ECLI:NL:OGEAM:2016:60

Gerecht in eerste aanleg van Sint Maarten

Datum uitspraak
20 september 2016
Publicatiedatum
4 oktober 2016
Zaaknummer
AR 2015/67
Instantie
Gerecht in eerste aanleg van Sint Maarten
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vonnis inzake koopovereenkomst en due diligence bij bedrijfsovername van een radiostation

In deze zaak, die werd behandeld door het Gerecht in Eerste Aanleg van Sint Maarten, ging het om een geschil tussen een naamloze vennootschap en een particulier, [B], over de niet-nakoming van een koopovereenkomst voor aandelen in een radiostation. De eiseres, vertegenwoordigd door [A] en haar advocaat mr. B.Ph.C. de Jong, vorderde betaling van de overeengekomen koopsom van USD 300.000,00 en schadevergoeding. De gedaagde, [B], vertegenwoordigd door mr. B. Brooks, verweerde zich door te stellen dat de koopovereenkomst niet tot stand was gekomen vanwege het ontbreken van due diligence en het niet informeren over problemen met het radiosignaal.

De procedure omvatte verschillende e-mailcorrespondenties tussen de partijen en hun advocaten, waarin de due diligence werd besproken en documenten werden uitgewisseld. Het Gerecht oordeelde dat [A] tekort was geschoten in haar mededelingsplicht jegens [B] door hem niet te informeren over de problemen met het radiosignaal van het radiostation. Dit tekortschieten was van zodanige aard dat [B] gerechtigd was om de koopovereenkomst niet aan te gaan, ondanks de voltooide due diligence. Het Gerecht wees de vorderingen van [A] af en veroordeelde de eisers in de proceskosten.

Het vonnis werd uitgesproken op 20 september 2016 door mr. A.J.J. van Rijen, en de proceskosten werden aan de zijde van de gedaagden begroot op NAf 15.000,00 aan salaris voor de gemachtigde.

Uitspraak

Vonnis van 20 september 2016
Zaaknummer: AR 2015/67
Vonnisnr.
GERECHT IN EERSTE AANLEG VAN SINT MAARTEN
Vonnis
in de zaak van
de naamloze vennootschap …… N.V.,
gevestigd te Sint Maarten,
eiseres sub 1,
[A],
wonende te Sint Maarten,
eiser sub 2,
gemachtigde: mr. B.Ph.C. de Jong
tegen
[B],
wonende te Sint Maarten,
gedaagde,
gemachtigde: mr. B. Brooks.
Partijen worden aangeduid als “de vennootschap”, [A] en [B], tenzij hierna anders is vermeld.

1.De procedure

1.1.
Het Gerecht heeft kennis genomen van de volgende processtukken:
  • het verzoekschrift met producties d.d.28 mei 2015,
  • de conclusie van antwoord met producties,
  • de conclusie van repliek tevens houdende wijziging van eis,
  • de conclusie van dupliek tevens antwoord op eiswijziging met productie,
  • pleitaantekeningen mr. De Jong,
  • pleitaantekeningen mr. Brooks.
1.2.
De pleidooizitting heeft plaatsgevonden op 11 augustus 2016 in aanwezigheid van [B] en de gemachtigden. De griffier heeft van het verhandelde aantekening gehouden.
1.3.
Hierna is vonnis bepaald.

