ECLI:NL:OGEAM:2016:50

Gerecht in eerste aanleg van Sint Maarten

Datum uitspraak
23 augustus 2016
Publicatiedatum
31 augustus 2016
Zaaknummer
AR 2015/142
Instantie
Gerecht in eerste aanleg van Sint Maarten
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verhouding tussen kort geding en bodemprocedure met betrekking tot ontruiming en afbraak van onroerend goed

In deze zaak, behandeld door het Gerecht in Eerste Aanleg van Sint Maarten, is op 23 augustus 2016 een vonnis gewezen in de procedure met zaaknummer AR 2015/142. De eiseres, vertegenwoordigd door mr. R.A. Groeneveldt, heeft de gedaagde, vertegenwoordigd door mr. C.H.J. Merx, aangeklaagd wegens het niet naleven van een eerder vonnis in kort geding. Dit vonnis, gewezen op 12 april 2013, verplichtte de gedaagde om een gehuurd perceel grond te ontruimen en achterstallige huur te betalen. De gedaagde heeft echter geen gehoor gegeven aan deze veroordeling.

De eiseres vorderde in deze bodemprocedure dat de gedaagde het gebouw op het perceel zou afbreken en het terrein in de oorspronkelijke staat zou herstellen, met een dwangsom van USD 1.000,- per dag voor elke dag dat de gedaagde in gebreke blijft. De gedaagde voerde aan dat de eiseres niet-ontvankelijk verklaard moest worden, omdat zij een kort geding had moeten aanspannen in plaats van deze bodemprocedure.

Het Gerecht overwoog dat de gedaagde geen inhoudelijk verweer had gevoerd tegen de vorderingen van de eiseres en dat de eiseres voldoende procesbelang had om de bodemprocedure voort te zetten. Het Gerecht oordeelde dat de gedaagde in gebreke was gebleven en dat de vorderingen van de eiseres toegewezen moesten worden. De gedaagde werd veroordeeld tot afbraak van het gebouw en het betalen van proceskosten aan de eiseres. Het vonnis werd uitvoerbaar bij voorraad verklaard.

Uitspraak

Vonnis van 23 augustus 2016
Zaaknummer: AR 2015/142.
Vonnisnr.
GERECHT IN EERSTE AANLEG VAN SINT MAARTEN
Vonnis
in de zaak van
[eiseres],
wonende te Sint Maarten,
eiseres,
gemachtigde: mr. R.A. Groeneveldt
tegen
[gedaagde],
wonende te Sint Maarten,
gedaagde,
gemachtigde: mr. C.H.J. Merx.

1.De procedure

Het Gerecht heeft kennis genomen van de volgende processtukken:
  • het verzoekschrift met producties d.d. 26 oktober 2015,
  • de rolbeschikking d.d. 8 december 2015,
  • de conclusie van antwoord,
  • de conclusie van repliek,
  • de conclusie van dupliek.
Hierna is vonnis bepaald.

2.De vaststaande feiten

2.1.
Bij verstekvonnis in kort geding d.d. 12 april 2013 (AR 2013/36), gewezen tussen partijen, is beslist dat gedaagde het door hem van eiseres gehuurde perceel grond aan de …………., Sint Maarten, dient te ontruimen en het perceel ter vrije beschikking van eiseres te stellen. Eiseres wordt gemachtigd, als gedaagde hieraan geen gehoor geeft, om de ontruiming zelf uit te voeren, desnoods met behulp van de sterke arm. Verder is gedaagde veroordeeld aan achterstallige huurpenningen USD 26.461,50 te betalen alsmede de proceskosten.
2.2.
Tegen dit vonnis is geen rechtsmiddel ingesteld.
2.3.
Gedaagde heeft aan de veroordeling tot ontruiming geen gehoor gegeven.

3.De vorderingen en het verweer

3.1.
De vordering luidt als volgt:
“MITSDIEN: het Uw Gerecht moge behagen, (…) bij vonnis voor zover mogelijk uitvoerbaar bij voorraad: Gedaagde te veroordelen het gebouwde op het onroerend goed in eigendom toebehorende aan eiseres, gelegen aan de …………., binnen vijf (5) werkdagen na betekening van het in deze te wijzen vonnis, af te breken en te verwijderen en het terrein in de oorspronkelijke staat te herstellen, op verbeurte van een direct aan eiseres te betalen opeisbare dwangsom van US$ 1.000,- per dag, of ieder gedeelte daarvan, dat gedaagde na de betekening van het hierin te geven vonnis, in gebreke blijft aan het vonnis te voldoen; kosten rechtens.”
3.2.
De conclusie van het verweer is dat eiseres niet-ontvankelijk in haar vorderingen dient te worden verklaard, althans dat deze aan haar worden ontzegd, met veroordeling van eiseres in de proceskosten, zulks bij uitvoerbaar bij voorraad te verklaren vonnis.
3.3.
Op de argumenten van partijen gaat het Gerecht hierna in, voor zover zij relevant blijken voor de uitkomst van de procedure.

