ECLI:NL:OGEAM:2016:92

Gerecht in eerste aanleg van Sint Maarten

Datum uitspraak
9 december 2016
Publicatiedatum
13 januari 2017
Zaaknummer
KG 2016/135
Instantie
Gerecht in eerste aanleg van Sint Maarten
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Kort geding
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Bevoegdheid en uitvoering van pensioenoverdracht in kort geding

In deze zaak heeft het Gerecht in Eerste Aanleg van Sint Maarten op 9 december 2016 uitspraak gedaan in een kort geding tussen eiseres, vertegenwoordigd door mr. P.H. Bruns, en de naamloze vennootschap [de verzekeringsmaatschappij], vertegenwoordigd door mr. C. Fiévez. Eiseres, geboren in 1951, is gerechtigd tot een ouderdomspensioen dat bij [de verzekeringsmaatschappij] is ondergebracht. De zaak draait om de vraag of eiseres recht heeft op de overdracht van haar opgebouwde pensioenrechten naar een andere pensioenverzekeraar, [de andere verzekeringsmaatschappij]. Eiseres heeft offertes opgevraagd en verzocht om overdracht, maar [de verzekeringsmaatschappij] heeft deze niet geaccepteerd en de opgebouwde waarde niet overgedragen. Eiseres vordert dat het Gerecht [de verzekeringsmaatschappij] gebiedt om de waarde van de opgebouwde pensioenrechten vrij te geven, met een dwangsom bij niet-nakoming.

Het Gerecht heeft vastgesteld dat het bevoegd is om van de vorderingen kennis te nemen, ondanks de algemene voorwaarden van [de verzekeringsmaatschappij] die een andere bevoegde rechter aanwijzen. Het Gerecht oordeelt dat de vorderingen van eiseres toewijsbaar zijn, omdat zij recht heeft op de opgebouwde waarde van haar pensioen en dat de datum van 1 juli 2016 geen fatale datum is voor de overdracht. Het Gerecht heeft [de verzekeringsmaatschappij] veroordeeld om de waarde van de pensioenrechten binnen 14 dagen te betalen aan een door eiseres aan te wijzen pensioenuitvoerder, met een maximum aan te verbeuren dwangsommen van USD 100.000,00. Tevens is [de verzekeringsmaatschappij] veroordeeld in de proceskosten van eiseres.

Uitspraak

Vonnis van 9 december 2016
Zaaknummer: KG 2016/135
Vonnisnr.
GERECHT IN EERSTE AANLEG VAN SINT MAARTEN
Vonnis in kort geding
inzake
[eiseres],
wonende te Sint Maarten,
eiseres,
gemachtigde: mr. P.H. Bruns
tegen
de naamloze vennootschap [de verzekeringsmaatschappij],
mede gevestigd te Sint Maarten,
gedaagde,
gemachtigde: mr. C. Fiévez.

1.Het verloop van de procedure

1.1.
Het Gerecht heeft kennis genomen van de volgende processtukken:
verzoekschrift met producties d.d. 24 oktober 2016,
pleitnota met producties van mr. Bruns,
tweede pleitnota van mr. Bruns,
pleitnota van mr. Fiévez.
1.2.
De mondelinge behandeling heeft plaatsgevonden op 25 november 2016 in aanwezigheid van eiseres, mr. Bruns en mr. Fiévez. De griffier heeft van het verhandelde aantekening gehouden.
1.3.
Vonnis is bepaald op heden.

