ECLI:NL:OGEAM:2016:91

Gerecht in eerste aanleg van Sint Maarten

Datum uitspraak
4 november 2016
Publicatiedatum
13 januari 2017
Zaaknummer
KG 2016/132
Instantie
Gerecht in eerste aanleg van Sint Maarten
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Kort geding
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Executie van een verstekvonnis geschorst wegens een fout van het Gerecht

In deze zaak, behandeld door het Gerecht in Eerste Aanleg van Sint Maarten, betreft het een kort geding waarin eiseres, vertegenwoordigd door mr. J.G. Snow, een verbod vraagt op de executie van een verstekvonnis dat op 18 oktober 2016 is gewezen. Dit verstekvonnis was uitgesproken in een eerdere procedure tussen eiseres en gedaagden, die in de Verenigde Staten wonen en vertegenwoordigd worden door mr. D.C. Daal. Eiseres stelt dat het verstekvonnis is gewezen als gevolg van een fout van het Gerecht, omdat er een e-mailwisseling heeft plaatsgevonden waarin werd aangegeven dat eiseres alsnog wenste te verschijnen en te antwoorden. Eiseres verzoekt het Gerecht om de executie van het verstekvonnis op te schorten totdat er in de verzetprocedure is beslist.

Het Gerecht heeft de procedure op 28 oktober 2016 behandeld en heeft vastgesteld dat het spoedeisend belang aanwezig is. Het Gerecht overweegt dat de executant in beginsel bevoegd is tot tenuitvoerlegging van een uitvoerbaar bij voorraad verklaard vonnis, maar dat deze bevoegdheid kan worden beperkt indien er sprake is van een juridische of feitelijke misslag. Eiseres heeft betoogd dat het verstekvonnis niet had mogen worden gewezen, omdat het Gerecht op de hoogte was van de e-mailwisseling en de verwachting had gewekt dat het verstek zou worden gezuiverd.

Het Gerecht concludeert dat het verstekvonnis ten onrechte is gewezen en dat de belangen van eiseres zwaarder wegen. Het verbiedt gedaagden om het verstekvonnis ten uitvoer te leggen en legt een dwangsom op van USD 100.000,00 bij overtreding van dit verbod. Gedaagden worden veroordeeld in de proceskosten van eiseres, die zijn begroot op NAf. 249,50 aan oproepingskosten, NAf 450,00 aan griffierechten en NAf 1.000,00 aan salaris gemachtigde. Het vonnis is uitgesproken door mr. A.J.J. van Rijen op 4 november 2016.

Uitspraak

Vonnis van 4 november 2016
Zaaknummer: KG 2016/132
Vonnisnr.
GERECHT IN EERSTE AANLEG VAN SINT MAARTEN
Vonnis in kort geding
inzake
de besloten vennootschap [eiseres]
gevestigd te Sint Maarten,
eiseres,
gemachtigde: mr. J.G. Snow,
tegen
[gedaagde sub 1] en [gedaagde sub 2],
wonende in de Verenigde Staten van Amerika,
gedaagden,
gemachtigde: mr. D.C. Daal.

1.Het verloop van de procedure

1.1.
Het Gerecht heeft kennis genomen van de volgende processtukken:
  • verzoekschrift met producties d.d. 20 oktober 2016,
  • akte tot rectificatie van de naam van eiseres,
  • brief van 27 oktober 2016 met producties van mr. Snow,
  • pleitnota van mr. Snow,
  • pleitnota van mr. Daal.
1.2.
De mondelinge behandeling heeft plaatsgevonden op 28 oktober 2016 in aanwezigheid van de beide gemachtigden. De griffier heeft van het verhandelde aantekening gehouden.
1.3.
Vonnis is bepaald op heden.

