Uitspraak
1.De procedure
- het verzoekschrift met producties d.d. 13 mei 2015,
- de conclusie van antwoord met productie,
- de conclusie van repliek met productie,
- de conclusie van dupliek.
Gerecht in eerste aanleg van Sint Maarten
In deze zaak, die werd behandeld door het Gerecht in Eerste Aanleg van Sint Maarten, heeft de naamloze vennootschap [A] verzet aangetekend tegen een dwangbevel dat was uitgevaardigd door de Ontvanger van het Land Sint Maarten. De procedure begon met een verzoekschrift van [A] op 13 mei 2015, waarin zij verzocht om de tenuitvoerlegging van het dwangschrift en de invorderingsmaatregelen te staken totdat de belastingautoriteiten een beslissing hadden genomen over de juistheid van de vastgestelde aanslag winstbelasting 2012-40. De ambtshalve aanslag bedroeg NAf 210.000,00, terwijl de verminderingsaanslag op NAf 1.000,00 was vastgesteld, als gevolg van het niet tijdig indienen van de aangifte.
De gedaagden, het Land Sint Maarten en de Ontvanger, verzochten om afwijzing van de vorderingen van [A] en stelden dat zij niet-ontvankelijk verklaard diende te worden. Het Gerecht overwoog dat de Ontvanger als procespartij moest worden aangemerkt op basis van de Landsverordening Dwanginvordering. Het Gerecht oordeelde dat [A] niet kon worden ontvangen in haar vorderingen tegen het Land, omdat zij niet had voldaan aan de wettelijke verplichtingen met betrekking tot het indienen van aangiften.
Uiteindelijk verklaarde het Gerecht het verzet ongegrond en veroordeelde [A] in de proceskosten, die aan de zijde van de Ontvanger en het Land op NAf 3.400,00 aan salaris voor de gemachtigde werden begroot. Het vonnis werd uitgesproken op 14 juni 2016 door rechter A.J.J. van Rijen, en is uitvoerbaar bij voorraad.