2.De vaststaande feiten

2.1.
Eiseres, geboren op ……… 1951, is krachtens een pensioenbrief van haar voormalige werkgever, gerechtigd tot een bij [de verzekeringsmaatschappij] ondergebracht ouderdomspensioen.
2.2.
Door [de verzekeringsmaatschappij] is op 6 november 2007 een pensioenpolis afgegeven met nummer 2000194176. Verzekeringnemer is de voormalig werkgever van eiseres. Verzekerde is eiseres. Het verzekerd kapitaal bedraagt NAf 103.575,00 dat wordt uitgekeerd op 1 juli 2016 (pensioendatum).
2.3.
Op de polis is van toepassing “Pensioenclausule CP10” waarin onder andere is vermeld:
“Hierbij wordt aangetekend, dat de uitkering op de einddatum zal worden aangewend voor de aankoop van een pensioen:
a.
op het leven van verzekerde en diens echtgenoot (…)”
2.4.
Op een door [de verzekeringsmaatschappij] op 27 mei 2016 ontvangen formulier dat door eiseres is ingevuld en ondertekend is vermeld:
“Nieuwe Penshonado”. Bovenaan heeft zij het polisnummer 2000194176 ingevuld. Verder zijn haar NAW-gegevens en die van haar echtgenoot ingevuld door haar alsmede Soort Pensioen:
“Pensioenverzekering op kapitaalbasis”. Tevens is het bankrekeningnummer van eiseres ingevuld. Als ingangsdatum van het pensioen is vermeld 1 juli 2016.
2.5.
Bij brief van 16 juni 2016 offreert [de verzekeringsmaatschappij] aan eiseres een aan te kopen ouderdomspensioen. Onder het kopje
“Geldigheid”is onder andere vermeld dat deze offerte drie weken geldig is en dat deze offerte ondertekend moet worden geretourneerd, vergezeld van een ingevuld en ondertekend aanvraagformulier en een kopie van het identiteitsbewijs.
“Zodra wij genoemde stukken hebben ontvangen, zullen wij het verzoek verder in behandeling nemen.”Deze offerte is door eiseres niet ondertekend en evenmin geretourneerd aan [de verzekeringsmaatschappij].
2.6.
Bij brief van [de andere verzekeringsmaatschappij] d.d. 20 juli 2016 aan [de verzekeringsmaatschappij] met als onderwerp:
“Pensioenkapitaal overdracht [eiseres]”wordt het verzoek gedaan voor de overdracht van de door eiseres opgebouwde pensioenrechten ter waarde van NAf 104.337,-. Verderop:
“De inkomende waarde zal worden aangewend om een fiscaal pensioen lijfrente bij [de andere verzekeringsmaatschappij] aan te kopen op het leven van [eiseres]”.
2.7.
Bij e-mail van [de verzekeringsmaatschappij] aan [de andere verzekeringsmaatschappij] van 28 juli 2016 wordt onder andere het volgende bericht:
“Helaas kan er geen waarde overdracht meer plaats vinden aangezien mevrouw reeds de rentetrekkers formulier bij ons heeft ingevuld en getekend waardoor de pensioen dan officieel is ingegaan per expiratiedatum van 1 juli 2016. Mevrouw zal dan per eind augustus haar eerste betaling krijgen over de maanden juli en augustus 2016.”
2.8.
In de periode tweede helft augustus tot en met eerste helft november 2013 heeft [de verzekeringsmaatschappij] pensioenpenningen uitbetaald aan eiseres. Zij heeft deze teruggestort op de bankrekening van [de verzekeringsmaatschappij].
2.9. [
de andere verzekeringsmaatschappij] zou NAf 70,00 per maand meer aan pensioenpenningen uitkeren dan [de verzekeringsmaatschappij] nu doet.
2.10.
Ondanks sommatie namens eiseres heeft [de verzekeringsmaatschappij] de opgebouwde waarde niet overgedragen aan [de andere verzekeringsmaatschappij].

