In deze zaak heeft het Gerecht in Eerste Aanleg van Sint Maarten op 31 maart 2017 uitspraak gedaan in een kort geding tussen een werkgever en een werknemer. De werkgever, een architectenkantoor, heeft de werknemer, een Project Architect, op staande voet ontslagen. De werknemer heeft hiertegen verweer gevoerd en verzocht om ontbinding van de arbeidsovereenkomst met inachtneming van de wettelijke opzegtermijn en om betaling van achterstallig salaris en een billijke vergoeding. De werkgever heeft verzocht om voorwaardelijke ontbinding van de arbeidsovereenkomst zonder vergoeding. Tijdens de procedure zijn verschillende processtukken ingediend, waaronder een verzoekschrift, verweerschrift en pleitnota's. De behandeling vond plaats op 15 maart 2017.
De feiten van de zaak zijn als volgt: de werknemer was sinds 24 juli 2016 in dienst bij de werkgever. Op 8 december 2016 ontving hij een waarschuwing van de werkgever vanwege een gebrek aan verantwoordelijkheid. Na een gesprek op 2 januari 2017, waarin de werkgever zijn onvrede over het functioneren van de werknemer uitte, heeft de werkgever op 25 januari 2017 het ontslag op staande voet verleend. De werknemer heeft dit ontslag betwist en zich beschikbaar gehouden voor zijn werkzaamheden.
Het Gerecht heeft geoordeeld dat de werknemer niet-ontvankelijk is in zijn vorderingen die verband houden met de nietigheid van het ontslag op staande voet, omdat deze vorderingen niet in deze procedure kunnen worden ingesteld. Het Gerecht heeft het verzoek van de werkgever tot ontbinding van de arbeidsovereenkomst op basis van een dringende reden afgewezen, maar heeft het verzoek op basis van veranderde omstandigheden toegewezen. De vertrouwensbreuk tussen partijen was zodanig dat voortzetting van het dienstverband niet mogelijk was. De werknemer heeft recht op een billijke vergoeding van USD 5.000,00 bruto. De proceskosten zijn voor eigen rekening van beide partijen.