ECLI:NL:OGEAM:2016:37

Gerecht in eerste aanleg van Sint Maarten

Datum uitspraak
8 juli 2016
Publicatiedatum
2 augustus 2016
Zaaknummer
KG 2016/70
Instantie
Gerecht in eerste aanleg van Sint Maarten
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Kort geding over opheffing conservatoir beslag in huurovereenkomst

In deze zaak, die voor het Gerecht in Eerste Aanleg van Sint Maarten werd behandeld, betreft het een kort geding waarin eiseres, de naamloze vennootschap [A] N.V., een opheffing van conservatoir beslag vorderde dat door gedaagde, de naamloze vennootschap [C], was gelegd. Het beslag was gelegd op basis van een vordering die voortvloeide uit een huurovereenkomst voor bouwmaterialen, waarbij eiseres een bedrag van USD 63.504,50 aan huur onbetaald had gelaten. De mondelinge behandeling vond plaats op 24 juni 2016, waarbij de rechter kennisnam van het verzoekschrift en aanvullende stukken van beide partijen. Eiseres stelde dat de huurovereenkomst niet betrekking had op het gehele project, maar slechts op specifieke gebouwen, en dat de geleverde materialen ondeugdelijk waren. Gedaagde voerde aan dat eiseres in verzuim was met de betalingen en dat de huurovereenkomst wel degelijk op het gehele project betrekking had. Het Gerecht oordeelde dat eiseres niet voldoende bewijs had geleverd voor haar claims en dat zij als eerste in verzuim was geraakt. De vorderingen van eiseres werden afgewezen en zij werd veroordeeld in de proceskosten.

Uitspraak

Vonnis van 8 juli 2016
Zaaknummer: KG 2016/70
Vonnisnr.
GERECHT IN EERSTE AANLEG VAN SINT MAARTEN
Vonnis in kort geding
in de zaak van
de naamloze vennootschap
[A] N.V.,
gevestigd te Sint Maarten,
eiseres,
verschenen bij haar statutair bestuurder de heer [B],
tegen
de naamloze vennootschap
[C].,
gevestigd te Sint Maarten,
gedaagde,
gemachtigde: mr. J.J. Rogers.

1.De procedure

1.1.
Het Gerecht heeft kennis genomen van het verzoekschrift met producties d.d. 13 juni 2016, de brief d.d. 23 juni 2016 van [B] met aanvullende stukken en de brief d.d. 23 juni 2016 met producties van mr. Rogers.
1.2.
De mondelinge behandeling heeft plaatsgevonden op 24 juni 2016 in aanwezigheid van partijen en mr. Rogers. De griffier heeft van het verhandelde aantekening gehouden.
1.3.
Op verzoek van het Gerecht heeft mr. Rogers het volledige beslagrekest met beschikking en bijlagen aan de rechter per mail toegezonden.
1.4.
Hierna is vonnis bepaald.

2.De feiten

2.1.
Op 26 mei 2016 heeft gedaagde toestemming gekregen om ten laste van eiseres conservatoir derdenbeslag te leggen onder de Windward Islands Bank Ltd. (hierna: de Bank) en [D] N.V. Het beslag onder de Bank is op 15 juni 2016 gelegd en heeft doel getroffen voor ongeveer USD 20.000,00.
2.2.
Blijkens het beslagrekest gaat het om een vordering op grond van een met eiser als huurder gesloten huurovereenkomst d.d. 16 september 2015 betreffende bouwmaterialen. Door eiseres is USD 63.504,50 aan huur onbetaald gelaten, ondanks herhaalde aanmaningen en sommaties.
2.3.
De eerste alinea van de huurovereenkomst luidt als volgt:
“Rental of panel system with hardware as per attached breakdown for the agreed upon prices daily, weekly and monthly quoted period as per attached quotation for the […] Village Project.”
2.4.
De bijgevoegde offerte ziet op een dagelijkse huur van USD 1.258,25. Verder is vermeld dat er een discount van 50% is in geval van “4 weeks rental”. Op basis daarvan is gefactureerd.
2.5.
Op 17 maart 2016 heeft eiseres geprobeerd het gehuurde materiaal bij gedaagde in te leveren. Gedaagde heeft geweigerd dit in ontvangst te nemen.

