ECLI:NL:OGEAM:2016:31

Gerecht in eerste aanleg van Sint Maarten

Datum uitspraak
3 juni 2016
Publicatiedatum
4 juli 2016
Zaaknummer
KG 2016/41
Instantie
Gerecht in eerste aanleg van Sint Maarten
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Kort geding
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Huurrecht bedrijfsruimte en ontruiming wegens achterstallige huur

In deze zaak, die voor het Gerecht in Eerste Aanleg van Sint Maarten werd behandeld, hebben de gezamenlijke erfgenamen van een overleden huurder een kort geding aangespannen tegen een naamloze vennootschap en haar statutair bestuurder wegens achterstallige huur en ontruiming van een bedrijfsruimte. De huurovereenkomst was mondeling en de huurprijs bedroeg USD 1.500,00 per maand. De huurachterstand was opgelopen tot USD 79.500,00 tot en met mei 2016. De eisers vorderden ontruiming van het gehuurde, betaling van de huurachterstand, buitengerechtelijke incassokosten en een huurvergoeding vanaf 1 mei 2016 tot de datum van ontruiming.

De mondelinge behandeling vond plaats op 20 mei 2016, waarbij de gedaagden, die zich in persoon verdedigden, de vorderingen betwistten. Gedaagde sub 2, de statutair bestuurder, had eerder de huurpenningen voldaan, maar was gestopt met betalen in juni 2011. Tijdens de zitting werd door gedaagden een betalingsregeling voorgesteld, maar deze werd door eisers afgewezen. Het Gerecht oordeelde dat de vorderingen tot huurbetaling en ontruiming toewijsbaar waren, terwijl de vordering tot buitengerechtelijke incassokosten werd afgewezen wegens gebrek aan spoedeisend belang.

In de beslissing werd gedaagden opgedragen om binnen 10 werkdagen het gehuurde te verlaten en de huurachterstand te betalen, met wettelijke rente. Tevens werden gedaagden veroordeeld in de proceskosten. Het vonnis werd uitgesproken door rechter A.J.J. van Rijen op 3 juni 2016.

Uitspraak

Vonnis van 3 juni 2016
Zaaknummer: KG 2016/41
Vonnisnr.
GERECHT IN EERSTE AANLEG VAN SINT MAARTEN
Vonnis in kort geding
in de zaak van
de gezamenlijke erfgenamen van [erflater], zoals vermeld in het verzoekschrift,
wooplaats gekozen hebbende te Sint Maarten,
eisers,
gemachtigde: mr. M.O. Kortenoever,
tegen
de naamloze vennootschap [A],
gevestigd te Sint Maarten,
[B],
wonende te Sint Maarten,
gedaagden,
procederende in persoon.

1.De procedure

1.1.
Het verzoekschrift met bijlagen is ingediend op 8 april 2016.
1.2.
De mondelinge behandeling heeft plaatsgevonden op 20 mei 2016 in aanwezigheid van partijen en mr. Schellekens en mr. Wouters namens mr. Kortenoever. Gedaagde sub 2 werd bijgestaan door de heer [C]. De griffier heeft van het verhandelde aantekening gehouden.
1.3.
Hierna is vonnis bepaald.

2.De feiten

2.1.
Wijlen [erflater] heeft bij leven een mondelinge huurovereenkomst afgesloten betreffende een aan hem in eigendom toebehorend perceel grond (kadastraal bekend: SXM xxxx/1961). Hierop wordt de onderneming van gedaagde sub 1 geëxploiteerd. [erflater] voormeld is overleden op ………… 2006.
2.2.
Gedaagde sub 2 is de statutair bestuurder van gedaagde sub 1.
2.3.
Gedaagde sub 2 heeft altijd de huurpenningen voldaan maar is daar mee gestopt in juni 2011. De huurprijs is USD 1.500,00 per maand en de huurachterstand tot en met mei 2016 bedraagt USD 79.500,00.
2.4.
Ondanks sommaties wordt de huur niet betaald.

