Uitspraak
1.De procedure
2.De feiten
3.Het geschil
4.De beoordeling
“(…) Dit betoog miskent evenwel dat voor veroordeling tot schadevergoeding op te maken bij staat, wat betreft het element schade, niet meer is vereist dan dat de mogelijkheid van schade als gevolg van onrechtmatige daad aannemelijk is.”Als [advocaat 1] het daarmee niet eens was dan had hij het Gemeenschappelijk Hof op de onjuistheid van deze overweging kunnen wijzen.
“betekenen”bij [advocaat 1]. Een schadestaat is ook niet aan het verzoekschrift gehecht. Ook dit zou moeten leiden tot niet-ontvankelijk verklaring van [de cliënt] in zijn vorderingen.
“De termijn van beroep is dertig dagen, gerekend van de dag der uitspraak, of, indien de eiser in beroep bij die uitspraak niet tegenwoordig is geweest, van de dag waarop het eindvonnis hem volgens de wet is medegedeeld.”Artikel 119 lid 3 Rv bepaalt dat de inhoud van het eindvonnis bij aangetekende dienstbrief door de griffier moet worden medegedeeld aan de partij die niet bij de uitspraak aanwezig was. In beide gevallen gaat de beroepstermijn dus lopen op het moment dat de veroordeelde partij kennis draagt van de uitspraak. In 2008 is de woning van [de cliënt] en zijn echtgenote, volgens de hiervoor geciteerde considerans van de notariële akte, verkocht dus voordien was er kennelijk nog niet geëxecuteerd. De procedure tussen [de cliënt] en [advocaat 1] is ingeleid met een verzoekschrift d.d. 17 november 2005, zodat [de cliënt] pas kort daarvoor kennis moet hebben gekregen van het vonnis tegen hem en hij had toen dus hoger beroep moeten instellen. De voormelde dienstbrief van het Gerecht d.d. 25 april 2003 is niet aangetekend verzonden zodat de hoger beroepstermijn niet is gaan lopen.
de fout van [de cliënt] om niet in hoger beroep te gaan van veel ernstiger aard is dan de fout van [advocaat 2], die immers van mening was dat hij zich nooit gesteld had als advocaat en na het desisteren en het vonnis geen contact had opgenomen met [de cliënt] over het vonnis.”(alinea 49 conclusie van antwoord).
“as full and final settlement for certain disputes between him and [A]”;
“Hiermee staat dus vast dat het aandeel van [de cliënt] in deze onroerende zaak op dat moment in elk geval een marktwaarde vertegenwoordigde van US$ 250.000 (…)”(alinea 9 verzoekschrift). Bij repliek herhaalt [de cliënt] dit als reactie op het verweer van [advocaat 1].
uitsluitendop dit verweer te reageren. Er is geen reden om [advocaat 1] hierop bij (antwoord)akte te laten reageren (tenzij [de cliënt] producties in het geding brengt) zodat na kennisneming van deze akte eindvonnis kan worden gewezen.