ECLI:NL:OGEAM:2018:104

Gerecht in eerste aanleg van Sint Maarten

Datum uitspraak
7 oktober 2018
Publicatiedatum
10 december 2018
Zaaknummer
SXM201801128 (EJ 2018/302)
Instantie
Gerecht in eerste aanleg van Sint Maarten
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Ontbinding van de arbeidsovereenkomst wegens veranderde omstandigheden en disfunctioneren van de werknemer

In deze zaak heeft het Gerecht in eerste aanleg van Sint Maarten op 7 november 2018 uitspraak gedaan in een arbeidsrechtelijke kwestie tussen een werkgever en een werknemer. De werknemer, die sinds 1 mei 2010 in dienst was als receptionist, had te maken met meerdere schriftelijke waarschuwingen van de werkgever over haar functioneren. Ondanks deze waarschuwingen, die over een periode van zeven jaar waren verstrekt, verbeterde haar functioneren niet. De werkgever verzocht om ontbinding van de arbeidsovereenkomst op basis van gewichtige redenen, terwijl de werknemer verzocht om afwijzing van dit verzoek en om ontbinding van de arbeidsovereenkomst wegens door de werkgever veroorzaakte veranderde omstandigheden.

Tijdens de mondelinge behandeling op 24 oktober 2018 zijn beide partijen verschenen, bijgestaan door hun gemachtigden. De werknemer had ook medische klachten, maar het Gerecht oordeelde dat de overgelegde medische informatie onvoldoende was om aan te nemen dat deze klachten het gevolg waren van de werksituatie. Het Gerecht concludeerde dat de vertrouwensbasis tussen partijen was komen te vervallen, vooral gezien de vele waarschuwingen die de werknemer had ontvangen. De werkgever had een ontbindingsvergoeding aangeboden, die het Gerecht billijk achtte, en besloot de arbeidsovereenkomst te ontbinden.

De beslissing van het Gerecht hield in dat de arbeidsovereenkomst werd ontbonden wegens gewichtige redenen, en dat de werkgever een vergoeding van NAf. 40.231,00 bruto aan de werknemer moest betalen. De proceskosten werden voor eigen rekening van beide partijen gesteld. De uitspraak werd gedaan door rechter A.J.J. van Rijen en is openbaar gemaakt op 7 november 2018.

Uitspraak

GERECHT IN EERSTE AANLEG VAN SINT MAARTEN
Zaaknummer: SXM201801128 (EJ 2018/302)
Beschikking d.d. 7 november 2018 (bij vervroeging)
inzake
[de werkgever].,gevestigd te Sint Maarten,
verzoekster,
verweerster m.b.t. het zelfstandig tegenverzoek,
hierna: de werkgever,
gemachtigden: mr. M.M. HOFMAN-RUIGROK, mr. W. TEN VEEN,
tegen
[de werknemer],wonende te Sint Maarten,
verweerster,
verzoekster m.b.t. het zelfstandig tegenverzoek,
hierna: de werknemer,
gemachtigden: mr. C.M. MARICA en mr. S.R. BOMMEL.

1.1. Het verloop van de procedure

1.1.
Het Gerecht heeft kennisgenomen van de volgende processtukken:
- verzoekschrift met producties van 22 augustus 2018,
- brieven van 19 en 22 oktober namens de werkgever met producties,
- brief van 19 oktober 2018 namens de werknemer met producties,
- verweerschrift tevens houdende zelfstandig verzoek namens de werknemer (met dezelfde producties).
1.2.
De mondelinge behandeling heeft plaatsgevonden op 24 oktober 2018. Verschenen zijn mr. Ten Veen en de heer ……,
general managervan de werkgever. De werknemer is verschenen, bijgestaan door haar gemachtigden. De griffier heeft aantekening gehouden van wat er is gezegd.
1.2.
De uitspraak wordt vandaag gedaan.

