ECLI:NL:OGEAM:2015:28

Gerecht in eerste aanleg van Sint Maarten

Datum uitspraak
18 december 2015
Publicatiedatum
24 februari 2016
Zaaknummer
KG 2015/151
Instantie
Gerecht in eerste aanleg van Sint Maarten
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Kort geding
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Executiegeschil over dwangsommen in kort geding tussen twee vennootschappen

In deze zaak, die werd behandeld door het Gerecht in Eerste Aanleg van Sint Maarten, betreft het een kort geding tussen een naamloze vennootschap, aangeduid als eiseres, en twee gedaagden, waarvan de eerste gevestigd is op de Marshall Eilanden en de tweede op Sint Maarten. De eiseres, vertegenwoordigd door mr. J.G. Bloem, vorderde de opheffing van een executoriaal derdenbeslag dat door de gedaagden was gelegd. De gedaagden, vertegenwoordigd door mr. A.A. Kraaijeveld, stelden dat de eiseres dwangsommen had verbeurd door de menu's van hun restaurant te kopiëren.

De procedure begon met een verzoekschrift van de eiseres, gevolgd door een mondelinge behandeling op 27 november 2015. De rechter had eerder in een kort geding vonnis van 29 januari 2015 de eiseres bevolen om het gebruik van de menu's van de gedaagden te staken, met een dwangsom van $500 per overtreding. De eiseres voerde aan dat zij haar menukaarten had aangepast, maar de gedaagden stelden dat er nog steeds overeenkomsten waren tussen de menu's.

Na beoordeling van de feiten en argumenten van beide partijen, concludeerde het Gerecht dat de nieuwe menukaart van de eiseres niet meer in strijd was met het eerdere vonnis. Het Gerecht besloot het beslag op te heffen en de gedaagden te veroordelen in de proceskosten. De uitspraak werd gedaan door mr. A.J.J. van Rijen op 18 december 2015.

Uitspraak

Vonnis van 18 december 2015
Zaaknummer: KG 2015/151
Vonnisnr.
GERECHT IN EERSTE AANLEG VAN SINT MAARTEN
Vonnis in kort geding
in de zaak van
de naamloze vennootschap
[eiseres],
gevestigd te Sint Maarten,
eiseres,
gemachtigde: mr. J.G. Bloem,
tegen
de vennootschap naar vreemd recht
[gedaagde sub 1],
gevestigd op de Marshall Eilanden en
de naamloze vennootschap
[gedaagde sub 2],
gevestigd op Sint Maarten,
gedaagden,
gemachtigde: mr. A.A. Kraaijeveld.
Eiseres wordt aangeduid als “[eiseres]”. Gedaagden worden aangeduid als “[gedaagde sub 1]” en “[gedaagde sub 2]”. Een en ander tenzij anders wordt vermeld.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • het verzoekschrift met producties d.d. 18 november 2015,
  • producties van gedaagden,
  • producties van [eiseres],
  • pleitnota mr. Bloem,
  • pleitnota mr. Kraaijeveld.
1.2.
De mondelinge behandeling heeft plaatsgevonden op 27 november 2015. De griffier heeft van het verhandelde aantekening gehouden.
1.3.
Hierna is vonnis bepaald.