2.De vaststaande feiten

2.1. [
B] en [A] hebben met elkaar contact gehad over de koop van aandelen in een radiostation. Uiteindelijk is er wilsovereenstemming tot stand gekomen over de koopprijs.
2.2.
E-mail van [B] aan [A] d.d.
5 juni 2013:
“It was indeed a pleasure meeting with you 2 weeks ago. Thank you for the counter offer and description of the intended purchase.
Seeing that our ideas differ somewhat the operation costs of the studio will substantially increase.
Therefore we cannot agree with you proposed offer. But we are still very serious with our initial offer and would propose to increase it to $ 300,000 (…)”
2.3.
E-mail van [A] aan [B] d.d.
9 september 2013:
“Last Friday I passed by your office after receiving word from Mr. …….. concerning our negotiations. I left a note with your receptionist accepting your final offer of $300K and requesting an appointment for us to finalize the deal; I trust that you received the same.
In order to move forward and complete the transaction, please confirm/advise how soon we can meet. (…)”
2.4. [
B] schakelt vervolgens zijn advocaat, mr. Brooks in, ten behoeve van de due diligence.
2.5.
E-mail van
24 september 2013van [A] aan mr. Brooks:
“As instructed by Mr. [B], I hereby send you the requested documents.
1.
See attached the following documents:
(…)
2.
The following documents are being prepared by the company’s Auditors, and will be provided shortly:
(…)
3.
The documents that are being obtained and will be submitted in due course:
(….)
Attached is also a draft Agreement for Shares Transfer + draft Agreement Bill of Sale and related terms & conditions. (…)”
2.6.
Brief van
3 oktober 2013van [A] aan mr. Brooks:
“Further to our recent exchange of emails and documents already provided in advance for your due diligence review in connection with the sale of De vennootschap Broadcasting N.V. to Mr. [B], please find enclosed a partly executed Letter of Intent for execution and return, along with the stipulated sum as a security and good faith deposit. I will follow-up with a telephone call to discuss the progress and status of our matter further.”
2.7.
In de Letter of Intent (ondertekend door [A] en niet door [B]) is onder andere de koopprijs van USD 300.000,00 vermeld alsmede dat 10% hiervan (deposit) gelijk bij ondertekening moet worden betaald door [B] en dat de helft van dit bedrag (USD 15.000,00) sowieso niet wordt terugbetaald omdat dit een vergoeding is
“for time and expenses”van [A]. De restant koopsom moet worden betaald bij het opmaken van de notariële koopakte.
2.8.
E-mail van [A] aan mr. Brooks d.d.
14 oktober 2013:
“(…)
With regards to the Letter Of Intent, agenda’s need to be considered and are necessary in order for both parties to progress with clarity.
I hereby suggest/request that both parties, buyer and seller, to meet on Thursday 17th October 2013 for the signing of the Letter of Intent.”
2.9.
E-mail van mr. Brooks aan [A] d.d.
15 oktober 2013 (4:28 PM):
“(…) The due diligence must be performed to establish that you are authorized to sell, and that the company is worth the value of its sale price.
No non-refundable deposit will be paid. The documentation for the due diligence is standard and as such must be in possession of the seller to make available for review.
The only promise to be made is that the review will conducted promptly so an advice can be rendered. In order for us to proceed with the process without stalling you are urged to submit the pertinent documentation, for only thenpossible execution of agreementand payment can occur.”
2.10.
E-mail van [C] (adviseur van [A]) aan “Dear all” d.d.
15 oktober 2013 (5:15 PM):
“I have chosen to “watch from the sidelines” until now, refraining from intervening, interfering or commenting on what I expected and still believe to be a rather simple and straightforward deal and process that we have all been trying to conclude. However, I now feel compelled to step-in as it is taking far too long and in my view seems to be taking a turn in the wrong direction, particularly since the price has already been agreed between the two parties some time ago and is not subject to change, dispute or further negotiation. (…)
Let us get this done please. Sooner rather than later. The clock is ticking and we are running out of time. I leave it to you all to get together ASAP and make this happen.”
2.11.
E-mail van [B] aan [C] d.d.
16 oktober 2013 (7:39 AM):
“In the spirit of universal understanding and accountability I remain steadfast on the email sent by my legal counsel, we need to know what we are purchasing, very simple.
If you have other interested parties that will buy without reviewing anything then please proceed with them. No issue there.”
2.12.
E-mail van [C] aan [B] d.d.
16 oktober 2013 (8:05 AM):
“(…) In case it was not clear, we of course do not expect any interested party to “blindly” purchase anything without carrying-out the appropriate due diligence (…). The point that I was trying to make was that a formal, documented commitment indicating the intention and desire to finalise this deal is an important element of the process- as it stands we have a verbal agreement and commitment on the price but nothing else. (…)”
2.13.
E-mail van [A] aan mr. Brooks d.d.
16 oktober 2013 (11.29 AM):
“Attached are the requested documents for Due Diligence.
Please indicate when we can meet for the signing of the Letter Of Intent.”