2.De vaststaande feiten

2.1.
Bij verstekvonnis d.d. 18 oktober 2016 (AR 2016/92) tussen gedaagden in dit kort geding als eisers en eiseres in dit kort geding als gedaagde heeft dit Gerecht de volgende beslissingen uitgesproken:
“- verklaart voor recht dat gedaagde onrechtmatig heeft gehandeld jegens eiseres door bij het verkleinen van de ring en/of het schoonmaken van de steen schade te hebben aangericht;
- veroordeelt gedaagde om aan de eisende partij tegen behoorlijk bewijs van kwijting te betalen US$ 31.920,- (…), vermeerderd met de wettelijke rente gerekend vanaf 5 augustus 2016 tot de dag der voldoening;
- veroordeelt gedaagde in de kosten van dit geding tot aan deze uitspraak begroot op fl. 1.250,- als gemachtigdensalaris en fl. 1.004,50 aan verschotten, waarin begrepen fl. 750,- aan griffierechten;
- verklaart dit vonnis tot zover uitvoerbaar bij voorraad.”
2.2.
Bij verzetschrift d.d. 19 oktober 2016 heeft eiseres in dit kort geding verzet aangetekend tegen dit verstekvonnis.
2.3.
Op 7 september 2016 vindt de volgende e-mailwisseling plaats tussen mr. Snow en het Gerecht:
9:19 AM: mr. Snow aan het Gerecht:
“Onder verwijzing naar de zaak op de civiele rol van gisterochtend met rolnummer 44, tussen mijn cliënte [eiseres] en [gedaagden 1 en2], met A.R. nr. 92 van 2016, waarin gisterochtend verstek is verleend, bericht ik u op grond van artikel 90 Rv. dat ik mij stel namens [eiseres] en dat cliënte alsnog wenst te verschijnen en te antwoorden.”
10:06 AM: het Gerecht aan mr. Snow:
“Het is genoteerd.”
10:16 AM: mr. Snow aan het Gerecht:
“Dank voor uw snelle reactie.”
2.4.
Eiseres heeft aan gedaagden gevraagd haar te bevestigen dat het verstekvonnis niet ten uitvoer wordt gelegd in afwachting van de beslissing in de verzetprocedure. Gedaagden hebben te kennen het verstekvonnis te willen executeren.

3.De vorderingen en het verweer

3.1.
Eiseres vraagt het Gerecht om, bij uitvoerbaar bij voorraad te verklaren vonnis, de volgende beslissingen te nemen:
(…) gedaagden
“te verbieden de executie van het hierboven vermelde verstekvonnis (A.R. 92 van 2016) voort te zetten en/of uit te voeren c.q. de executie op te schorten en te schorsen totdat er in de op 19 oktober 2016 ingediende verzetprocedure is beslist, een en ander op straffe van een onmiddellijk opeisbare dwangsom van US$ 10,000 per overtreding, althans een voorziening te treffen met betrekking tot het voorgaande als door U E.A. in goede justitie te bepalen, met veroordeling van gedaagde in de kosten van deze procedure.”
3.2.
Gedaagden concluderen tot niet-ontvankelijk verklaring van eiseres in haar vorderingen, althans deze aan haar te ontzeggen, met veroordeling van eiseres in de proceskosten.
3.3.
Op de argumenten van partijen gaat het Gerecht hierna in, voor zover althans deze relevant blijken voor de uitkomst van de procedure.