2.De feiten

2.1.
In het kort geding vonnis d.d. 29 januari 2015 (AR 2014/172) heeft het Gerecht onder andere de volgende veroordeling uitgesproken:
“gebiedt [eiseres] om binnen 48 uren na betekening van dit vonnis het gebruik van het menu van [gedaagde sub 1] en [gedaagde sub 2] te staken en gestaakt te houden op een ten gunste van [gedaagde sub 1] en [gedaagde sub 2] te verbeuren dwangsom van US $ 500,00 voor elke keer dat dit gebod niet wordt nageleefd tot een maximum van US $ 200.000,00;”.
2.2.
Deze veroordeling is als volgt gemotiveerd:
“4.3. De menu’s en ingrediënten zijn als producties 13 en 14 van het inleidende verzoekschrift in het geding gebracht. In een oogopslag valt de gelijkenis van de beide menu’s op in het bijzonder de te bestellen gerechten en de hier bij behorende ingrediënten. Deze gelijkenis kan natuurlijk toeval zijn maar daar gaat het Gerecht voorshands niet van uit gelet op de omstandigheid dat [A] als bedrijfsleider in het Thaise restaurant van [B] heeft gewerkt en voldoende aannemelijk is gemaakt dat dezelfde [A] – op welke titel dan ook – thans werkt in het restaurant van [eiseres] eveneens een Thaise restaurant in Sint Maarten. Er is dus een duidelijk verband tussen de persoon van [A] en deze in [eiseres] gebruikte menu’s temeer de vaste kok van [B] nu ook al bij [eiseres] werkt. [A] was en is op de hoogte van het door [B] aan [gedaagde sub 1] en [gedaagde sub 2] verkochte exclusieve recht op de menu’s en gerechten. Immers, hij heeft deze overeenkomsten namens [B] als verkoper getekend en was tegelijkertijd de bedrijfsleider van [B]. Voorshands gaat het Gerecht er vanuit dat [A] deze menu’s en gerechten heeft toegeëigend en deze menu’s en gerechten vervolgens ter beschikking heeft gesteld aan [eiseres]. Het Gerecht gaat er voorshands verder vanuit dat dit handelen van [A] jegens [gedaagde sub 1] en [gedaagde sub 2] onrechtmatig is en dat het gevorderde bevel hierop kan worden gebaseerd.”
2.3.
Tegen het kort geding vonnis is geen hoger beroep ingesteld. Evenmin is het geschil in een bodemprocedure aan de rechter voorgelegd.
2.4.
Op 12 februari 2015 is het kort geding vonnis aan [eiseres] betekend. Op 22 mei 2015 is door [gedaagde sub 1] en [gedaagde sub 2] executoriaal derdenbeslag gelegd ten laste van [eiseres].

3.Het geschil

3.1. [
eiseres] vordert dat het Gerecht, bij vonnis uitvoerbaar bij voorraad, het door [gedaagde sub 1] en [gedaagde sub 2] ten laste van haar op 22 mei 2015 gelegde derdenbeslag zal opheffen, hun zal verbieden nadere executoriale maatregelen te treffen tegen haar en hen te veroordelen in de proceskosten.
3.2. [
gedaagde sub 1] en [gedaagde sub 2] concluderen tot niet-ontvankelijkheid van [eiseres] in haar vorderingen, althans dat het Gerecht deze aan haar zullen ontzeggen, met proceskostenveroordeling, zulks bij uitvoerbaar bij voorraad te verklaren vonnis.
3.3.
Op de argumenten van partijen zal het Gerecht hierna ingaan, voor zover zij relevant blijken voor de uitkomst van de procedure.