3.Het geschil

3.1.
Eisers vorderen dat het Gerecht, bij vonnis uitvoerbaar bij voorraad, gedaagden zal veroordelen tot ontruiming van het gehuurde, betaling van de huurachterstand, buitengerechtelijke incassokosten en een huurvergoeding vanaf 1 mei 2016 tot datum ontruiming, met proceskostenveroordeling, zulks bij uitvoerbaar bij voorraad te verklaren vonnis.
3.2.
Gedaagden concluderen dat de vorderingen worden afgewezen.
3.3.
Op de argumenten van partijen zal het Gerecht hierna ingaan, voor zover zij relevant blijken voor de uitkomst van de procedure.

4.De beoordeling

4.1.
Het spoedeisend belang van het grootste deel van de vorderingen is met de aard van de vorderingen gegeven.
4.2.
Gedaagden betwisten de vorderingen niet. Zij hebben ter zitting uitgelegd dat er sprake is van langdurige arbeidsongeschiktheid van gedaagde sub 2 die fnuikend bleek voor de exploitatie van de onderneming. Gedaagde sub 2 is nu gelukkig weer op de been en kan weer een aanvang maken met werken zodat gedaagden een betalingsregeling aanbieden. Deze is ter zitting namens eisers echter afgewezen en het Gerecht is niet zonder meer gerechtigd een betalingsregeling in kort geding op te leggen, temeer nu gesteld noch gebleken is dat gedaagden enige zekerheid voor de nakoming daarvan kunnen aanbieden. Gedaagden hebben er verder op gewezen dat zij een gebouw hebben opgericht op het perceel en dat dit een aanzienlijke waarde vertegenwoordigd die, zo begrijpt het Gerecht, in mindering kan strekken op de huurvordering. Geoordeeld wordt dat dit niet afdoet aan de verplichting van gedaagden om de huur tijdig en volledig elke maand te betalen. Een en ander neemt niet weg dat er mogelijk een verrekeningsverplichting bij einde huur bestaat maar daarover kan het Gerecht in dit kort geding zich geen oordeel vormen, temeer nu in het kader van dit kort geding de beëindiging en de afwikkeling van de huurovereenkomst niet een onderwerp vormt. Thans gaat het enkel om de huurbetaling en de ontruiming.
4.3.
De vorderingen strekkende tot huurbetaling en ontruiming worden toegewezen, zoals hierna is vermeld. De vordering ter zake buitengerechtelijke incassokosten wordt afgewezen omdat daarvoor geen spoedeisend belang bestaat.
4.4.
Als in het ongelijk gestelde partij dienen gedaagden in de proceskosten te worden veroordeeld.

5.De beslissing

Het Gerecht in Eerste Aanleg:
rechtdoende in kort geding:
veroordeelt gedaagden om binnen 10 werkdagen na heden het gehuurde te verlaten en te ontruimen met al het hunne en de al de hunnen en met afgifte van de sleutels aan eisers ter vrije beschikking te stellen,
veroordeelt gedaagden, hoofdelijk, des dat de een betaalt de ander zal zijn bevrijd, om tegen behoorlijk bewijs van kwijting aan eisers te betalen USD 79.500,00 betreffende huurachterstand tot en met mei 2016, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf de data van opeisbaarheid van de respectievelijke huurtermijnen,
veroordeelt gedaagden, hoofdelijk, des dat de een betaalt de ander zal zijn bevrijd, om aan eiseres bij wijze van gebruiksvergoeding te betalen USD 1.500,00 per maand, te vermeerderen met de wettelijke rente indien dit niet per elke 1e dag van de maand wordt betaald tot aan de dag van algehele betaling,
veroordeelt gedaagden in de proceskosten, aan de zijde van eisers begroot op NAf 2.024,00 aan verschotten en op Naf 1.000,00 aan salaris gemachtigde,
verklaart dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad,
wijst af het meer of anders gevorderde.
Dit vonnis is gewezen door mr. A.J.J. van Rijen, rechter in dit gerecht, en in het openbaar uitgesproken op 3 juni 2016 in aanwezigheid van de griffier.