4.De beoordeling

4.1.
Het spoedeisend belang is met de aard van de vordering gegeven.
4.2.
Het Gerecht stelt voorop dat in beginsel moet worden uitgegaan van de bevoegdheid van de executant tot tenuitvoerlegging van een uitvoerbaar bij voorraad verklaard vonnis. Het Gerecht kan in kort geding staking van de tenuitvoerlegging slechts bevelen, indien de executant mede gelet op de belangen aan de zijde van de geëxecuteerde die door de executie zullen worden geschaad geen in redelijkheid te respecteren belang heeft bij gebruikmaking van zijn bevoegdheid tot tenuitvoerlegging over te gaan. Dat zal onder meer het geval kunnen zijn indien het te executeren vonnis klaarblijkelijk op een juridische of feitelijke misslag berust of op de grond dat sprake is van misbruik van bevoegdheid van de executant (artikel 3:13 BW), waardoor een onverwijlde tenuitvoerlegging niet kan worden aanvaard.
4.3.
Eiseres stelt dat het verstekvonnis is gewezen als gevolg van een fout van het Gerecht, gelet op voormelde e-mailwisseling. Daaruit mocht hij afleiden dat het Gerecht op de rol zou noteren dat hij zich zou stellen en het verstek zou zuiveren. Daarna zou de zaak voor antwoord gaan zodat hoor en wederhoor zou kunnen plaatsvinden. De bijrol, waarop de zaak was genoteerd, werd zeer kort voor de rolzitting door het Gerecht rondgemaild zodat hij niet zijn rolwaarnemer kon instrueren dat daarop ten onrechte stond dat verstekvonnis zou worden gewezen.
4.4.
Gedaagden stellen daartegenover dat als mr. Snow had opgelet hij had kunnen weten dat de zaak op 18 oktober 2016 op de rol zou komen en dat hij dus wel degelijk zijn rolwaarnemer had kunnen instrueren het verstek te zuiveren. Dat dit op die rol niet is gebeurd is dus een fout van mr. Snow dan wel zijn rolwaarnemer. Verder stelt gedaagden dat de executie nog niet is aangevangen. Een belangenafweging valt in het voordeel van hen uit.
4.5.
Het Gerecht overweegt dat gedaagden weliswaar over een executoriale titel beschikken maar zij miskennen dat het verstekvonnis niet had behoren te worden gewezen. Mr. Snow kon uit voormelde emailwisseling met het Gerecht, waarvan de meest recente overigens ook aan mr. Daal in cc is gezonden met daarin de eerder gewisselde twee e-mails, redelijkerwijze de verwachting hebben dat het Gerecht op de rol zou noteren dat hij zich stelde en het verstek zou zuiveren op 18 oktober 2016. Mogelijk had mr. Snow op andere momenten voorafgaande aan dan wel (via de rolwaarnemer) op deze zitting moeten begrijpen dat het toch fout zou gaan, maar dat doet er niet aan af dat het probleem is veroorzaakt door een fout van het Gerecht. Het verstekvonnis is dus per abuis gewezen. Het beginsel van hoor- en wederhoor is geschonden.
4.6.
Door desalniettemin voornemens te zijn het verstekvonnis te gaan executeren zal door gedaagden misbruik van recht worden gemaakt, als bedoeld in artikel 3:13 BW. Aldus is geen plaats meer voor verdere belangenafweging.
4.7.
Het Gerecht zal dus de executie van het verstekvonnis verbieden. Dit verbod wordt gesanctioneerd met een dwangsom. Door gedaagden wordt nog verzocht om de executie van de proceskostenveroordeling in het verstekvonnis niet te verbieden. Hieraan gaat het Gerecht voorbij. Het is passend dat de bodemrechter hierover een oordeel velt.
4.8.
Als overwegend in het ongelijk gestelde partijen dienen gedaagden in de proceskosten te worden veroordeeld.

5.De beslissing

Het Gerecht in Eerste Aanleg:
rechtdoende in kort geding:
verbiedt gedaagden het tussen partijen gewezen verstekvonnis d.d. 18 oktober 2016 (AR 2016/92) ten uitvoer te leggen en bepaalt dat gedaagden een dwangsom verbeuren van USD 100.000,00 indien zij dit verbod overtreden,
veroordeelt gedaagden in de proceskosten, aan de zijde van eiseres begroot op NAf. 249,50 aan oproepingskosten, NAf 450,00 aan griffierechten en NAf 1.000,00 aan salaris gemachtigde,
verklaart dit vonnis tot zover uitvoerbaar bij voorraad,
wijst af het meer of anders gevorderde.
Dit vonnis is gewezen door mr. A.J.J. van Rijen, rechter in dit gerecht, en in het openbaar uitgesproken op 4 november 2016 in aanwezigheid van de griffier.