2.De feiten

2.1.
De werknemer (geboren op 10 augustus 197..) is met ingang van 1 mei 2010, thans voor onbepaalde tijd, in loondienst van de werkgever werkzaam in de functie van receptionist. Haar salaris bedraagt NAf. 2.784,00 bruto per maand, exclusief emolumenten.
2.2.
Door de werkgever is de werknemer op de volgende data schriftelijk gewaarschuwd dat zij haar functioneren moet verbeteren:
13 oktober 2010, 1 juli 2014, 8 januari 2015, 13 januari 2015, 19 mei 2015, 23 september 2015, 22 augustus 2016, 19 januari 2017, 22 februari 2017, 8 maart 2017, 9 maart 2017, 19 juli 2017, 31 oktober 2017, 29 mei 2018, 6 juni 2018, 7 juni 2018 (16 waarschuwingsbrieven).
2.3.
Deze waarschuwingsbrieven zien op meerdere incidenten, variërende van regelmatig te laat komen, onregelmatigheden betreffende de bij de werkgever afgesloten autofinanciering, het niet opvolgen van interne voorschriften, te weinig dienstbetoon richting de cliënten en het niet spontaan terugbetalen van een voorgeschoten bedrag van NAf. 50,00.
2.4.
Bij brief van 16 februari 2017 heeft de werknemer zich gewend tot de directeur van de werkgever in Curaçao. Daarin beklaagt zij zich over pestgedrag van het lokale management op Sint Maarten richting haar. Specifiek stelt zij dat de managers regelmatig klagen dat zij haar werk niet goed doet maar zij wordt uitgesloten van uitnodigingen om trainingen te volgen die haar zouden kunnen helpen haar functioneren te verbeteren. Zij stelt dat de werkomgeving zeer stressvol is en dat zij zich onveilig en ongemakkelijk op het werk voelt.
2.5.
Op deze brief is door de directeur van de werkgever niet gereageerd.
2.6.
Bij het evaluatieformulier over 2017 van 16 april 2018 is een memorandum gevoegd dat door management en de werknemer
(“for acceptance”)is ondertekend. Daarin is onder andere vermeld dat werkethiek, gedrag, houding en competenties van de werknemer zich niet hebben verbeterd, ondanks dat deze problemen meerdere malen met haar zijn besproken.
2.7.
Bij brief van 9 augustus 2018 heeft de werkgever de werknemer op non-actief gesteld en is zij uitgenodigd voor een overleg dat er toe moet leiden dat de arbeidsovereenkomst met wederzijds goedvinden zal worden beëindigd. Per e-mail van 12 augustus 2018 aan de werkgever is namens de werknemer tegen de non-actiefstelling geprotesteerd.
2.8.
Bij brief van 14 augustus 2018 heeft de werkgever aan de werknemer een beëindigingsvoorstel gedaan, waarbij aan de werknemer een vergoeding werd voorgesteld van NAf. 40.231,00 bruto aan “cessantia”. Met dat voorstel is de werknemer niet akkoord gegaan.
2.9.
In de brief van de huisarts van de werknemer van 21 september 2018 wordt omschreven dat zij vanaf februari 2013 tot september 2016 meerdere medische problemen heeft gehad, waaronder periodes van angsten en depressies. De brief van de psychiater van 29 augustus 2018 beschrijft dat zij in de periode van april tot oktober 2014 in behandeling is geweest wegens angsten en depressies als gevolg van drie factoren, waaronder twee van familiale aard terwijl de derde factor werkgerelateerd is.

3.Het geschil

3.1.
De werkgever verzoekt het Gerecht om de arbeidsovereenkomst zo spoedig mogelijk te ontbinden op grond van gewichtige redenen bestaande uit een verandering in de omstandigheden.
3.2.
De werknemer verzoekt het Gerecht het verzoek van de werkgever af te wijzen en haar in de proceskosten te veroordelen.
3.3.
De werknemer verzoekt, bij wijze van tegenverzoek, dat de arbeidsovereenkomst wegens veranderde omstandigheden, die door de werkgever zijn veroorzaakt, wordt ontbonden en om aan haar een redelijke vergoeding toe te kennen van tenminste NAf. 71.016,00, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf deze uitspraak, met veroordeling van de werkgever in de proceskosten, eveneens te vermeerderen met de wettelijke rente, te rekenen vanaf 14 dagen na dagtekening van deze beschikking.
3.4.
De werkgever verzoekt het Gerecht het verzoek van de werknemer af te wijzen.
3.5.
Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.

