ECLI:NL:OGEAM:2016:38

Gerecht in eerste aanleg van Sint Maarten

Datum uitspraak
8 juli 2016
Publicatiedatum
2 augustus 2016
Zaaknummer
KG 2016/66
Instantie
Gerecht in eerste aanleg van Sint Maarten
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Ontvankelijkheid eiser in huurrechtelijke geschil over bedrijfsruimte

In deze zaak, die op 8 juli 2016 door het Gerecht in Eerste Aanleg van Sint Maarten is behandeld, gaat het om een kort geding tussen eiser [A] en gedaagde [B], een naamloze vennootschap. Eiser vordert ontruiming van een bedrijfsruimte en betaling van huurachterstand. De procedure begon met een verzoekschrift van 7 juni 2016, gevolgd door een mondelinge behandeling op 24 juni 2016. Eiser stelt dat er een huurovereenkomst bestaat, terwijl gedaagde betwist dat eiser ontvankelijk is in zijn vorderingen, onder andere omdat er geen schriftelijke huurovereenkomst zou zijn en omdat eiser mogelijk niet de juiste vertegenwoordiging heeft van de erfgenamen van de overleden eigenaar van het perceel.

Het Gerecht overweegt dat de spoedeisendheid van de zaak gegeven is. Gedaagde heeft een betalingsvoorstel gedaan in een handgeschreven brief, wat volgens het Gerecht wijst op een rechtsgeldige huurovereenkomst. Echter, het Gerecht stelt vast dat eiser niet kan aantonen dat hij alleen optreedt namens de gemeenschap van erfgenamen, wat noodzakelijk is voor de ontvankelijkheid van zijn vorderingen. Eiser wordt daarom niet-ontvankelijk verklaard in zijn vorderingen en wordt veroordeeld in de proceskosten.

De beslissing van het Gerecht is dat eiser niet-ontvankelijk wordt verklaard in zijn vorderingen, met een veroordeling in de proceskosten aan de zijde van gedaagde, die op nihil aan verschotten en NAf 1.000,00 aan salaris gemachtigde zijn begroot. Dit vonnis is uitvoerbaar bij voorraad en het meer of anders gevorderde is afgewezen.

Uitspraak

Vonnis van 8 juli 2016
Zaaknummer: KG 2016/66
Vonnisnr.
GERECHT IN EERSTE AANLEG VAN SINT MAARTEN
Vonnis in kort geding
in de zaak van
[A],
wonende te Sint Maarten,
eiser,
gemachtigde: mr. J.J. Rogers,
tegen
de naamloze vennootschap [B],
gevestigd te Sint Maarten,
gedaagde,
gemachtigde: mr. R.M. Stomp

1.De procedure

Het Gerecht heeft kennis genomen van het verzoekschrift met producties d.d. 7 juni 2016. Namens gedaagde zijn bij brief van 23 juni 2016 producties aan het Gerecht toegezonden. De mondelinge behandeling heeft plaatsgevonden op 24 juni 2016 in aanwezigheid van partijen en gemachtigden. De griffier heeft van het verhandelde aantekening gehouden.
Hierna is vonnis bepaald.

2.De feiten

2.1.
Er is sprake van een huurovereenkomst betreffende de bedrijfsruimte aan de ……… Road nr. 71 in Philipsburg. De huurprijs bedraagt USD 2.000,00 per maand. Door gedaagde wordt in deze bedrijfsruimte een reisbureau geëxploiteerd.
2.2.
Het perceel waarop de bedrijfsruimte staat, althans het recht van erfpacht, is eigendom van wijlen [C]. Hij is de vader van eiser. [A] heeft nog een “sibling”. Zijn moeder leeft nog.
2.3.
Bij brief van 15 augustus 2014 heeft eiser gedaagde aangemaand voor betaling van ontstane huurachterstand.
2.4.
Bij handgeschreven brief d.d. 6 augustus 2015 heeft gedaagde (vertegenwoordigd door haar statutair bestuurder [D] die deze brief heeft ondertekend) aan eiser een betalingsregeling toegezegd. Naast de betaling van de lopende huur wordt de achterstand van in totaal USD 13.272,20 in de maanden augustus, september en oktober 2016 ingelopen.
2.5.
Op enig moment zijn door of namens eiser “te koop” borden aan de bedrijfsruimte bevestigd.

