ECLI:NL:OGEAM:2016:59

Gerecht in eerste aanleg van Sint Maarten

Datum uitspraak
23 september 2016
Publicatiedatum
23 september 2016
Zaaknummer
KG 2016/109
Instantie
Gerecht in eerste aanleg van Sint Maarten
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Weigering van leerling op bijzondere school wegens rastafari kapsel

Op 23 september 2016 heeft het Gerecht in Eerste Aanleg van Sint Maarten uitspraak gedaan in een kort geding tussen de ouders van een minderjarige jongen, aangeduid als [A], en de stichting [B]. De ouders, vertegenwoordigd door mr. J.J. Rogers, vorderden dat hun zoon toegang zou krijgen tot de school van de stichting, nadat deze hem de toegang had ontzegd vanwege zijn rastafari kapsel. De stichting, vertegenwoordigd door mr. L.G.J. Berman, had de toegang ontzegd op basis van schoolregels die het dragen van 'locks' voor jongens verbieden. De ouders voerden aan dat het dragen van het haar in locks een essentieel onderdeel is van de culturele en religieuze identiteit van hun zoon, en dat de weigering om hem toe te laten tot de school in strijd is met zijn recht op onderwijs en zijn culturele identiteit. Het Gerecht overwoog dat de stichting in beginsel het recht heeft om regels te stellen aan het uiterlijk van leerlingen, maar dat deze regels niet in strijd mogen zijn met de rechten van de leerlingen, vooral niet in het licht van het gebrek aan alternatieven voor Nederlandstalig onderwijs op Sint Maarten. Het Gerecht oordeelde dat de stichting de toegang van [A] tot het onderwijs niet mocht ontzeggen op basis van zijn haardracht, en dat dit in strijd was met de Staatsregeling en het Internationaal Verdrag inzake de Rechten van het Kind. De ouders kregen gelijk, en de stichting werd veroordeeld om [A] binnen 24 uur na betekening van het vonnis toe te laten tot de school, met een dwangsom voor elke dag dat zij in gebreke bleef.

Uitspraak

Vonnis van 23 september 2016
Zaaknummer: KG 2016/109
Vonnisnr.
GERECHT IN EERSTE AANLEG VAN SINT MAARTEN
Vonnis in kort geding
in de zaak van
[de ouders],
in hun hoedanigheid van wettelijk vertegenwoordigers van hun minderjarige zoon [A],
wonende te Sint Maarten,
eisers,
gemachtigde: mr. J.J. Rogers,
tegen
de stichting [B],
gevestigd te Sint Maarten,
gedaagde,
gemachtigde: mr. L.G.J. Berman.
Eisers worden aangeduid als “de ouders” en hun zoon als “[A]”. Gedaagde wordt aangeduid als “de stichting”.

1.De procedure

1.1.
Het Gerecht heeft kennis genomen van de volgende processtukken:
  • verzoekschrift met producties,
  • brief van 15 september 2016 met producties van de stichting,
  • pleitnota mr. Rogers,
  • pleitnota mr. Berman.
1.2.
De mondelinge behandeling heeft plaatsgevonden op 16 september 2016 in aanwezigheid van partijen en de gemachtigden. De griffier heeft van het verhandelde aantekening gehouden.
1.3.
Hierna is vonnis bepaald.