4.De beoordeling

4.1.
Eiseres voert aan dat in het kort geding verzoekschrift is verzuimd om een dwangsom te vorderen voor elke dag dat gedaagde in gebreke blijft het op het perceel van eiseres gebouwde object af te breken en te verwijderen. Gedaagde heeft geen gehoor gegeven aan de veroordeling in kort geding om dit gebouw te verwijderen.
4.2.
Gedaagde stelt hiertegenover dat eiseres, nu het om precies hetzelfde feitencomplex gaat, een kort geding had moeten aanvangen, en niet deze bodemprocedure, om de veroordeling met afbraakverplichting plus dwangsommen te bewerkstelligen. Eiseres had bovendien hoger beroep kunnen instellen om haar eigen verzuim te herstellen. Eiseres heeft geen belang omdat zij het kort geding vonnis kan executeren.
4.3.
Het Gerecht overweegt het volgende. Gedaagde voert geen inhoudelijk verweer tegen de vorderingen van eiseres. Het Gerecht dient er dus vanuit te gaan dat hij erkent dat het gebouw op het perceel dient te worden afgebroken door hem en dat hij hiermee in gebreke blijft.
4.4.
Rechterlijke uitspraken dienen te worden nagekomen. Gedaagde heeft geen gehoor gegeven aan het kort geding vonnis d.d. 12 april 2013 wat betreft de ontruiming van het perceel, in het bijzonder de afbraak van het gebouw. Inderdaad is het zo, zoals gedaagde aanvoert, dat eiseres het kort geding vonnis kan executeren en daartoe mogelijk het door haar gewenste effect, afbraak van het gebouw, kan bewerkstelligen. Echter, het staat eiseres vrij een nieuwe procedure tegen gedaagde aan te vangen om diens veroordeling ter zake te verkrijgen, gesanctioneerd met dwangsommen, indien zij van mening is dat gedaagde hierdoor wèl het gebouw zal afbreken. Daar heeft zij een voldoende procesbelang bij.
4.5.
Anders dan gedaagde stelt is het niet noodzakelijk dat hiervoor een nieuw kort geding vonnis wordt verkregen of dat eiseres in hoger beroep had moeten gaan om haar eigen fout te herstellen. Wat dit laatste betreft geldt dat eiseres ervan uit had mogen gaan dat gedaagde het verstekvonnis vrijwillig had opgevolgd en sluit het Gerecht niet uit dat zij pas na verstrijken van de appèltermijn begreep dat gedaagde dat niet van plan was. Wat het eerste punt betreft is er geen rechtsregel die ertoe strekt dat de verlangde veroordeling in kort geding dient te worden gevraagd. Het belang van gedaagde bij dit verweer ontgaat het Gerecht overigens.
4.6.
Dit betekent dat de vorderingen worden toegewezen.
4.7.
Als in het ongelijk gestelde partij dient gedaagde in de proceskosten te worden veroordeeld.

5.De beslissing

Het Gerecht in Eerste Aanleg:
veroordeelt gedaagde het gebouwde op het onroerend goed in eigendom toebehorende aan eiseres, gelegen aan de ………….., binnen vijf (5) werkdagen na betekening van dit vonnis, af te breken en te verwijderen en het terrein in de oorspronkelijke staat te herstellen, op verbeurte van een direct aan eiseres te betalen opeisbare dwangsom van USD 1.000,- per dag, of ieder gedeelte daarvan, dat gedaagde na de betekening van dit vonnis, in gebreke blijft aan het vonnis te voldoen;
veroordeelt gedaagde in de proceskosten, aan de zijde van eiseres begroot op NAf 690,50 aan verschotten en op NAf 1.800,00 aan salaris gemachtigde,
verklaart dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad en wijst af het meer of anders gevorderde.
Dit vonnis is gewezen door mr. A.J.J. van Rijen, rechter in dit gerecht, en in het openbaar uitgesproken op 23 augustus 2016 in aanwezigheid van de griffier.