2.14.
E-mail van mr. Brooks aan [A] d.d.
16 oktober 2013 (2:30 PM):
“I have been asking for the documents for quite some time now and if you have finally provided us with the documents that we requested we can start the due diligence inquiry. (…).
Any delays in us proceeding with the due diligence process was not on our part, so please respect my client’s position with regards to paying any deposit prior to us completing the process.”
2.15.
E-mail van mr. Brooks aan [A] d.d.
25 oktober 2013 (12:49):
“(…) As I already indicated to you prior to my departure last week, the process is not an overnight process and if you can just relax and allow me to do my work I would very much appreciate that. (…)”
2.16.
E-mail van [C] aan mr. Brooks d.d.
25 oktober 2013 (2:02 PM):
“(…) Could you give any indication when you think you will have had an opportunity to review the documents and information? You will agree that here is not much to it so we had that by now you would have had a reasonable and sufficient timeframe to do so, but we will be guided by you. (…)”
2.17.
E-mail van [C] aan mr. Brooks d.d.
28 oktober 2013:
“When can I expect the courtesy of a response to my email below? Surely you must be able to give an indication as to when you think you might have had an opportunity to review the documents provided and be in a position to take this matter further? (…)”
2.18.
E-mail van mr. Brooks aan [C] d.d.
29 oktober 2013:
“Unfortunately I cannot give an indication as to the completion of the due diligence process for the listing requirement has not been met by Mr. [A].
I suggest that the list that was provided to Mr. [A] on September 17th 2013 is reviewed along with the email correspondence in this case and the missing documents are provided to the undersigned as soon as possible in order for us to complete the due diligence.”
2.19.
E-mail van [C] aan mr. Brooks d.d.
30 oktober 2013 (12:11 PM):
“(…) Having discussed the matter with Mr. [A], as I understand it there are only 3 sets of documents that have not been provided, to wit:
Details of employees, employments contracts and salaries;
Listing of (third party) Agreements and obligations; and
Director’s & Business Licences.
(..)”
2.20.
E-mail van mr. Brooks aan [C] en [A] d.d.
30 oktober 2013 (3:43 PM):
In deze e-mail somt mr. Brooks 8 categorieën op waarvan de documenten nog niet door haar zijn ontvangen.
Verder wordt in deze e-mail onder andere geschreven:
“A letter from PWC was forwarded to us and we can rightfully deduce from the content of said letter that there isno good standingwith regards to the Tax and Social Premium obligations. Proof of good standing can only be provided by The Inspectorate of Taxes, SZV and the Receiver’s office. We also didn’t receive copy of the last filed financials for the company. (…)”
2.21.
E-mail van [C] aan mr. Brooks d.d.
30 oktober 2013 (3:53 PM):
“Many thanks for this information, very helpful. I will discuss immediately with Mr. [A] as I was under the impression that all other documents had already been provided, including accounting information by PwC (financial statements etc). (…)”
2.22.
E-mail van [A] aan mr. Brooks, tevens gericht aan [B], d.d.
22 november 2013:
“Further to our ongoing correspondence and in particular Ms. Brooks’ recent email listing the status of the due diligence process, please see attached the remaining documents requested.
(…)”
2.23.
E-mail van mr. Brooks aan mr. Hart (de advocaat van [A]) d.d.
9 januari 2014:
“In reference to our telephone conversation yesterday I hereby forward you the last email that was sent in the above captioned case. We did receive a response from (…) [A], however he did not provide us with the complete documents that we requested.
I outlined in the email what exactly we need to complete our due diligence process and without those documents we will not be able finalize the process that we were engaged to do for our client. (…)”
2.24.
E-mail van [C] aan mr. Hart, mr. Brooks, [B], [A] en de echtgenote van [B] d.d.
15 maart 2014:
“(…) As I understand it, the last “hurdle” to be cleared regarding the sale of … was to ascertain and confirm that mr. [A] is the sole shareholder, with all other Due Diligence matters having been satisfied in the meantime. I also gather that Ms. Hart has been able to formally and officially confirm that this is indeed the case and has informed Ms. Brooks accordingly last week, so that any other person to the contrary is unsubstantiated. As such, there are presumably no other pending, outstanding or additional issues that would obstruct or prevent the close of this matter and the path is clear for it to be concluded without further delay.
I believe that Ms. Hart has in this regard requested from Ms. Brooks that our matter be addressed by no later than next Wednesday (March 19).
I would therefore suggest that if we, through Ms. Brooks and Ms. Hart, do not hear anything further by Wednesday, we will take it to mean that you are no longer interested and we can conclude our negotiation and continue with another party that has shown serious interest and commitment. (…)”
2.25.
Bij brief van mr. De Jong aan [B] d.d.
24 november 2014wordt hij gesommeerd de koopovereenkomst na te komen.
2.26.
Bij besluit d.d.
3 juni 2015van de Minister van TEATT wordt de uitzendvergunning van de vennootschap ingetrokken.