2.De feiten

2.1.
De ouders wonen en werken sinds 2013 op Sint Maarten. Behalve [A], geboren op ……… 2011, hebben zij twee jongere dochters. De vader is opgegroeid in Nederland. De moeder in Italië. De kinderen worden groot gebracht in de cultureel religieuze traditie van de rastafari. Een van de aspecten van deze traditie is dat hoofdhaar wordt gezien als een teken van kracht en om die reden niet mag worden geknipt. Het haar wordt in “locks” gedragen.
2.2.
De stichting heeft meerdere basisscholen op Sint Maarten. Deze zijn van rooms-katholieke signatuur. Op vier van deze basisscholen is de instructietaal Nederlands. Op alle overige bijzondere (behoudens een van de …………. Schools) en openbare basisscholen op Sint Maarten is de instructietaal Engels en is het Nederlands hoogstens een bijvak.
2.3.
Bij brief van 23 augustus 2016 aan de ouders ontzegt de stichting [A] de toegang tot de school. Deze brief luidt als volgt:
“(…)
Despite the many letters we sent and various meetings we had, you again opted to send your child, [A] to our school with not having his hair properly cut and groomed. As mentioned earlier this is in violation of our school rules and regulations. We warned you that not adhering to our rules and regulations ultimately would result in the expulsion of your child as stipulated in the laws governing Education on St. Maarten. Today, that day has come – unfortunately.
For not adhering to the rules and regulations that were stipulated to you before and during registration, your child is no longer a student at the …….. School as of this date, August 23, 2016. The inspectorate and the Truancy officer were duly notified on this final decision.
We sincerely hoped you would have opted to follow our rules, and you have chosen not to.
As was previously mentioned in the letter to you, dated August 19, 2016, the Truancy Officer will contact you to guide you in the process of registering at one of the other schools.”
2.4.
De schoolregel waar het in deze brief over gaat luidt als volgt:
“7b. Not allowed for girls: long earrings, make-up/nail polish, long nails, hair braids, beads, body piercing and tattoos. Hair must be combed regularly. – 7c. Not allowed for boys: earrings, locks, braids, tails, body piercing, tattooes and head patterns. All boys’ hair is expected to be groomed (cut short) regularly.”
2.5.
Alle bijzondere basisscholen op Sint Maarten hebben soortgelijke regels over de haardracht van de leerlingen.
2.6.
Voordat [A] werd toegelaten tot het basisonderwijs heeft hij door de stichting verzorgd Early Childhood Stimulation onderwijs gevolgd. De stichting heeft toen dezelfde regels gehanteerd en de ouders hebben zich daaraan gehouden; [A] verscheen met kort geknipt haar op school.

3.Het geschil

3.1.
De eis van de ouders luidt als volgt:
“Uw Gerecht moge behagen, bij vonnis in kort geding, (…): SKOS te veroordelen om het minderjarig kind van eisers – te weten [A], geboren op 9 november 2011 te Italië – binnen 24 uur na betekening van het in deze te wijzen vonnis, toe te laten tot de ……. School, en hem toegang tot het onderwijs aldaar te blijven verschaffen, zulks op verbeurte van een dwangsom van US$ 1000,- voor iedere dag of gedeelte daarvan, dat [B] na betekening in gebreke mocht blijven aan de inhoud van het vonnis te voldoen”
3.2.
De stichting concludeert tot afwijzing van de vorderingen van de ouders, met hun veroordeling in de proceskosten en de wettelijke rente daarover.
3.3.
Op de argumenten van partijen gaat het Gerecht hierna in, voor zover zij relevant zijn voor de beoordeling van het geschil.

