Uitspraak
1.De procedure
- het verzoekschrift met producties d.d. 26 oktober 2015,
- de rolbeschikking d.d. 8 december 2015,
- de conclusie van antwoord,
- de conclusie van repliek,
- de conclusie van dupliek.
Gerecht in eerste aanleg van Sint Maarten
In deze zaak, behandeld door het Gerecht in Eerste Aanleg van Sint Maarten, is op 23 augustus 2016 een vonnis gewezen in de procedure met zaaknummer AR 2015/142. De eiseres, vertegenwoordigd door mr. R.A. Groeneveldt, heeft de gedaagde, vertegenwoordigd door mr. C.H.J. Merx, aangeklaagd wegens het niet naleven van een eerder vonnis in kort geding. Dit vonnis, gewezen op 12 april 2013, verplichtte de gedaagde om een gehuurd perceel grond te ontruimen en achterstallige huur te betalen. De gedaagde heeft echter geen gehoor gegeven aan deze veroordeling.
De eiseres vorderde in deze bodemprocedure dat de gedaagde het gebouw op het perceel zou afbreken en het terrein in de oorspronkelijke staat zou herstellen, met een dwangsom van USD 1.000,- per dag voor elke dag dat de gedaagde in gebreke blijft. De gedaagde voerde aan dat de eiseres niet-ontvankelijk verklaard moest worden, omdat zij een kort geding had moeten aanspannen in plaats van deze bodemprocedure.
Het Gerecht overwoog dat de gedaagde geen inhoudelijk verweer had gevoerd tegen de vorderingen van de eiseres en dat de eiseres voldoende procesbelang had om de bodemprocedure voort te zetten. Het Gerecht oordeelde dat de gedaagde in gebreke was gebleven en dat de vorderingen van de eiseres toegewezen moesten worden. De gedaagde werd veroordeeld tot afbraak van het gebouw en het betalen van proceskosten aan de eiseres. Het vonnis werd uitvoerbaar bij voorraad verklaard.