3.De vorderingen en het verweer

3.1.
Na eiswijziging luiden de vorderingen van eisers als volgt:
“1. gedaagde te veroordelen tot nakoming van de tussen partijen totstandgekomen koopovereenkomst met betrekking tot [de vennootschap] en wel binnen twee weken na betekening van het te wijzen vonnis op straffe van een dwangsom van USS 10.000,00 per dag of gedeelte van een dag dat de heer [B] daarmee in gebreke blijft;
2. gedaagde te veroordelen tot betaling aan eisers van de overeengekomen koopsom van US$ 300.000,00;
3. gedaagde te veroordelen om, tegen bewijs van kwijting, aan eiseres te betalen het bedrag van US$ 970,395.65 ten titel van schadevergoeding;
4. gedaagde te veroordelen om aan eiseres ten titel van buitengerechtelijke incassokosten te betalen het bedrag van US$ 10.000,00;
5. gedaagde te veroordelen om, tegen bewijs van kwijting, binnen 14 dagen na het in dezen te wijzen vonnis aan eiseres te betalen de wettelijke rente over de bedragen vermeld in punt 1 en 2 van het petitum, vanaf 6 november 2014, althans een door uw Gerecht in goede justitie te bepalen datum, tot aan de dag der algehele voldoening;
6. gedaagde te veroordelen in de kosten van het geding, onder bepaling dat, indien deze niet binnen veertien dagen na de dag waarop vonnis is gewezen, aan eiseres is voldaan, daarover vanaf die veertiende dag wettelijke rente verschuldigd is.
subsidiair
7. te verklaren voor recht dat gedaagde jegens eiseres toerekenbaar tekortgeschoten is in de nakoming van zijn verplichtingen uit de koopovereenkomst en dat gedaagde aansprakelijk is voor de door eisers daardoor ontstane schade;
8. gedaagde te veroordelen tot vergoeding van alle door eisers geleden schade, nader op te maken bij staat en te vereffenen volgens de wet, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 9 september 2013, althans een door uw Gerecht te bepalen datum;
9. gedaagde te veroordelen tot betaling aan [de vennootschap] van een voorschot op de geleden schade van US$ 25.000,00, althans een door uw Gerecht in goede justitie vast te stellen bedrag;
10. gedaagde te veroordelen in de kosten van het geding, onder bepaling dat, indien deze niet binnen veertien dagen na de dag waarop vonnis is gewezen, aan eiseres is voldaan, daarover vanaf die veertiende dag wettelijke rente verschuldigd is,”
een en ander bij uitvoerbaar bij voorraad te verklaren vonnis.
3.2. [
B] concludeert tot niet-ontvankelijkverklaring van eisers in hun vorderingen, althans dat deze hun worden ontzegd, met veroordeling van eisers in de proceskosten.
3.3.
Op de argumenten van partijen gaat het Gerecht hierna in, voor zover zij althans relevant zijn voor de uitkomst van de procedure.

