ECLI:NL:OGEAM:2016:40

Gerecht in eerste aanleg van Sint Maarten

Datum uitspraak
22 juli 2016
Publicatiedatum
2 augustus 2016
Zaaknummer
KG 2016/67
Instantie
Gerecht in eerste aanleg van Sint Maarten
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Kort geding inzake boedelscheiding en deling van een levensverzekeringspolis tussen gewezen echtelieden

In deze zaak, die op 22 juli 2016 door het Gerecht in Eerste Aanleg van Sint Maarten is behandeld, gaat het om een kort geding tussen twee gewezen echtelieden, aangeduid als de man en de vrouw. De man, vertegenwoordigd door mr. R.A. Groeneveldt, vordert dat de vrouw, vertegenwoordigd door mr. B.Ph.C. de Jong, wordt bevolen om haar medewerking te verlenen aan de scheiding en deling van een levensverzekeringspolis die tot hun gemeenschap van goederen behoort. De polis is opeisbaar geworden in december 2015, maar de scheiding en deling van de gemeenschap is nog niet voltooid, ondanks eerdere bevelen in de echtscheidingsbeschikking.

De man stelt dat hij in financiële problemen verkeert en dat hij recht heeft op zijn deel van de waarde van de polis. De vrouw betwist dit en stelt dat de zaak te complex is vanwege de toepasselijkheid van Guyaans recht. Het Gerecht overweegt dat het Nederlands-Antilliaans recht van toepassing is, zoals eerder vastgesteld in de echtscheidingsbeschikking. De vrouw heeft ook aangevoerd dat zij bereid is om mee te werken aan de scheiding en deling, maar dat dit via een notaris moet gebeuren. Het Gerecht oordeelt echter dat de man in kort geding een voorziening kan vragen.

Uiteindelijk beslist het Gerecht dat de man gemachtigd wordt om Ennia Caribe Leven N.V. aan te schrijven voor de uitbetaling van de polis. De vrouw wordt veroordeeld in de proceskosten. Het vonnis is uitvoerbaar bij voorraad, wat betekent dat de beslissing onmiddellijk moet worden nageleefd, ongeacht eventuele hoger beroep procedures.

Uitspraak

Vonnis van 22 juli 2016
Zaaknummer: KG 2016/67
Vonnisnr.
GERECHT IN EERSTE AANLEG VAN SINT MAARTEN
Vonnis in kort geding
in de zaak van
[A],
wonende te Sint Maarten,
eiser,
gemachtigde: mr. R.A. Groeneveldt,
tegen
[B],
wonende te Sint Maarten,
gedaagde,
gemachtigde: mr. B.Ph.C. de Jong.
Eiser wordt aangeduid als “de man”. Gedaagde worden aangeduid als “de vrouw”.

1.De procedure

Het Gerecht heeft kennis genomen van het verzoekschrift met producties d.d. 10 juni 2016. De mondelinge behandeling heeft plaatsgevonden op 24 juni 2016. Partijen en gemachtigden zijn verschenen. De gemachtigden hebben gepleit en hun pleitnota’s behoren tot de processtukken. De griffier heeft van het verhandelde aantekening gehouden.
Hierna is vonnis bepaald.

2.De feiten

2.1.
Partijen zijn gewezen echtelieden. Zij zijn in 2011 van echt gescheiden.
2.2.
Partijen waren gehuwd in gemeenschap van goederen. De scheiding en deling van deze gemeenschap is nog niet voltooid, ondanks dat in de echtscheidingsbeschikking is bevolen dat partijen daartoe dienen over te gaan.
2.3.
Tot de gemeenschap behoort een beleggingsverzekering bij Ennia Caribe Leven N.V., ten name van de vrouw met nummer ………... Deze polis is opeisbaar geworden in december 2015.
2.4.
Bij brief van 2 juni 2016 heeft mr. Groeneveldt de vrouw gesommeerd mee te werken aan de scheiding en deling van de polis.

3.Het geschil

3.1.
De man vordert dat het Gerecht, bij vonnis uitvoerbaar bij voorraad:
“de gedaagde te bevelen te verschijnen ten kantore van Ennia Caribe Leven N.V. aan W.J.A. Nisbett Road #97, te Sint Maarten, ten einde haar volle medewerking te verlenen aan de scheiding en deling van de verzekeringspolis met ………….. tussen haar en eiser binnen 4 maal 24 uur na de betekening van het in deze te wijzen vonnis, op verbeurte van een direct aan eiser opeisbare dwangsom van US$500,- voor elke dag of gedeelte daarvan of iedere keer dat gedaagde mocht weigeren aan de inhoud van het in deze te wijzen vonnis te voldoen; kosten rechtens.”
3.2.
De vrouw concludeert dat het Gerecht, bij vonnis uitvoerbaar bij voorraad, de vorderingen zal afwijzen en de man in de proceskosten zal veroordelen.
3.3.
Op de argumenten van partijen zal het Gerecht hierna ingaan, voor zover zij relevant blijken voor de uitkomst van de procedure.

