In deze strafzaak, behandeld door het Gerecht in eerste aanleg van Sint Maarten, stond de verdachte terecht op beschuldiging van omkoping van politieambtenaren in de periode van 15 tot 17 september 2010. De verdachte, vertegenwoordiger van een politieke partij, zou meerdere politieambtenaren hebben omgekocht met als doel hen te bewegen om op zijn partij te stemmen tijdens de verkiezingen. De zaak werd op 31 augustus 2016 openbaar behandeld, waarbij de verdachte werd bijgestaan door zijn raadsman, mr. E.F. Sulvaran, en de officier van justitie, mr. D.M. Noordzij, een voorwaardelijke gevangenisstraf en een werkstraf eiste.
De tenlastelegging omvatte zowel primair als subsidiair de omkoping van de politieambtenaren. De verdediging voerde aan dat de dagvaarding geldig was en dat het openbaar ministerie ontvankelijk was in de vervolging. Het Gerecht oordeelde dat er geen ernstige inbreuken op de procesorde waren en dat de redelijke termijn niet was overschreden. De verdediging pleitte voor vrijspraak, stellende dat er geen bewijs was voor de omkoping en dat de medeverdachten zich vrij voelden om op een andere partij te stemmen.
Na beoordeling van het bewijs concludeerde het Gerecht dat niet wettig en overtuigend bewezen kon worden dat de verdachte de medeverdachten had omgekocht. De medeverdachten ontkenden dat er een overeenkomst was en gaven aan dat zij zich niet gebonden voelden aan enige voorwaarden. Het Gerecht sprak de verdachte vrij van alle tenlastegelegde feiten, waarbij het vonnis op 14 september 2016 werd uitgesproken door rechter mr. D. Gruijters, in aanwezigheid van griffier mr. A.B. de Wit.