ECLI:NL:OGEAM:2016:3

Gerecht in eerste aanleg van Sint Maarten

Datum uitspraak
9 februari 2016
Publicatiedatum
12 februari 2016
Zaaknummer
AR 2015/34
Instantie
Gerecht in eerste aanleg van Sint Maarten
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vordering tot betaling van achterstallige VVE-bijdragen en proceskosten door vereniging van eigenaren tegen appartementseigenaar

In deze zaak vordert de vereniging van eigenaren, eiseres, betaling van achterstallige VVE-bijdragen van de gedaagde, die eigenaresse is van meerdere appartementsrechten in het gebouw. De gedaagde heeft een achterstand van USD 158.493,29 met betrekking tot deze bijdragen, berekend per 28 februari 2015. Eiseres stelt dat gedaagde op grond van de splitsingsakte verplicht is om maandelijks bij te dragen aan de vereniging. Gedaagde betwist de vordering en stelt dat er een vaststellingsovereenkomst is gesloten met een derde partij, waardoor eiseres niet langer vorderingsgerechtigd zou zijn. Het Gerecht oordeelt dat er geen sprake is van schuldoverneming en dat de verplichtingen van gedaagde voortvloeien uit de wet en de splitsingsakte. Het Gerecht concludeert dat gedaagde in schuldenaarverzuim verkeert en dat eiseres geen schuldeisersverzuim heeft gepleegd. De wettelijke rente is van rechtswege verschuldigd en de vordering tot buitengerechtelijke kosten wordt afgewezen wegens onvoldoende onderbouwing. Gedaagde wordt veroordeeld in de proceskosten.

Uitspraak

Vonnis van 9 februari 2016
Zaaknummer: AR 2015/34
Vonnisnr.
GERECHT IN EERSTE AANLEG VAN SINT MAARTEN
Vonnis
in de zaak van
de vereniging met volledige rechtsbevoegdheid
[eiseres],
gevestigd te Sint Maarten,
eiseres,
gemachtigde: mr. R.F. Gibson jr.,
tegen
de vennootschap naar buitenlands recht
[gedaagde],
gevestigd te Sint Maarten,
gedaagde,
gemachtigde: mr. J. Bloem.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • het verzoekschrift met producties d.d. 13 maart 2015,
  • de conclusie van antwoord met producties,
  • de conclusie van repliek met producties,
  • de conclusie van dupliek.
1.2.
Hierna is vonnis bepaald.

2.De feiten

2.1.
Eiseres is een vereniging van eigenaren betreffende het appartementengebouw […] Residence. Gedaagde is eigenaresse van 36 appartementsrechten in dit gebouw en dus van rechtswege lid van eiseres. Op grond van artikel 17 van de splitsingsakte dient gedaagde maandelijks een financiële bijdrage aan eiseres te voldoen.
2.2.
Gedaagde heeft een achterstand van USD 158.493,29 met betrekking tot deze bijdragen, berekend per 28 februari 2015.
2.3.
Tussen eiseres en de vennootschap naar het recht van de staat Delaware, USA, [A], gevestigd te Sint Maarten, is op 20 maart 2014 een “Settlement Agreement” overeengekomen. In de considerans is onder meer vermeld:
“Company ([A], GEA) is the ultimate owner of fifty-one (51) apartment rights (…)”. Deze Agreement ziet er op dat vastgesteld wordt dat [A] een schuld heeft van USD 152.440,92 aan eiseres. Partijen bij de Settlement Agreement spreken af dat twee van de appartementsrechten worden verkocht voor USD 250.000,00 en dat [A] daarvan ontvangt USD 150.000,00 en eiseres USD 100.000,00
“as a down payment of the debt”. Verder is onder andere afgesproken dat [A] de bijdrage aan eiseres zal blijven betalen.

3.Het geschil

3.1.
Eiseres vordert dat het Gerecht, bij vonnis uitvoerbaar bij voorraad, gedaagde veroordeelt om aan haar te voldoen USD 158.493,29 aan hoofdsom, te vermeerderen met de wettelijke rente hierover, met veroordeling van gedaagde in de proceskosten, waaronder beslag- en buitengerechtelijke kosten ter grootte van USD 23.773,99.
3.2.
Gedaagde concludeert tot afwijzing van de vorderingen van eiseres, kosten rechtens.
3.3.
Eiseres beroept zich op nakoming van de verplichtingen zoals die uit de splitsingsakte blijken. Gedaagde stelt bij antwoord dat partijen een vaststellingsovereenkomst (voormelde Settlement Agreement) zijn aangegaan en dat eiseres in schuldeisersverzuim verkeert door de koopprijs van de twee appartementsrechten zonder toestemming van gedaagde te verlagen. Bij dupliek wordt het verweer gevoerd dat niet gedaagde maar [A] had dienen te worden gedaagd omdat deze vennootschap blijkens de vaststellingsovereenkomst deze schuld heeft erkend en er dus sprake is van schuldvernieuwing.