3.Het geschil

3.1.
Eiseres vordert dat het Gerecht, bij vonnis uitvoerbaar bij voorraad, het volgende beslist:
“[C], uiterlijk binnen 12 uur na betekening van het in deze te wijzen vonnis, het conservatoir derdenbeslag onder the Windward Islands Bank Ltd. Bankrekening [……..] ten name van [A] en [D] N.V. opheft, op straffe van een dwangsom ter hoogte van US $. 250.00 per dag of dagdeel dat [C] hier niet aan voldoet, danwel door U.E.A. rechter te bepalen dwangsom, met veroordeling van [C] in de kosten van deze procedure, de kosten van betekening en executie van het in deze te wijzen vonnis en nakosten.”
3.2.
Gedaagde concludeert tot niet-ontvankelijk verklaring van eiseres in haar vorderingen, dan wel dat deze aan haar zullen worden ontzegd, met veroordeling van eiseres in de proceskosten.

4.De beoordeling

4.1.
Op grond van artikel 705 Rv beslist de kort geding rechter over de opheffing van conservatoire beslagen. De stelling van eiseres is dat niet summierlijk van de deugdelijkheid van het door gedaagde gestelde vorderingsrecht is gebleken.
4.2.
Daartoe voert eiseres, kort en zakelijk weergegeven, het volgende aan. Anders dan door gedaagde in het beslagrekest is aangevoerd betreft de huurovereenkomst niet het gehele project […] Village doch slechts gebouwen AB, CD en EF. De facturatie van gedaagde ziet echter op het gehele project en dat klopt niet omdat gedaagde vanwege het biedingsproces betreffende dit project hiervan op de hoogte was. De materialen die door gedaagde zijn geleverd bleken grotendeels ondeugdelijk en daarover heeft eiseres regelmatig mondeling gereclameerd en ook in haar brief van 28 maart 2016 aan gedaagde. Op 17 maart 2016 heeft eiseres getracht de gehuurde materialen bij gedaagde in te leveren maar dat werd geweigerd.
4.3.
Door gedaagde wordt gemotiveerd verweer gevoerd.
4.4.
Het Gerecht overweegt als volgt. De discussie tussen partijen ziet op twee hoofdthema’s, namelijk de vraag of de huurovereenkomst van de bouwmaterialen ziet op het gehele project en of er deugdelijk is nagekomen door gedaagde (kwaliteit van de gehuurde materialen).
4.5.
Wat dit laatste punt betreft heeft het Gerecht ter zitting aan eiseres gevraagd of zij voorafgaande aan de brief van 28 maart 2016 schriftelijk heeft geklaagd over gebreken in de nakoming. Dat is uitsluitend mondeling gebeurd, hetgeen gedaagde betwist. Uit lezing van het beslagrekest blijkt dat deze brief is geschreven naar aanleiding van de sommatiebrief d.d. 23 maart 2016 van gedaagde betreffende onder andere achterstallige betalingen door eiseres. Gelet hierop, en in ogenschouw genomen het betalingsoverzicht bij het beslagrekest, is naar voorlopig oordeel aannemelijk geworden dat eiseres in verzuim is geraakt met de reguliere betaling van de facturen over februari en begin maart 2016. Dit betekent dat eiseres als eerste in verzuim is geraakt en dat brengt met zich, zelfs als eiseres schriftelijk zou hebben geklaagd of de mondelinge klachten kunnen worden bewezen, dat gedaagde niet in verzuim geraakt kan zijn (artikel 6:61 lid 2 BW) wat betreft de kwaliteit van de ter beschikking gestelde materialen.
4.6.
Wat het eerste punt betreft geldt dat het Gerecht met gedaagde in de huurovereenkomst leest dat deze ziet op het […] Village Project, zonder dat in de overeenkomst bepaalde gebouwen worden uitgezonderd. Niet kan worden uitgesloten dat eiseres gelijk heeft met haar stelling dat beide partijen toen wisten dat het enkel om de door haar bedoelde gebouwen gaat, maar dat kan in dit kort geding niet worden uitgezocht, gelet op dit beding. Daarvoor is nader onderzoek vereist en een kort geding is daarvoor niet geschikt. Eiseres wijst weliswaar op haar poging het materiaal aan gedaagde te retourneren maar dat zegt niets omdat dit door gedaagde is geweigerd, hetgeen strookt met haar standpunt dat het gaat om het gehele project.
4.7.
Als in het ongelijk gestelde partij dient eiseres in de proceskosten te worden veroordeeld.

5.De beslissing

Het Gerecht in Eerste Aanleg:
rechtdoende in kort geding:
wijst de vorderingen af,
veroordeelt eiseres in de proceskosten, aan de zijde van gedaagde begroot op nihil aan verschotten en op NAf 1.000,00 aan salaris gemachtigde,
wijst af het meer of anders gevorderde.
Dit vonnis is gewezen door mr. A.J.J. van Rijen, rechter in dit gerecht, en in het openbaar uitgesproken op 8 juli 2016 in aanwezigheid van de griffier.