3.De vorderingen en het verweer

3.1.
Eiseres vraagt het Gerecht om, bij uitvoerbaar bij voorraad te verklaren vonnis, de volgende beslissingen te nemen:
“[de verzekeringsmaatschappij] te gebieden om de waarde van de door eiseres bij [de verzekeringsmaatschappij] opgebouwde pensioenrechten per 1 juli 2016 in het geheel vrij te geven ter vrije beschikking aan eiseres ten behoeve van onderbrenging van het pensioen bij een pensioenverzekeraar naar keuze van eiseres, een en ander binnen 24 uur na het in deze te wijzen vonnis, op verbeurte van een dwangsom ten behoeve van eiseres van US$ 1.000,= per dag, of gedeelte van een dag waarop [de verzekeringsmaatschappij] in gebreke blijft met het in deze te wijzen vonnis;
[de verzekeringsmaatschappij] te veroordelen in de kosten van het geding.”
3.2. [
de verzekeringsmaatschappij] concludeert tot niet-ontvankelijk verklaring van eiseres in haar vorderingen, althans deze aan haar te ontzeggen, met veroordeling van eiseres in de proceskosten.
3.3.
Op de argumenten van partijen gaat het Gerecht hierna in, voor zover althans deze relevant blijken voor de uitkomst van de procedure.

4.De beoordeling

Spoedeisend belang
4.1.
Het spoedeisend belang is met de aard van de vordering gegeven.
Bevoegdheid Gerecht
4.2. [
de verzekeringsmaatschappij] stelt dat het Gerecht niet bevoegd is van dit geschil kennis te nemen. Zij verwijst daartoe naar haar algemene voorwaarden, stellende dat deze van toepassing zijn op de polis, waarin is vermeld dat:
“Any and all disputes shall be referred to the competent judge in Willemstad to the exclusion of anyone else.”Eiseres voert gemotiveerd aan dat het Gerecht wel bevoegd is.
4.3.
Het Gerecht overweegt dat op grond van artikel 97 Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering het Gerecht in de bodemprocedure bevoegdheid zou toekomen omdat het er hier om gaat of tussen eiseres en [de verzekeringsmaatschappij] een overeenkomst tot stand is gekomen betreffende de aankoop van een ouderdomspensioen. Daarop kunnen voormelde algemene voorwaarden niet van toepassing zijn omdat die uitsluitend zien op de pensioenpolis uit 2007 die tot uitkering is gekomen. De regels van relatieve competentie in kort geding volgen zo veel mogelijk de regels voor de bodemprocedure.
4.4.
Verder geldt, zoals eiseres terecht stelt, al bijna 100 jaar de regel dat de kort geding rechter van de plaats waar de voorlopige voorziening bij voorraad wordt vereist bevoegd is (HR 23 november 1917, NJ 1918, 6). Eiseres woont in Sint Maarten, [de verzekeringsmaatschappij] is daar mede gevestigd en de gevraagde veroordeling moet hier ten uitvoer worden gelegd.
4.5.
Vandaar dat het Gerecht op deze twee gronden bevoegd is kennis te nemen van de onderhavige vorderingen in kort geding.
De inhoudelijke beoordeling
4.6.
Kort en zakelijk weergegeven verweert [de verzekeringsmaatschappij] zich als volgt tegen de vorderingen van eiseres. Op de pensioendatum van 1 juli 2016 diende de opgebouwde waarde te worden aangewend voor de uitkering van het pensioen. Dat is wettelijk geregeld; zie de Regeling Pensioenen, artikel 2 lid 2 waarin is vermeld dat het pensioen niet later ingaat dan op 65-jarige leeftijd (A.B. 2013, GT no. 811). Zie ook pensioenclausule CP 10. Eiseres ging daarvan zelf ook uit; zie het “pensioentrekkersformulier” dat door haar is ingevuld. [de andere verzekeringsmaatschappij] namens eiseres verzoekt pas om overdracht op 20 juli 2016, dus nadat eiseres de leeftijd van 65 had bereikt. Dat is dus te laat. Deze argumenten worden door eiseres gemotiveerd weersproken.
4.7.
Naar voorlopig oordeel heeft het volgende te gelden. Op grond van de pensioenpolis dient de opgebouwde waarde te worden aangewend om een pensioen aan te kopen, ingaande op de 65e verjaardag van eiseres. Het staat eiseres vrij om deze opgebouwde waarde bij [de verzekeringsmaatschappij] onder te brengen of bij een andere pensioenverzekeraar. Vandaar dat zij offertes heeft opgevraagd bij [de verzekeringsmaatschappij] en bij [de andere verzekeringsmaatschappij].
4.8.
Het Gerecht dient de vraag te beantwoorden of tussen eiseres en [de verzekeringsmaatschappij] een overeenkomst tot stand is gekomen betreffende de aankoop van een ouderdomspensioen. Dat is een kwestie van aanbod en aanvaarding. Die vraag wordt ontkennend beantwoord. Duidelijk is immers dat [de verzekeringsmaatschappij] de offerte van eiseres niet heeft geaccepteerd. Dat eiseres een “pensioentrekkersformulier” op 27 mei 2016 heeft ondertekend doet niet ter zake. [de verzekeringsmaatschappij] heeft immers pas op 16 juni 2016 geoffreerd. Met [de verzekeringsmaatschappij] is het Gerecht het eens dat het onmogelijk is om op 27 mei 2016 een aanbod te accepteren dat op 16 juni 2016 pas wordt gedaan.
4.9.
Het verweer van [de verzekeringsmaatschappij], dat [de andere verzekeringsmaatschappij] pas na de pensioendatum het verzoek om overdracht namens haar heeft gedaan, gaat evenmin op. Uitgangspunt is immers dat eiseres gerechtigd is te bezien bij welke pensioenuitvoerder zij het voordeligst uit is. Het betreft immers een belangrijke financiële beslissing voor de rest van haar leven en gebleken is dat [de andere verzekeringsmaatschappij] een aantrekkelijker aanbod heeft gedaan dan [de verzekeringsmaatschappij]. Anders dan [de verzekeringsmaatschappij] aanvoert is 1 juli 2016 geen fatale datum. In haar eigen offerte d.d. 16 juni 2016 immers geeft zij aan eiseres een acceptatietermijn van drie weken zodat de datum van 1 juli 2016 wordt overschreden. Evenmin schrijft voormelde Regeling Pensioenen voor dat een en ander voor de pensioendatum moet zijn geregeld. Dat is een regeling van loonbelastingrechtelijke aard die geen pensioenrechtelijke voorschriften bevat. Pensioenwetgeving op dit punt ontbreekt in het recht van Sint Maarten.
4.10.
De vorderingen worden dus toegewezen, zij het enigszins aangepast. De dwangsommen worden gemaximeerd.
Proceskostenveroordeling
4.11.
Als overwegend in het ongelijk gestelde partij dient [de verzekeringsmaatschappij] in de proceskosten te worden veroordeeld.