4.De beoordeling

4.1.
De man stelt dat hij zijn deel van de waarde van de polis wil ontvangen omdat hij in kommervolle financiële omstandigheden verkeert. Dit wordt door de vrouw betwist. Het Gerecht overweegt echter dat deze enkele stelling, gecombineerd met het bepaalde in artikel 3:178 lid 1 BW, waarin is vermeld dat niemand in een onverdeelde boedel hoeft te blijven, voldoende is om spoedeisend belang aan te nemen.
4.2.
Verder stelt de vrouw dat deze zaak te complex is omdat Guyaans recht van toepassing is. Dat zou blijken uit artikel 4 lid 1 van het Haags Verdrag inzake het recht dat van toepassing is op het huwelijksvermogensregime. Hun eerste huwelijksdomicilie was in Guyana. Het Gerecht zou dus Guyaans recht moeten toepassen. De man betwist dat Sint Maarten partij is bij dit verdrag.
4.3.
Het Gerecht overweegt het volgende. Blijkens de voormelde echtscheidingsbeschikking d.d. 10 oktober 2011 heeft het Gerecht Nederlands-Antilliaans recht toegepast betreffende de scheiding en deling van de gemeenschap. Toen heeft de vrouw niet een beroep op toepasselijkheid van Guyaans recht gedaan. Dat betekent dat het Gerecht vast houdt aan deze door het Gerecht tussen partijen gegeven beslissing omtrent het toepasselijk recht. Aldus is op de onderhavige zaak het recht van (inmiddels) het Land Sint Maarten van toepassing.
4.4.
Verder voert de vrouw aan dat in de echtscheidingsbeschikking partijen zijn bevolen om over te gaan tot de scheiding en deling van de huwelijksgemeenschap ten overstaan van een notaris. De vrouw is bereid daaraan mee te werken en bepleit dat deze weg moet worden gevolgd. Het Gerecht overweegt dat dit niet afdoet aan de bevoegdheid van de man om in kort geding een voorziening te vragen betreffende een gedeelte van de boedelscheiding, te weten de onderhavige polis.
4.5.
Tot slot doet de vrouw een beroep op overmacht; Ennia zou niet meewerken. Bovendien heeft de vrouw wel degelijk Ennia gemaand om de huidige waarde van de polis op te geven maar Ennia geeft niet thuis. De vrouw stelt dat de man Ennia in rechte moet betrekken. Het Gerecht overweegt dat deze omstandigheden geen overmacht vormen in de zin van artikel 6:75 BW. Ennia dient vanzelfsprekend aan de vrouw als verzekeringnemer opgaaf te doen van de waarde van de verzekering. Het argument dat de man Ennia in rechte zou moeten betrekken volgt het Gerecht niet omdat de man niet de verzekeringnemer is.
4.6.
De vrouw stelt nog dat zij de laatste jaren de premies heeft betaald, hetgeen de man betwist. Wat daarvan ook zij; beide partijen onderschreven ter zitting dat Ennia dient uit te betalen onder de polis zodat de opbrengst aan beiden ten goede kan komen. Hoe de opbrengst precies wordt verdeeld is van later zorg.
4.7.
Ter zitting heeft het Gerecht partijen gevraagd of zij samen naar Ennia, al dan niet met advocaten, konden gaan om de uitbetaling te bewerkstelligen. Dat viel in goede aarde maar kort daarna vernam het Gerecht dat partijen er samen niet zijn uitgekomen en werd er vonnis gevraagd door de man. De vordering wordt toegewezen, maar niet zoals door de man geformuleerd. Het Gerecht past artikel 3:299 BW toe omdat de man dit, materieel gezien, vordert.
4.8.
Als overwegend in het ongelijk gestelde partij dient de vrouw in de proceskosten te worden veroordeeld.

5.De beslissing

Het Gerecht in Eerste Aanleg:
rechtdoende in kort geding:
machtigt de man om Ennia namens de vrouw aan te schrijven om binnen 14 dagen de polis met nummer ……………. uit te keren aan de vrouw door middel van overschrijving op de derdenrekening van mr. Groeneveldt voormeld, zulks met toezending van een specificatie van de opbouw van het uitbetaalde bedrag en een overzicht van premiebetalingen,
machtigt de man, indien Ennia hiertoe niet over gaat, om namens de vrouw Ennia hiertoe in rechte te betrekken,
bepaalt dat de man en de vrouw, indien Ennia heeft uitbetaald, eerst over de uitgekeerde gelden mogen beschikken na wederzijdse instemming dan wel na toestemming van het Gerecht,
veroordeelt de vrouw in de proceskosten, aan de zijde van de man begroot op NAf 699,50 aan verschotten en op NAf 1.000,00 aan salaris gemachtigde,
verklaart dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad,
wijst af het meer of anders gevorderde.
Dit vonnis is gewezen door mr. A.J.J. van Rijen, rechter in dit gerecht, en in het openbaar uitgesproken op 22 juli 2016 in aanwezigheid van de griffier.