4.De beoordeling

4.1.
Desgevraagd hebben eisers op de pleidooizitting medegedeeld dat de vennootschap een vordering tot schadevergoeding instelt tegen [B] omdat de koopovereenkomst niet is nagekomen. [A] vordert nakoming van de koopovereenkomst door [B].
4.2.
Het Gerecht zal eerst ingaan op de rechtsverhouding tussen [A] en [B]. Indien wordt geoordeeld dat [B] niet tot nakoming is gehouden, behoeft de vordering van de vennootschap jegens [B] niet te worden beoordeeld. Immers, [B] is dan niet toerekenbaar tekortgeschoten in de nakoming van enige verbintenis jegens [A] zodat er geen reden is om aan te nemen dat de vennootschap gerechtigd is schadevergoeding te eisen, voor zover dat überhaupt al zou kunnen nu gesteld noch gebleken is dat de vennootschap partij is bij de koopovereenkomst.
4.3.
Bij repliek stellen eisers onder 12:
“[B] heeft echter nooit aangegeven dat de koopovereenkomst ter zake van de aandelen in [de vennootschap] onderworpen zou zijn aan enige due diligence.”Het Gerecht begrijpt hieruit dat de stelling van [A] is dat er een gave koopovereenkomst voor de aandelen in de vennootschap tot stand is gekomen zonder dat er due diligence zou plaatsvinden.
4.4.
Deze stelling wordt echter niet ondersteund door de e-mails van [A] en [C], zoals hiervoor aangehaald. Uit deze e-mails volgt dat zij begrijpen dat due diligence noodzakelijk is. Dat schrijft immers [C] met zoveel woorden (met name zijn e-mails van 16 en 30 oktober 2013) terwijl [A] de nodige documenten opstuurt in het kader van deze due diligence. Bovendien neemt de due diligence zeer geruime tijd in beslag zonder dat [A] ooit stelt dat dit niet overeengekomen of niet noodzakelijk zou zijn. Uit de gedragingen van partijen jegens elkaar volgt dus dat zij due diligence zijn overeengekomen. De andersluidende stelling van eisers gaat dus niet op.
4.5.
Verder stellen eisers dat alle door [B] in het kader van de due diligence verzochte documenten zijn aangeleverd en, zo begrijpt het Gerecht, dat daaruit geen obstakels voor het doorgaan van de koop blijken. [B] betwist dat. De navolgende documenten ontbreken volgens de conclusie van dupliek: “letter of good standing” van de belastingdienst en “proof of good standing with the Landlord”. Het Gerecht houdt het er dus voor dat alle andere documenten uiteindelijk wel zijn aangeleverd per e-mail van 22 november 2013 omdat [B] het tegendeel niet uitdrukkelijk stelt.
4.6.
Niet dan wel onvoldoende wordt door [B] uitgelegd welk gevolg aan het ontbreken van deze beide documenten moet worden verbonden. Evenmin gaat [B] afdoende in op de vraag of de door [A] aangeleverde gegevens en documenten voldoende zijn om de koop al dan niet door te laten gaan of daarover te (her)onderhandelen, hetgeen een discussie is die na een uitgevoerde due diligence toch pleegt te worden gevoerd. [B] voldoet op deze punten dus niet aan zijn stelplicht. Dit betekent dat het Gerecht ervan uitgaat dat (uiteindelijk) door [A] is voldaan aan zijn verplichtingen voortvloeiende uit zijn verbintenis [B] in staat te stellen een deugdelijke due diligence uit te voeren. Omdat [B] niet stelt dat uit de due diligence gebreken voortvloeien die aan (onverkorte) nakoming van de koopovereenkomst in de weg staan betekent dit dat [B] in principe gehouden is de koopovereenkomst na te komen.
4.7. [
B] brengt als verweer het punt van de uitzendvergunning te berde. Hij voert aan dat De vennootschap sinds begin 2013 regelmatig uit de lucht was en dat op 18 juni 2015 haar uitzendvergunning werd ingetrokken. Verder is de uitzendvergunning niet overdraagbaar zonder toestemming van de verantwoordelijke minister en dat wist [B] ook niet omdat hij geen inzage had in de vergunning.
4.8.