4.De beoordeling

Processueel

4.1.
Ter zitting maakte de werkgever er, vanuit de optiek van een goede procesorde niet onterecht, een punt van dat het verweerschrift tevens zelfstandig verzoek van de werknemer pas op de zitting werd ingediend. De rechter heeft aan de werkgever gevraagd of met de behandeling kon worden doorgegaan of dat uitstel of nog een schriftelijke ronde nodig was. De werkgever heeft bevestigd met de behandeling ter zitting hoor en wederhoor voldoende zijn gewaarborgd. Vandaar dat vandaag uitspraak kan worden gedaan.
Ontbinding
4.2.
Omdat beide partijen het Gerecht verzoeken de arbeidsovereenkomst te ontbinden zal het Gerecht dat doen op grond van veranderde omstandigheden.
Vergoeding
4.3.
Nu moet het Gerecht beoordelen of aan de werknemer een vergoeding naar billijkheid moet worden toegekend. Door de werknemer wordt een groot aantal tevredenheidsbetuigingen van (voormalige) collega’s en cliënten overgelegd. Daaruit volgt dat zij prima functioneerde. Ook zijn er brieven van voormalige collega’s waaruit volgt dat er aan het management het nodige mankeerde. De werkgever weerspreekt deze brieven en verklaringen gemotiveerd, onder andere door er op te wijzen dat een van de brieven afkomstig is van de inmiddels ontslagen manager die aan de werknemer zelf ook waarschuwingsbrieven heeft gestuurd.
4.4.
Het Gerecht wil best aannemen dat de werksfeer binnen de vestiging van de werkgever op Sint Maarten niet altijd goed is geweest. De werknemer, en overigens ook andere werknemers, heeft aan de directeur op 16 februari 2017 bij brief haar nood geklaagd. Dat is een stevige actie van de werknemer. Ter zitting is gebleken dat de werkgever niet de moeite heeft genomen daarop te reageren. Dat is onzorgvuldig van de werkgever.
4.5.
Dat alles neemt echter niet weg dat er 16 schriftelijke waarschuwingen liggen aan het adres van de werknemer over een periode van 7 jaar. Dat zijn er heel veel. Geen van die waarschuwingen zijn door de werknemer met een schriftelijke reactie (in de zin van: het klopt niet want er was dit of dat aan de hand) gepareerd. Daarom moet het Gerecht ervan uit gaan dat die schriftelijke waarschuwingen terecht zijn gegeven. De werknemer stelt dat zij het memorandum bij haar evaluatie in de processtukken voor het eerst zag. Het Gerecht constateert dat onder dat memorandum haar handtekening staat zodat de werknemer eigenlijk zegt dat de werkgever die handtekening heeft vervalst. Deze procedure is niet geschikt om dit onderwerp verder uit te diepen. Het Gerecht tekent aan dat het memorandum, gelet op de 16 schriftelijke waarschuwingen, niet veel nieuws bevat. Het omschrijft dat de werknemer niet functioneerde en, ondanks daarop aangesproken te zijn, geen verbetering liet zien.
4.6.
De overgelegde medische informatie is onvoldoende om ervan uit te gaan dat de klachten een gevolg zijn van dewerksfeer . Er lijkt veel eerder sprake te zijn van een multi-causaal verband zoals wel vaker het geval bij surmenage.
4.7.
Het Gerecht kan zich voorstellen dat de werkgever het besluit heeft moeten nemen om de arbeidsovereenkomst te beëindigen. Gelet op alles wat er is voorgevallen is duidelijk dat de vertrouwensbasis is komen te ontvallen. Het Gerecht vindt dit meer in de risicosfeer van de werknemer liggen dan van de werkgever, gelet op de 16 door haar niet weersproken waarschuwingen. De door de werkgever voorgestelde ontbindingsvergoeding (die iets boven C = 1 ingevolge de kantonrechtersformule ligt) vindt het Gerecht billijk. Volgens de werkgever is dit aanbod inmiddels ingetrokken maar dat neemt natuurlijk niet weg dat het Gerecht deze vergoeding alsnog kan opleggen.
Intrekkingstermijn
4.8.
Het Gerecht zal aan partijen een intrekkingstermijn geven, zoals voorgeschreven door de wet.
Proceskosten
4.9.
Omdat de werkgever een passend aanbod heeft gedaan om tot beëindiging van de arbeidsovereenkomst te komen ziet het Gerecht geen reden om de werkgever in de proceskosten te veroordelen. Deze moeten door partijen voor eigen rekening worden gehouden.

5.De beslissing

Het Gerecht:
geeft aan de werkgever en de werknemer een termijn tot
vrijdag 16 november 2018 om 14.00 uurom het verzoek desgewenst in te trekken,
en, als een van de verzoeken niet wordt ingetrokken:
ontbindt de arbeidsovereenkomst wegens gewichtige redenen, bestaande uit veranderde omstandigheden en kent aan de werknemer een vergoeding toe van NAf. 40.231,00 bruto en veroordeelt de werkgever om dit bedrag aan de werknemer te betalen binnen 4 weken na heden,
ongeacht of de verzoeken al dan niet worden ingetrokken:
bepaalt dat partijen de proceskosten voor eigen rekening moeten houden,
wijst af het meer of anders verzochte.
Deze beschikking is gewezen door mr. A.J.J. van Rijen, rechter, en op 7 november 2018 uitgesproken ter openbare terechtzitting in aanwezigheid van de griffier.