5.De beslissing

Het Gerecht in Eerste Aanleg:
rechtdoende in kort geding:
verklaart zich bevoegd om van de vorderingen kennis te nemen,
gebiedt [de verzekeringsmaatschappij] om de waarde van de door eiseres bij [de verzekeringsmaatschappij] opgebouwde pensioenrechten per 1 juli 2016 te betalen aan een andere door eiseres schriftelijk aan te wijzen pensioenuitvoerder, een en ander binnen 14 dagen na ontvangst door [de verzekeringsmaatschappij] van deze schriftelijke mededeling, zulks op verbeurte van een dwangsom ten behoeve van eiseres van USD 1.000,= per dag, of gedeelte van een dag waarop [de verzekeringsmaatschappij] in gebreke blijft met het in deze te wijzen vonnis, waarbij een maximum aan te verbeuren dwangsommen van USD 100.000,00 geldt;
veroordeelt [de verzekeringsmaatschappij] in de proceskosten, aan de zijde van eiseres begroot op NAf. 249,50 aan oproepingskosten, NAf 450,00 aan griffierechten en NAf 1.500,00 aan salaris gemachtigde,
verklaart dit vonnis tot zover uitvoerbaar bij voorraad,
wijst af het meer of anders gevorderde.
Dit vonnis is gewezen door mr. A.J.J. van Rijen, rechter in dit gerecht, en in het openbaar uitgesproken op 9 december 2016 in aanwezigheid van de griffier.