Uitspraak
1.De procedure
- het verzoekschrift met producties d.d. 13 augustus 2015,
- de akte eis in reconventie met producties van [gedaagde],
- nagekomen producties van [eiseres],
- pleitnota’s van beide advocaten.
Gerecht in eerste aanleg van Sint Maarten
In deze zaak, die voor het Gerecht in Eerste Aanleg van Sint Maarten werd behandeld, ging het om een kort geding tussen een besloten vennootschap, aangeduid als eiseres, en een gedaagde die een bedrijfsruimte huurde. De mondelinge behandeling vond plaats op 16 september 2015, waarbij beide partijen vertegenwoordigd waren door hun advocaten. Eiseres vorderde ontruiming van de gehuurde ruimte en betaling van achterstallige huurpenningen, terwijl gedaagde de vorderingen betwistte en zelf een reconventionele vordering indiende tot herstel van schade aan het gehuurde.
De kern van het geschil lag in de interpretatie van de huurovereenkomst, specifiek artikel 3.1, waarin werd gesteld dat de huur afhankelijk was van de omzet. Eiseres stelde dat er sprake was van huurachterstand, terwijl gedaagde betwistte dat er huur verschuldigd was, gezien de maandelijkse omzet en kosten. Het Gerecht oordeelde dat de partijen de huurovereenkomst verschillend interpreteerden, wat leidde tot de conclusie dat er geen huurachterstand kon worden vastgesteld. Bovendien werd opgemerkt dat de vorderingen van eiseres niet voldoende onderbouwd waren met betrekking tot de vermeende ontbrekende vergunningen en verzekeringen.
Uiteindelijk wees het Gerecht de vorderingen van zowel eiseres als gedaagde af en bepaalde dat beide partijen de proceskosten voor eigen rekening moesten houden. Dit vonnis werd uitgesproken op 2 oktober 2015 door rechter A.J.J. van Rijen.