIR gedaagde – bij wijze van schadeloosstelling naar billijkheid ex artikel 1615r BW- te veroordelen tot betaling aan eiseres van gederfd inkomen (salaris) c.a. en vakantiedagen gelijk het geval indien de arbeidsovereenkomst op rechtsgeldige wijze beëindigd zou worden bij het bereiken van de pensioengerechtigde leeftijd door eiseres”. Zij vordert dus niet de onderhavige vakantiedagen maar [de werknemer] vordert vakantiedagen als loonbestanddeel, onderdeel uitmakende van haar vermeende toekomstige schade. Het Gerecht heeft over de onderhavige vakantiedagen geen beslissing genomen maar uitsluitend een schadevergoeding naar billijkheid vastgesteld, zoals door [de werknemer] verzocht, zie r.o. 2.8. van de beschikking d.d. 21 januari 2015.