Uitspraak
1.Het verloop van de procedure in conventie en in reconventie
2.De vaststaande feiten in conventie en in reconventie
“om zodanige reparaties en/of werkzaamheden aan het gehuurde te laten uitvoeren, dat er geen lekkages meer zijn en dat de electriciteitsvoorzieningen veilig zijn, (…).”[de verhuurder] heeft omstreeks 8 juli 2015 het dak boven de beide units laten repareren. Daarna heeft [de huurder] over het dak geen klachten meer gericht tot [de verhuurder].
3.De vorderingen en het verweer in conventie en in reconventie
Primair:voor recht te verklaren dat de huurovereenkomst tussen [de verhuurder] en [de huurder] met betrekking tot de gehuurde units gelegen en deel uitmakende van het ... Resort (thans [de verhuurder] Resort) bij brief van 15 april 2016 rechtsgeldig (buitengerechtelijk) is ontbonden;
[de huurder] te bevelen om binnen een (1) week na betekening aan haar van het door u E.A. in deze te wijzen vonnis, althans een door u E.A. in goede justitie te bepalen datum, het voorschreven onroerend goed, gelegen te ... Resort, te ontruimen, met medeneming van al het hare en de haren (daaronder mede begrepen eventueel aanwezige derden-onderhuurders c.q. gebruikers) en dit in goede staat ter vrije beschikking van [de verhuurder] te stellen, zulks met machtiging van [de verhuurder] om desnoods met behulp van de sterke arm dit te bewerkstelligen;
[de huurder] te veroordelen om aan [de verhuurder], tegen behoorlijk bewijs van kwijting, te betalen, de somma van $ 23.164,98 [zijnde de opeisbaar verschuldigde achterstallige huurpenningen, vide productie 38], vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 1 november 2015 (datum verzuim) tot de dag der algehele voldoening;
[de huurder] te veroordelen om aan [de verhuurder], tegen behoorlijk bewijs van kwijting, te betalen, de somma van $ 14.106,80 [zijnde de opeisbaar verschuldigde late fee (ex artikel 3.4. van de huurovereenkomst) over de (destijds) achterstallige huurpenningen over de periode september 2014 tot en met augustus 2015, alsmede de maanden november 2015 tot en met april 2016, vide productie 38];
[de huurder] te veroordelen om aan [de verhuurder], tegen behoorlijk bewijs van kwijting, te betalen, de somma van $ 467,59 tot betaling van de wettelijke rente over de niet tijdig betaalde huurpenningen over de periode 15 september 2014 tot en met 18 augustus 2015 (vide productie 29);
[de huurder] te veroordelen om aan [de verhuurder], tegen behoorlijk bewijs van kwijting, te betalen, de somma van $ 14.038,03 [zijnde de opeisbaar verschuldigde maintenance fee over de periode 15 september 2014 tot en met april 2016, vide productie 38], vermeerderd met de wettelijke rente vanaf datum verzuim tot de dag der algehele voldoening en tevens 15% buitengerechtelijke incassokosten (late fee), zijnde een bedrag van $ 2.630,63 (vide productie 38);
[de huurder] te veroordelen om aan [de verhuurder], tegen behoorlijk bewijs van kwijting, te betalen, de somma van $ 5.306,05 [zijnde de opeisbaar verschuldigde kosten van water en elektra over de periode oktober 2015 tot en met maart 2016, vide productie 38], vermeerderd met de wettelijke rente vanaf datum verzuim tot de dag der algehele voldoening en tevens 15% buitengerechtelijke incassokosten (late fee), zijnde een bedrag van $ 105,00 (vide productie 38);
[de huurder] te veroordelen om aan [de verhuurder], tegen behoorlijk bewijs van kwijting, te betalen, de somma van $ 3,536,47 [zijnde de aanvulling van de waarborgsom tot deze gelijk is aan drie (3) maanden huur]”,
[de verhuurder] te veroordelen om aan [de huurder], tegen behoorlijk bewijs van kwijting, te betalen alle schade van [de huurder] die redelijkerwijs het gevolg is van het verwijtbaar handelen van [de verhuurder], nader op te maken bij staat en te vereffenen volgens de wet;
4.De beoordeling
(“De verkrijger wordt slechts gebonden door die bedingen van de huurovereenkomst, die onmiddellijk verband houden met het doen hebben van het gebruik van de zaak tegen een door de huurder te betalen tegenprestatie.”)bij conclusie van antwoord in conventie. Dat neemt echter niet weg dat [de huurder] (en overigens ook [de verhuurder]) uitvoerig ingaan op bedingen in de huurovereenkomst met [de vorige verhuurder] die niet onmiddellijk verband houden met de door de huurder te betalen huurpenningen, zonder zich kenbaar rekenschap te geven van deze bepaling.
(“Indien de huur van rechtswege een einde zou nemen, zonder dat opzegging is vereist, maar de huurder deze voor bepaalde op onbepaalde tijd wenst te verlengen, houdt de huur niet op dan na verkregen toestemming van de huurcommissie.”)krachtens artikel 7:274 lid 2 BW niet van toepassing is, zodat [de verhuurder] geen toestemming van de huurcommissie nodig heeft om de huurovereenkomst te beëindigen. Zij exploiteert immers een hotel en heeft daartoe ook een zogenaamde hotelvergunning van de overheid verkregen. Verder is [de verhuurder] van mening dat, uitgaande van artikel 2.2. van de huurovereenkomst, er geen sprake is van goed huurderschap zodat zij het verzoek van [de huurder] tot verlenging mocht weigeren.
“inmiddels”(alinea 22 verzoekschrift) ook weer gesloten.
(Purpose of the lease). Tot twee keer toe heeft [de huurder] een feest georganiseerd waardoor overlast voor haar hotelgasten is ontstaan.
[de verhuurder]is dit door haar buitengerechtelijke ontbinding op grond van artikel 7:210 BW en artikel 6.3. van de huurovereenkomst het geval met ingang van 15 april 2016. Daartoe stelt zij dat de schade die de brand van 3 april 2016 aan het gehuurde heeft toegebracht de ontbinding van de huurovereenkomst rechtvaardigt. Herstel van de schade is niet mogelijk en herbouw is economisch onverantwoord want vereist uitgaven die redelijkerwijs van [de verhuurder] niet zijn te vergen. Zij heeft daartoe offertes en kostenbegrotingen overgelegd.
[de huurder], op haar beurt, betwist dat [de verhuurder] gerechtigd is om de huurovereenkomst op deze grond te ontbinden. Zij heeft zelf offertes aangevraagd voor herbouw die veel lager zijn dan die [de verhuurder] in het geding heeft gebracht. [de verhuurder] dient de schade te herstellen zodat de huurovereenkomst kan worden voortgezet.
5.De beslissing
donderdag 16 maart 2016 om 8.30 uurmet aansluitend een descente in de beide units,