ECLI:NL:OGEAM:2016:83

Gerecht in eerste aanleg van Sint Maarten

Datum uitspraak
15 november 2016
Publicatiedatum
12 januari 2017
Zaaknummer
AR 2015/33
Instantie
Gerecht in eerste aanleg van Sint Maarten
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verdeling van de gemeenschap na echtscheiding met aandacht voor kinderalimentatie en woonvergoeding

In deze zaak, die werd behandeld door het Gerecht in Eerste Aanleg van Sint Maarten, betreft het een boedelverdeling na echtscheiding tussen een man en een vrouw. De uitspraak, gedateerd op 15 november 2016, volgt op een tussenvonnis en behandelt de verdeling van de woning en de financiële verplichtingen van beide partijen. De man, die nooit kinderalimentatie heeft betaald, wordt geconfronteerd met de gevolgen van zijn nalatigheid in de verdeling van de gemeenschap. Het Gerecht heeft vastgesteld dat de woning opnieuw getaxeerd moet worden en dat beide partijen recht hebben op de helft van de waarde na afbetaling van de hypotheek. De vrouw heeft huurinkomsten ontvangen, maar deze worden in mindering gebracht op de hypotheeklasten die zij heeft betaald. Het Gerecht oordeelt dat de vrouw een woonvergoeding aan de man verschuldigd is, maar houdt rekening met de niet-betaalde kinderalimentatie door de man. Dit leidt tot een aanpassing van de woonvergoeding die de vrouw aan de man moet betalen. Het Gerecht heeft ook bepaald dat de verkoop van de woning pas op 1 maart 2017 ingaat, zodat partijen de kans krijgen om een andere verdeling te overwegen. De proceskosten worden gecompenseerd, zodat elke partij zijn eigen kosten draagt.

Uitspraak

Vonnis van 15 november 2016
Zaaknummer: AR 2015/33
Vonnisnr.
GERECHT IN EERSTE AANLEG VAN SINT MAARTEN
Vonnis
in de zaak van
[de man],
wonende te Aruba,
eiser,
gemachtigde: mr. D.G. Illes,
tegen
[de vrouw],
wonende te Sint Maarten,
gedaagde,
gemachtigde: voorheen mr. B. Brooks die zich heeft onttrokken.
Partijen worden hierna aangeduid als “de man” respectievelijk “de vrouw”.

1.Het verdere verloop van de procedure

1.1.
Het Gerecht verwijst naar het tussenvonnis d.d. 15 november 2016.
1.2.
Op 28 juni 2016 heeft de man een akte uitlating ingediend.
1.3.
Op 23 augustus 2016 heeft de vrouw een akte uitlating met producties ingediend.
1.4.
Ter rolzitting van 4 oktober 2016 heeft de rolrechter akte niet dienen verleend aan de man voor de akte uitlating producties.
1.5.
Ter rolzitting van 4 oktober 2016 is mr. Brooks gedesisteerd als gemachtigde.
1.6.
Vonnis is bepaald op heden.

