Uitspraak
1.De procedure
2.De vaststaande feiten
“Om binnen twee (2) dagen na heden aan mijn requirante te hunner gekozen domicilie tegen behoorlijke kwijting te betalen:
de som van Naf. 28.550,00 zijnde achterstallige bedrag in de kosten van verzorging en opvoeding van de minderjarige kinderen [[zoon 1]] en [[zoon 2]] (…)”
“(…) zulks ter verzekering en om betaling te verkrijgen van al hetgeen laatstgenoemde krachtens voormelde titel aan mijn rekwirante verschuldigd is en nog zal worden, te weten:
de som van Naf. 28.550,00 zijnde achterstallige bedrag in de kosten van verzorging en opvoeding van de minderjarige kinderen [zoon 1] en [zoon 2] (…)”.
3.Het verzoek en het verweer in conventie en in reconventie
te veroordelen om tegen behoorlijk bewijs van kwijting aan SZV te betalen het door SZV onverschuldigd aan hem betaalde bedrag ad Naf 8.672,76, met veroordeling van [de moeder] c.s. in de kosten van deze procedure.”
4.De beoordeling in conventie en in reconventie
“Blijkens het dictum van deze beschikking wordt daarin een periodieke betalingsverplichting aan werknemer [de vader, GEA] opgelegd jegens de Voogdijraad. Aldus vloeit uit deze beschikking geen vordering voort van [de moeder, zoon A en zoon B] (…).”De moeder had een nieuwe titel moeten vragen aan het Gerecht. De moeder stelt hierover dat de Voogdijraad enkel over een mandaat beschikt om de kinderalimentatie te incasseren en door te betalen aan haar. Zij mag dus zelf ook executeren.
“Een periodieke uitkering of som ineens tot voorziening in de kosten van verzorging en opvoeding waarvan het bedrag door de rechter is bepaald, moet ten behoeve van het kind aan de voogdijraad worden betaald.”Dit artikel ziet op alimentatie ten behoeve van minderjarige kinderen. Vandaar dat het Gerecht, overigens ingevolge het verzoek van de moeder, in de beschikking heeft bepaald dat de kinderalimentatie aan de Voogdijraad moet worden betaald. De Voogdijraad heeft ingevolge dit artikel en artikel 479g Rv de executie ter hand genomen. Desalniettemin was er een aanzienlijke achterstand in de betaling ontstaan; volgens de Voogdijraad van USD 28.550,00. Het Gerecht ziet zich nu gesteld voor de vraag of de moeder, naast de Voogdijraad, de beschikking mag executeren of niet.
“Beslag onder de werkgever op het door deze aan de arbeider verschuldigde loon is niet verder geldig dan tot een derde gedeelte van het in geld vastgestelde loon. Generlei beperking geldt, indien het beslag dient tot verhaal van onderhoud, waarvoor hij, te wiens behoeve het beslag gelegd wordt, volgens de wet aanspraak heeft.”
“Dat geen beperking voor het beslag geldt in geval van een onderhoudsverplichting van de werknemer jegens zijn (minderjarige en/of schoolgaande) kinderen, vormt een vanuit de verzorgingsgedachte logische uitzondering op de in de eerste volzin van lid 1 van het voornoemd wetsartikel opgenomen hoofdregel. (…)”(alinea 31 conclusie van antwoord in conventie). In het onderhavige geval echter is dit anders omdat het niet meer gaat om periodieke betalingen maar om de incasso van achterstand.
“Dan doet de hoofdregel opgeld om te voorkomen dat werknemer zijn volledige salaris zou dienen af te dragen en daarmee in een positie zou terechtkomen waarin hij geen financiële middelen meer heeft om in zijn eigen levensonderhoud te voorzien. (…)”(alinea 32 conclusie van antwoord in conventie). Met als gevolg dat de vader ook niet meer in het levensonderhoud van zijn kinderen kan voorzien. Dat zou onredelijk en onbillijk zijn, aldus SZV.