Uitspraak
1.De procedure
2.De feiten
3.Het geschil
4.De beoordeling
“[de vennootschap] heeft het onroerend goed gekocht nu juist met het doel om haar begunstigden en haar bestuursleden woongenot te verschaffen.”Dit betekent dat [A] in zijn vorderingen niet-ontvankelijk dient te worden verklaard.
“Immers de pier ligt pal voor zijn woonhuis. Het voortdurende aan en afmeren van boten leidt tot geluids- en stankoverlast. Door de positie van de bouw van de pier heeft [de vennootschap] zelf nauwelijks toegang tot zijn bootslip aan de voorkant van zijn perceel. De bootslips geven slechts de mogelijkheid tot het aanmeren van een enkele persoonlijke boot aan de voorkant van de percelen. De aangemeerde boten nemen overigens het ongestoorde uitzicht aan [de vennootschap].”Bij repliek op bladzijde 7:
“….dat er een betonnen kolos aan de voorkant van zijn perceel aan het water is gebouwd. Deze constructie en de boten die daar worden aangemeerd, blokkeren zijn uitzicht. Het wegvaren van de boten leidt tot stank en geluidsoverlast …”