4.De beoordeling

4.1.
De spoedeisendheid is met de aard van de vordering gegeven.
4.2.
Het Gerecht overweegt dat het de stichting (als niet openbare school) in beginsel vrij staat voorschriften te stellen aan, in dit geval, het uiterlijk van de tot haar onderwijs toe te laten leerlingen. De stichting mag staan op naleving van deze voorschriften. Daarbij dienen zekere grenzen in acht te worden genomen omdat scholen op confessionele grondslag overwegend worden bekostigd uit de openbare middelen. Een ander aandachtspunt is of er binnen de samenleving van Sint Maarten vervangend gelijkwaardig onderwijs is te vinden.
4.3.
De ouders voeren aan dat zij feitelijk zijn aangewezen op een van de scholen van de stichting als zij [A] Nederlandstalig basisonderwijs willen laten volgen. Daartegenover stelt de stichting dat de voertaal op Sint Maarten Engels is. Vandaar dat de meerderheid van de scholen niet het Nederlands als instructietaal bezigt. Recht op Nederlandstalig onderwijs is niet afdwingbaar, zo stelt de stichting.
4.4.
Het Gerecht overweegt dat volgens artikel 1 van de Staatsregeling Sint Maarten twee officiële talen heeft, namelijk Engels en Nederlands. Het openbaar onderwijs biedt geen onderwijs met Nederlands als instructietaal. De ouders zijn dus aangewezen op een van de bijzondere scholen (met dezelfde regels over haardracht) indien zij ervoor kiezen, vanwege hun (deels Nederlandse) achtergrond en vanwege de toekomstige studiemogelijkheden, hun kind in de Nederlandse taal te laten onderrichten. Dergelijke motieven zijn op Sint Maarten niet ongebruikelijk voor ouders als zij de meest geschikte basisschool voor hun kinderen kiezen. Het is duidelijk dat de stichting op haar basisscholen kinderen van alle gezindten toelaat, mits de kinderen en de ouders zich houden aan de door haar gestelde regels.
4.5.
Bij de weigering van leerlingen of het ontzeggen van de toegang van leerlingen tot het door haar verzorgde onderwijs dient de stichting zich er rekenschap van te geven dat zij nagenoeg de enige aanbieder is van Nederlandstalig basisonderwijs op Sint Maarten, met name omdat het Land Sint Maarten er voor heeft gekozen geen openbaar basisonderwijs met Nederlands als instructietaal aan te bieden. In die zin onderscheidt zij zich van andere basisscholen op Sint Maarten. De argumentatie van de stichting dat de ouders bijles kunnen regelen is in dit verband niet overtuigend. Er is immers een wezenlijk verschil tussen het genieten van Nederlands als algemene onderwijstaal op een school of Nederlands als apart vak, zelfs al spreken de ouders thuis Nederlands met de kinderen.
4.6.
Zoals gezegd mag de stichting de nodige regels stellen “in haar eigen huis.” Dit betwisten de ouders niet. Zij zijn bereid om alle regels van de stichting te volgen, van het in acht nemen van katholieke gebruiken en rituelen tot alle regels betreffende het uiterlijk van [A], behalve de regel omtrent de haardracht. De ouders hebben onweersproken gesteld dat het dragen van het haar in locks door [A] alleen door de cultureel-religieuze dimensie in ingegeven. Jongens en meisjes (en zo ook volwassenen) geven uiting aan hun religieuze en culturele achtergrond onder meer door het haar niet te knippen maar in locks te dragen. Indien zij het haar moeten afknippen is dat een belangrijke vermindering van hun identiteitsbeleving. Zij zijn dan niet meer 100% rastafari en ook niet meer als zodanig herkenbaar.
4.7.
Het is het Gerecht gebleken dat, zoals de stichting aanvoert, op haar scholen leerlingen van alle gezindten (“all walks of life”, zoals zij in een van haar brieven aan de ouders stelt) welkom zijn. Ter zitting werd verteld dat er een moslimleerlinge is die bij het betreden van het schoolterrein haar hoofddoek afdoet en weer opdoet als zij klaar is met school. Deze tolerantie vindt echter, volgens de stichting: noodzakelijkerwijs, haar grenzen waar religieuze en culturele uitingen lichaamsgebonden zijn, zoals bij de haardracht van rastafari. De stichting stelt dat er discipline en uniformiteit moet zijn om een optimaal leerklimaat te bewerkstelligen; vandaar dat de leerlingen in uniform, zonder tatoeages, overdreven sieraden, maar voor jongens dus ook met kort kapsel, op school moeten komen. Een en ander om de leerlingen voor te bereiden op het volwassen leven waarin mensen moeten zien om te gaan met een heleboel regels en gewoontes.