3.Het geschil

3.1.
Eiser vordert dat het Gerecht, bij vonnis uitvoerbaar bij voorraad, de volgende veroordelingen uitspreekt:
ontruiming van het gehuurde,
betaling van de huurachterstand van USD 15.272,20 berekend tot en met juni 2016,
betaling van buitengerechtelijke incassokosten van USD 2.290,83,
betaling van schadevergoeding van USD 2.000,00 per maand zolang gedaagde in gebreke blijft de bedrijfsruimte te ontruimen,
betaling van de proceskosten van eiser,
een en ander met nevenvorderingen.
3.2.
Gedaagde concludeert tot niet-ontvankelijk verklaring van eiser in zijn vorderingen, dan wel dat deze aan hem zullen worden ontzegd, met veroordeling van gedaagde in de proceskosten.
3.3.
Op de argumenten van partijen zal het Gerecht hierna ingaan, voor zover zij relevant blijken voor de uitkomst van de procedure.

4.De beoordeling

4.1.
De spoedeisendheid is met de aard van de procedure gegeven.
4.2.
Het eerste verweer houdt in dat, anders dan eiser stelt, er geen sprake is van een schriftelijke huurovereenkomst d.d. 13 februari 2012. Dit betekent dat eiser, die zijn vorderingen hierop baseert, daarin niet-ontvankelijk dient te worden verklaard.
4.3.
Het Gerecht overweegt dat dit verweer niet wordt gehonoreerd. Uit de handgeschreven brief d.d. 6 augustus 2015 immers volgt dat gedaagde een betalingsvoorstel doet betreffende de huurachterstand. Gedaagde omschrijft de huurachterstand, zegt toe de maandelijkse huurpenningen te zullen betalen en
“checks will be prepared and picked up the office of [B’]s office in Philipsburg.”Aldus is er sprake van een rechtsgeldige huurovereenkomst en het Gerecht behoeft niet na te gaan of in 2012 gedaagde al dan niet rechtsgeldig vertegenwoordigd was bij het aangaan van deze huurovereenkomst.
4.4.
Het volgende verweer houdt in de verhuurder niet eiser is maar zijn moeder [E].
“Uit niets blijkt dat hij bevoegd is namens mevrouw [E] bevoegd is te handelen en/of de erfgenamen van wijlen de heer [C].”Tevens wordt betwist dat eiser überhaupt erfgenaam is. Desgevraagd deelde mr. Rogers ter zitting mede dat eiser niet beschikt over een procesvolmacht.
4.5.
Het Gerecht overweegt dat geen informatie is verschaft door eiser of hij namens de gemeenschap (anders gezegd: de nalatenschap of de gezamenlijke erven) optreedt of niet. Dat had wel van hem mogen worden verwacht nu de eigendom van het perceel en de onderhavige vordering tot betaling van de huur in een nalatenschap blijkt te vallen waarin mogelijk zijn moeder, “sibling” en hijzelf deelgerechtigd zijn. Het Gerecht kan er niet vanuit gaan dat eiser alleen voor zich zelf optreedt. Er zijn aanwijzingen dat eiser slechts deelgerechtigd is tot de nalatenschap en dat betekent dat hij zich dient te voorzien van voor het Gerecht kenbare toestemming van de andere deelgenoten. Zelfs kan niet worden uitgesloten dat eiser niet deelgerechtigd is, indien er een testament is waarin (bijvoorbeeld) het recht van erfpacht en/of de vordering tot betaling van de huur geheel aan moeder blijkt te zijn nagelaten.
4.6.
Het Gerecht dient dus eiser in zijn vorderingen niet-ontvankelijk te verklaren.
4.7.
Als in het ongelijk gestelde partij dient eiser in de proceskosten te worden veroordeeld.

5.De beslissing

Het Gerecht in Eerste Aanleg:
rechtdoende in kort geding:
verklaart eiseres in haar vorderingen niet-ontvankelijk,
veroordeelt eiseres in de proceskosten, aan de zijde van gedaagde begroot op nihil aan verschotten en op NAf 1.000,00 aan salaris gemachtigde,
verklaart dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad,
wijst af het meer of anders gevorderde.
Dit vonnis is gewezen door mr. A.J.J. van Rijen, rechter in dit gerecht, en in het openbaar uitgesproken op 8 juli 2016 in aanwezigheid van de griffier.