2.De verdere beoordeling

2.1.
Al hetgeen in het tussenvonnis is vermeld dient als hier letterlijk herhaald en ingelast te worden beschouwd. In het tussenvonnis is het volgende overwogen:
de woning moet opnieuw worden getaxeerd,
partijen zijn ieder gerechtigd tot de helft van de waarde van de woning na afbetaling van de hypotheek,
de huurinkomsten die de vrouw heeft geïncasseerd vallen weg tegen de hypotheekpenningen die de vrouw heeft betaald, rekening houdende met het onderhoud dat zij heeft laten doen,
e vrouw is een woonvergoeding verschuldigd aan de man. De taxateur dient zich daarover uit te laten. De helft daarvan dient door de vrouw aan de man te worden vergoed,
de vrouw wordt in de gelegenheid gesteld te reageren op de stellingen van de man betreffende de kinderalimentatie.
2.2.
Partijen hebben blijkens de stukken overeenstemming bereikt over een door John Baker op te stellen taxatierapport. Dit is door de vrouw ingebracht. De vrouw heeft de rekening van John Baker betaald. Uit dit rapport blijken de volgende gegevens:
Marktwaarde: USD 590.000,00
Veilingwaarde: USD 413.000,00.
2.3.
Huur per jaar van het door de vrouw bewoonde gedeelte: USD 15.600,00 (per maand = USD 1.300,00).
2.4.
Dit betekent dat de vrouw aan de man is verschuldigd USD 7.800,00 per jaar als woonvergoeding vanaf 1 oktober 2002 tot de dag van verkoop van de woning c.q. eventuele toescheiding aan haar, zo lang zij in de woning woont.
2.5.
De man is aan vrouw verschuldigd de helft van de taxatiekosten van de woning. Het Gerecht heeft daarvan geen nota aangetroffen.
2.6.
Aldus resteert de kwestie van de kinderalimentatie. Uit de beschikking van dit Gerecht van 14 oktober 2002 volgt dat de man is veroordeeld om als bijdrage in de kosten van verzorging en opvoeding van de beide minderjarige kinderen NAf 325,00 per kind per maand te voldoen. Hij heeft nooit betaald.
2.7.
Het Gerecht acht het naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid onaanvaardbaar indien bij de verdeling met deze weigerachtigheid van de man geen rekening wordt gehouden. De man is immers onderhoudsplichtig jegens de vrouw betreffende hun minderjarige kinderen maar betaalt niets. De vrouw zou ernstig benadeeld worden indien hiermee geen rekening wordt gehouden.
2.8.
Dit betekent dat op het bedrag van USD 7.800,00 per jaar aan woonvergoeding die de vrouw aan de man is verschuldigd vanaf 1 oktober 2002, zolang beide of een van de kinderen minderjarig is, op deze woonvergoeding in mindering strekt het door het Gerecht vastgestelde alimentatiebedrag per maand per kind.
2.9.
De verdeling ziet er dus als volgt uit:
verkoop of toescheiding woning,
aflossing hypotheek en andere lasten verband houdende met de woning,
helft van de kosten taxatie door de man te betalen aan de vrouw,
de vrouw betaalt, berekend vanaf 1 oktober 2002 tot datum verkoop of toescheiding woning USD 7.800,00 aan de man ter zake van woonvergoeding,
op de woonvergoeding strekt in mindering NAf 325,00 per minderjarig kind per maand vanaf 1 oktober 2002.
2.10.
Het Gerecht zal bepalen dat de veroordeling tot verkoop bij openbare veiling pas ingaat op 1 maart 2017 teneinde partijen de gelegenheid te geven zich te bezinnen op de vraag of zij, met inachtneming van hetgeen hiervoor is overwogen, een andere wijze van verdeling tot stand brengen (bijvoorbeeld toescheiding aan een van hen of splitsing van de woning), al dan niet na het verkrijgen van hypothecaire financiering.
2.11.
Nu partijen gewezen echtelieden zijn ziet het Gerecht aanleiding de proceskosten te compenseren, zodanig dat iedere partij de eigen kosten draagt.

3.De beslissing

Het Gerecht in Eerste Aanleg:
bepaalt dat partijen de gemeenschap als volgt verdelen:
  • de woning aan de [adres], te Sint Maarten, inclusief appartement wordt in het openbaar verkocht ten overstaan van een notaris, waarna de opbrengst als volgt wordt verdeeld: aflossing hypotheek en betaling andere lasten verband houdende met de woning, helft van de kosten taxatie door de man te betalen aan de vrouw, de vrouw betaalt, berekend vanaf 1 oktober 2002 tot datum verkoop of toescheiding woning USD 7.800,00 per jaar aan de man ter zake van woonvergoeding, op deze woonvergoeding strekt in mindering NAf 325,00 per minderjarig kind per maand vanaf 1 oktober 2002,
  • veroordeelt partijen hieraan medewerking te verlenen,
  • verklaart dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad met ingang van 1 maart 2017,
  • bepaalt dat partijen de proceskosten voor eigen rekening dienen te houden,
  • wijst af het meer of anders gevorderde.
Dit vonnis is gewezen door mr. A.J.J. van Rijen, rechter in dit gerecht, en in het openbaar uitgesproken op 15 november 2016 in aanwezigheid van de griffier.