4.8.
Indien sprake zou zijn van voldoende alternatief Nederlandstalig openbaar onderwijs op Sint Maarten met voorschriften die de rastafari haardracht niet zouden belemmeren, zou het Gerecht met deze regels en de strikte handhaving van deze regels geen moeite hebben. Sterker nog: dan zou deze zaak hoogstwaarschijnlijk niet aan het Gerecht zijn voorgelegd. Tegen deze specifieke Sint Maartense achtergrond echter brengt deze regel met zich dat rastafari jongens (meisjes mogen overwegend wel lang haar in locks hebben op de bijzondere basisscholen) geen toegang hebben tot deugdelijk basisonderwijs in de Nederlandse taal dat door het Land (en dus ook door de ouders als belastingbetaler) wordt gefinancierd. Het Gerecht acht het in strijd met de Staatsregeling (Nederlands als officiële taal) maar ook met artikelen 28 en 29 van het Internationaal Verdrag inzake de Rechten van het Kind (recht op onderwijs met respect voor de eigen culturele identiteit), indien rastafari jongens genoodzaakt zouden worden om hun haar kort te knippen om zodoende toegang te krijgen tot van overheidswege gefinancierd Nederlandstalig basisonderwijs.
4.9.
Daaraan doet onvoldoende af, zoals de stichting aanvoert, dat de ouders van [A] akkoord zijn gegaan met alle regels en dat zij zich tijdens de Early Childhood Stimulation hieraan hebben gehouden. Voormelde kinderrechten hebben voorrang boven dergelijke overeenkomsten tussen ouders en de door de overheid gefinancierde school.
4.10.
Het spreekt voor zich dat de stichting gerechtigd is regels te stellen aan de haardracht van rastafari jongens. Deze regels mogen echter, zo lang er geen ander Nederlandstalig basisonderwijs op Sint Maarten is waar het dragen van locks door rastafari is toegestaan, niet inhouden dat deze leerlingen hun haar moeten knippen. De stichting mag dus wel blijven eisen dat de “locks” netjes en goed verzorgd zijn.
4.11.
Tot slot overweegt het Gerecht nog het volgende. De ouders hebben aangevoerd dat op de school van [A] een leraar voor de klas staat die een rastafari kapsel heeft. Dat wordt door de stichting erkend. Met de ouders is het Gerecht van oordeel dat dit niet goed is uit te leggen aan rastafari leerlingen en hun ouders. Verder zijn door de ouders aan het Gerecht foto’s getoond van mannelijke leerlingen op de school van [A] met haar waarvan op het eerste gezicht gezegd kan worden dat dit niet kort geknipt en, in sommige gevallen, evenmin “properly groomed” is. Het Gerecht is er dan ook niet van overtuigd dat de stichting in alle gevallen even streng de eigen regels handhaaft. Ook om deze reden vindt het Gerecht dat de stichting in dit geval geen goede afweging heeft gemaakt. Handhaving van de eigen regels is voor de stichting immers noodzakelijk om de zelfgekozen identiteit te handhaven en de vrijheid om leerlingen te weigeren of onderwijs te ontzeggen te behouden.
4.12.
De vorderingen van de ouders worden dus toegewezen. Het Gerecht zal de dwangsommen maximeren.
4.13.
Als in het ongelijk gestelde partij dient de stichting in de proceskosten te worden veroordeeld.

5.De beslissing

Het Gerecht in Eerste Aanleg:
rechtdoende in kort geding:
veroordeelt de stichting om [A], geboren op …… 2011, binnen 1 werkdag na betekening van het in deze te wijzen vonnis, toe te laten tot de ……. School, en hem toegang tot het onderwijs aldaar te blijven verschaffen, zulks op verbeurte van een dwangsom van USD 1.000,00 voor iedere dag of gedeelte daarvan, dat de stichting na betekening in gebreke mocht blijven aan de inhoud van het vonnis te voldoen, waarbij de te verbeuren dwangsommen maximaal USD 100.000,00 bedragen,
veroordeelt de stichting in de proceskosten, aan de zijde van de ouders begroot op NAf 450,00 aan griffierecht, NAf 296,50 aan oproepingskosten en op NAF 1.500,00 aan salaris gemachtigde,
verklaart dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad,
wijst af het meer of anders gevorderde.
Dit vonnis is gewezen door mr. A.J.J. van Rijen, rechter in dit gerecht, en in het openbaar uitgesproken op 23 september 2016 in aanwezigheid van de griffier.