In deze zaak heeft eiseres [A] een kort geding aangespannen tegen de naamloze vennootschap [de Bank] NV, met als doel de voorgenomen openbare veiling van haar woning op 27 oktober 2016 te verbieden. De achtergrond van de zaak betreft een overeenkomst van geldlening tussen [A] en de Bank, waarbij [A] een hypotheek op haar woning heeft verstrekt als zekerheid. Door een ingrijpende operatie in 2015 was [A] tijdelijk arbeidsongeschikt, wat leidde tot betalingsachterstanden. De Bank had eerder een veiling aangekondigd, maar deze werd afgelast na een betalingsregeling. Echter, de Bank dreigde opnieuw met een veiling, wat [A] ertoe bracht om juridische stappen te ondernemen.
Tijdens de zitting op 25 oktober 2016 werd duidelijk dat de betalingsachterstand van [A] was gedaald van USD 38.000 naar USD 21.746,65. Het Gerecht oordeelde dat de Bank misbruik maakte van haar recht door de veiling door te zetten, gezien de omstandigheden waaronder de betalingsachterstand was ontstaan en de vooruitgang die [A] had geboekt in het voldoen aan haar verplichtingen. Het Gerecht concludeerde dat de belangen van [A] onevenredig zouden worden geschaad door de voorgenomen veiling, vooral omdat deze niet voldoende zou opleveren om de hypotheekschuld te dekken.
Het Gerecht heeft daarom de veiling verboden en de Bank veroordeeld in de proceskosten. Dit vonnis is uitgesproken door mr. A.J.J. van Rijen op 26 oktober 2016.