4.De beoordeling

4.1.
Door [eiseres] wordt gesteld dat zij de menukaarten heeft aangepast. Zij brengt daartoe als bewijs in het geding de factuur van pu:re d.d. 18 februari 2015 voor een totaal bedrag van USD 535,00. Dit is gedaan naar aanleiding van het kort geding vonnis en de betekening daarvan.
4.2. [
gedaagde sub 1] en [gedaagde sub 2] stellen dat [eiseres] desondanks dwangsommen heeft verbeurd. Zij stellen dat de menu’s nog steeds zeer op elkaar lijken en dat uit een proces-verbaal van constatering van de deurwaarder d.d. 21 maart 2015 dit ook blijkt.
4.3.
Gelet op de motivering van het kort geding vonnis dient het Gerecht in dit kort geding te beoordelen of voorshands “in een oogopslag” kenbaar is dat de menukaart van [B] gelijkt op die van [eiseres], met name wat betreft de gerechten en de ingrediënten. Dat is immers het beslissingskader van het Gerecht in het kort geding vonnis geweest.
4.4.
De menukaart van [B] uit appetizers (10 gerechten), soups (3), salads (5), noodles (6), curry (7), fried rice (5), stir fry (11), en desserts (4). De menukaart van [eiseres] bestaat uit starters (14), soups (2), salads (2), fried rice (5), noodles (6), curries (8), stir fry (9) en desserts (4). Qua indeling van de menukaart is er dus sprake van een behoorlijke overeenstemming en het aantal gerechten ontloopt elkaar niet veel. Tegen deze achtergrond dient dus te worden gekeken naar de gerechten en de ingrediënten.
4.5.
Qua gerechten neemt het Gerecht de “stir fry” rubriek deels onder de loep. [eiseres] heeft het vegetarische Cashew gerecht. Dat heeft [B] niet; zij heeft wel een gerecht van kip met cashew. [eiseres] heeft Sweet and Sour met ananas. Dat heeft [B] ook, maar met garnalen die er bij [eiseres] weer niet in zitten. Het gerecht Thai Basil lijkt op Pad Gra Paow van [B], alleen de ingrediënten wijken af (geen oestersaus en geen lichte en donkere soja sauzen bij [B]). Het gerecht Ginger van [eiseres] heeft als hoofdbestanddeel gember maar zonder de paddenstoelen die [B] wel heeft.
4.6.
Verder met de curries. [eiseres] heeft Yellow Curry. Die verschilt niet veel met zijn soortgenoot bij [B]; Gang Galee. Enkel de uien maken geen deel uit van het gerecht van [eiseres]. De Red Curry van [eiseres] heeft niet de bamboescheuten die [B] wel heeft. De Green Curry van [eiseres] heeft niet de groene bonen die [B] wel heeft. Beide menukaarten kennen de Gang Panang of de Panang Curry maar bij [eiseres] is basilicum toegevoegd en bij [B] weer niet.
4.7.
De laatste rubriek die het Gerecht aan een onderzoek onderwerpt is Noodles. [eiseres] kent het gerecht Pad Thai en [B] kent het gerecht [B] Pad Thai. Qua naamgeving dus identiek, qua ingrediënten niet helemaal: de “bean sprouts and scallions” ontbreken bij [eiseres]. De spaghetti komt ook beide menukaarten voor: bij [eiseres] ontbreken de pepers en de basilicum. De Glass Noodles van [eiseres] stemt qua titel overeen met de Pad Woon Sen van [eiseres]. De ingrediënten verschillen want in het gerecht van [eiseres] ontbreken de paddenstoelen.
4.9.
Dit betekent dat het Gerecht in dit kort geding niet kan oordelen dat [eiseres]’s nieuwe menukaart nog steeds neerkomt op het gebruik van de menukaart van [gedaagde sub 1] en [gedaagde sub 2], zoals in het eerdere kort geding vonnis is beslist. Immers, uit bovenvermelde vergelijking van drie rubrieken van de beide menukaarten blijkt naar voorlopig oordeel niet dat deze “in een oogopslag” vergelijkbaar zijn.
4.10.
Dit betekent dat het executoriale beslag dient te worden opgeheven, zoals in de beslissing is vermeld.
4.11.
Het Gerecht zal [gedaagde sub 1] en [gedaagde sub 2] niet zonder meer verbieden, zoals door [eiseres] wordt gevorderd, om nadere executoriale maatregelen te treffen. Het Gerecht heeft in het kort geding vonnis aanleiding gezien om een gebod uit te spreken, met dwangsommen, en dat gebod blijft voor de toekomst gehandhaafd omdat [eiseres] ook in de toekomst niet de menukaart van [gedaagde sub 1] en [gedaagde sub 2] mag gebruiken. Voor nu is, naar voorlopig oordeel, duidelijk dat [eiseres] zich aan het gebod heeft gehouden. Voor de toekomst kan dit anders liggen.
4.12.
Als overwegend in het ongelijk gestelde partijen dienen [gedaagde sub 1] en [gedaagde sub 2] in de proceskosten te worden veroordeeld.

5.De beslissing

Het Gerecht in Eerste Aanleg:
rechtdoende in kort geding,
heft op het op 22 mei 2015 ten laste van [eiseres] onder The Windward Islands Bank N.V. door [gedaagde sub 1] en [gedaagde sub 2] gelegde executoriale beslag,
verbiedt [gedaagde sub 1] en [gedaagde sub 2] om voor de periode 29 januari 2015 tot 18 december 2015 executiemaatregelen te nemen op basis van het vonnis d.d. 29 januari 2015,
veroordeelt [gedaagde sub 1] en [gedaagde sub 2] in de proceskosten, aan de zijde van [eiseres] begroot op Naf 450,00 aan griffierecht, Naf 227,50 aan explootkosten en op Naf 1.000,00 aan salaris gemachtigde,
verklaart dit vonnis tot zover uitvoerbaar bij voorraad,
wijst af het meer of anders gevorderde.
Dit vonnis is gewezen door mr. A.J.J. van Rijen, rechter in dit gerecht, en in het openbaar uitgesproken op 18 december 2015 in aanwezigheid van de griffier.