Het Gerecht overweegt het volgende. In het kader van de op zijn verzoek aangevangen due diligence had [B] de uitzendvergunning kunnen opvragen. Dat is, gelet op de stukken, kennelijk niet gebeurd. Nu de due diligence in zijn belang is overeengekomen komt de door hem gestelde onwetendheid omtrent de niet overdraagbaarheid van de vergunning voor zijn risico.
4.9. [
B] stelt verder dat [A] hem op de hoogte had moeten stellen dat de het door de vennootschap geëxploiteerde radiostation sinds begin 2013 regelmatig uit de lucht was. Het achterhouden van deze informatie is een misleidende (volgens [B] “dwalende”) factor in de onderhandelingen. Kennelijk stelt [B] dat de voorgenomen koopovereenkomst niet door zou gaan als deze omstandigheid wel bekend was of, als de koopovereenkomst zou zijn gesloten en de aandelen zouden zijn geleverd, dit een reden zou zijn om de overeenkomst buitengerechtelijk te vernietigen wegens dwaling. [A] voert op dit punt geen verweer.
4.10.
Het Gerecht heeft in de procedure tussen de vennootschap als eiseres en BTP en het Land Sint Maarten als gedaagden bij vonnis d.d. 22 maart 2016 (AR 2015/66) vastgesteld dat gedurende de volgende dagen het radiostation geen signaal heeft uitgezonden: 4 juni 2013, 5 juni 2013, 6 juni 2013, 10 juni 2013, 17 juni 2013, 24 juni 2013, 25 juni 2013, 26 juni 2013, 27 juni 2013, 28 juni 2013, 2 juli 2013, 3 juli 2013, 4 juli 2013, 5 juli 2013, 8 juli 2013, 9 juli 2013 en van 17 januari 2014 tot 8 maart 2014. Deze vaststelling heeft het Gerecht kunnen doen omdat dit door BTP was gemeten en door de vennootschap niet is weersproken (en evenmin een rechtsmiddel is aangewend tegen de hieruit voortvloeiende intrekking van de vergunning). Het Gerecht acht zich dan ook vrij om in deze procedure van deze vaststelling uit te gaan.
4.11.
Het Gerecht is het eens met [B] dat [A] van het niet uitzenden van het radiosignaal hem op de hoogte had moeten stellen. De koper van een radiostation moet uiteraard weten dat het radiostation met enige regelmaat niet heeft uitgezonden zodat hij de oorzaak kan onderzoeken en vervolgens kan besluiten of hij al dan niet de koop wil doorzetten. Uitgaande van de datum van wilsovereenstemming over de koopprijs (9 september 2013) geldt zonder meer dat [A] richting [B] een actieve mededelingsplicht had over haperingen in het radiosignaal, temeer nu tijdens de laatstgenoemde langdurige periode van 17 januari 2014 tot 8 maart 2014 partijen nog contact hadden over de due diligence. Het heeft immers niet zoveel zin om over due diligence te spreken als het radiostation feitelijk geen radiostation meer is omdat het niet meer uitzendt.
4.12.
Aldus is de conclusie dat [A] inderdaad jegens [B] tekort is geschoten door hem niet te informeren over de problemen met het radiosignaal. Deze tekortkoming is zodanig ernstig dat [B] gerechtigd was de koopovereenkomst niet aan te gaan, ondanks de voltooide due diligence. Precontractueel: [B] was gerechtigd om deze reden de onderhandelingen af te breken. Contractueel: [B] had zich terecht kunnen beroepen op dwaling of toerekenbare tekortkoming zijdens [A].
4.13.
Dit betekent dat het Gerecht de vorderingen van [A] jegens [B] dient af te wijzen. Aan de vorderingen van de vennootschap jegens [B] komt het Gerecht dus niet meer toe, gelet op hetgeen hierover onder 4.2. is overwogen.
4.14.
Als in het ongelijk gestelde partijen dienen de vennootschap en [A] in de proceskosten te worden veroordeeld.

5.De beslissing

Het Gerecht in Eerste Aanleg:
wijst de vorderingen af,
veroordeelt eisers in de proceskosten, aan de zijde gedaagden begroot op NAf 15.000,00 aan salaris gemachtigde.
Dit vonnis is gewezen door mr. A.J.J. van Rijen, rechter in dit gerecht, en in het openbaar uitgesproken op 20 september 2016 in aanwezigheid van de griffier.