4.De beoordeling

4.1.
Het meest vergaande verweer is dat vanwege de Settlement Agreement eiseres niet langer vorderingsgerechtigd is. Dit verweer is eerst bij dupliek gevoerd en eiseres heeft hier dus niet op kunnen reageren. Gelet op hetgeen hierna wordt overwogen is dat ook niet noodzakelijk.
4.2.
De stelling dat sprake zou zijn van schuldvernieuwing wordt door gedaagde nauwelijks toegelicht. Nu in de vaststellingsovereenkomst is vermeld dat de maandelijkse bijdragen aan eiseres verschuldigd blijven (en niet worden omgezet in leningen of iets dergelijks) gaat het Gerecht ervan uit dat gedaagde met haar verweer doelt op schuldoverneming door [A] (6:155 e.v. BW) in plaats van schuldvernieuwing. Het Gerecht oordeelt dat van schuldoverneming geen sprake is. De bijdragen die door gedaagde aan eiseres zijn verschuldigd vloeien voort uit de wet en de daarop gebaseerde splitsingsakte omdat zij verband houden met de hoedanigheid van gedaagde als appartementseigenaar. Uit de Settlement Agreement blijkt niet dat het de bedoeling is dat [A] in de plaats treedt van gedaagde. Nergens blijkt uit dat gedaagde daarmee heeft ingestemd (zij was per slot van rekening geen partij bij de Settlement Agreement zoals gedaagde zelf aanvoert), hetgeen een vereiste is voor schuldoverneming, terwijl bovendien gesteld noch gebleken is dat er door [A] actie is ondernomen om zelf eigenaar van de appartementsrechten te worden. Een redelijke uitleg van de Settlement Agreement, tegen de achtergrond van de vaststaande feiten, houdt in dat [A] als kennelijke (uiteindelijke) aandeelhouder van gedaagde heeft geprobeerd om samen met eiseres tot een oplossing te komen om de achterstand in de VVE-bijdragen in te lopen. Dat laat onverlet de rechten en verplichtingen van eiser en gedaagde op grond van de wet en de splitsingsakte.
4.3.
Met eiseres is het Gerecht van oordeel dat geen sprake is van schuldeisersverzuim van eiseres. Uit de Settlement Agreement en overigens ook uit het verzoekschrift, dat in zoverre niet is betwist, volgt al dat er veel eerder is sprake is van schuldenaarsverzuim van gedaagde door zeer lange tijd de verschuldigde bijdragen niet te voldoen (artikel 6:81 BW) terwijl uit de Settlement Agreement volgt dat, los van de verkoop van de appartementen, de huidige bijdragen gewoon dienen te worden betaald, hetgeen overigens ook door de splitsingsakte wordt voorgeschreven. De verweren van gedaagden tegen de gevorderde hoofdsom gaan dus niet op.
4.4.
De wettelijke rente behoeft, anders dan gedaagde stelt, niet te worden aangezegd omdat deze van rechtswege is verschuldigd (artikel 6:83 sub a BW). De bijdrage dient immers per maand te worden betaald.
4.5.
Door gedaagde wordt de verschuldigdheid van de buitengerechtelijke incassokosten betwist door te stellen dat niet is voldaan aan de dubbele redelijkheidstoets. Het Gerecht honoreert dit verweer omdat eiseres ter zake niet aan haar stelplicht heeft voldaan. Van haar had mogen verwacht dat zij een inzichtelijke uitleg met specificatie en bewijsstukken van de buitengerechtelijke werkzaamheden zou hebben verstrekt bij repliek. In plaats daarvan rept eiseres van “veel moeite”, “vele aanmaningsbrieven”, verkooppogingen en biedt zij aan een getuige te laten horen. Dat is echt onvoldoende om nader onderzoek naar de buitengerechtelijke kosten ten bedrage van USD 23.773,99 in de vorm van een bewijsopdracht te kunnen rechtvaardigen.
4.6.
Als overwegend in het ongelijk gestelde partij dient gedaagde te worden veroordeeld in de proceskosten.

5.De beslissing

Het Gerecht in Eerste Aanleg:
veroordeelt gedaagde om aan eiseres te betalen USD 158.493,29, te vermeerderen met de wettelijke rente hierover vanaf de dag van opeisbaarheid van de individuele maandelijkse bijdragen tot aan de dag van algehele voldoening,
veroordeelt gedaagde in de proceskosten, aan de zijde van eiseres begroot op NAf 2.400,00 aan griffierecht, NAf 1.684,15 aan verschotten en op NAf 8.100,00 aan salaris gemachtigde,
verklaart dit vonnis tot zover uitvoerbaar bij voorraad,
wijst af het meer of anders gevorderde.
Dit vonnis is gewezen door mr. A.J.J. van Rijen, rechter in dit gerecht, en in het openbaar uitgesproken op 26 januari 2016 in aanwezigheid van de griffier.